Met ‘Wintermärchen’ breekt Philippe Boesmans definitief door in het buitenland. En in eigen land beleeft het meesterwerk van György Ligeti, ‘Le grand Macabre’ eindelijk zijn première.
Op 6 november ging Wintermärchen van Philippe Boesmans in Parijse première, en in Antwerpen was het op 7 november de beurt aan de Belgische première van Le grand Macabre van de Hongaarse componist György Ligeti, die zijn libretto baseerde op een toneelstuk van de Belg Michel de Ghelderode. De opera van Ligeti dateert van midden de jaren zeventig en die van Boesmans van eind vorig jaar. Er ligt dus meer dan twintig jaar tussen de twee opera’s, en toch hebben ze dezelfde bouwstenen: citaten en recyclage.
De Parijse première van Wintermärchen werd in de pers aangekondigd als het culturele evenement van het najaar en de fine-fleur van de modieuze Franse componisten was daarbij aanwezig. Geen geringe eer voor een kleine Belg. Het betekende de definitieve erkenning voor Philippe Boesmans, die aanvankelijk als avant-gardecomponist voor obscure festivalletjes werkte.
Ter gelegenheid van de première verscheen een speciaal nummer van het prestigieuze operatijdschrift L’avant scène over Le conte d’hiver, zoals de opera in Parijs heet. Het libretto verschijnt er in de oorspronkelijke taal Duits en in Franse vertaling. Maar interessanter is de analyse die in de marge van de tekst staat. Met muziekvoorbeelden wordt het muzikale parcours van de componist gevolgd. Geen overbodige luxe, want het is een behoorlijk complex werk met vele verwijzingen naar andere componisten, Janacek, Strauss, Debussy. Maar echt diep gaat die analyse ook weer niet. In het tweede bedrijf zit een verwijzing naar Monteverdi. De criticus heeft het wel opgemerkt, maar laat onvermeld dat Boesmans eigenlijk zichzelf citeert. Hij had namelijk al een moderne bewerking gemaakt van de Incoronazione di Poppea in datzelfde idioom. Het vierde bedrijf begint met een onmiskenbare Wagnerparafrase uit Parsifal. De analyse gaat eroverheen.
Met de keuze van het onderwerp heeft de componist het zich zeker moeilijk gemaakt. In Reigen, zijn vorige werk, kon hij nog heerlijk flirten met een Weense dubbelzinnige luchthartigheid. Winter’s Tale van Shakespeare eindigt wel sprookjesachtig en schildert exotische beelden, maar het gaat in essentie over een onbarmhartige, op de rand van het psychotische, jaloezie. En omdat Boesmans een componist is die met de psychologie van zijn personages meegaat, levert dat harde, licht overspannen muziek op. De naald zit snel in het rood en blijft daar lang in hangen. Maar Boesmans is ook een vakman van het zuiverste water. De overgangen tussen de jazzscènes en de klassieke passages bijvoorbeeld zijn superieur. Even niet opletten tijdens het beluisteren en voor je het weet, zit je in een totaal andere wereld. Er zitten ook prachtige lyrische momenten in de opera en de muzikale ironie van Boesmans is niet helemaal door de ernst en de emotionele ontsporing overwoekerd.
Dat alles kun je nu ook beluisteren op een cd-opname van de creatie in de Munt vorig jaar. Met de reeks 20/21 wil Deutsche Grammophon het allerbeste uit de 20ste eeuw bijeenbrengen. Op operagebied verscheen van Olivier Messiaen zijn Saint François d’Assise en van Peter Eötvös zijn Drei Schwestern. Boesmans is dus in goed gezelschap. Bij een eerste beluistering valt vooral de veelheid van indrukken op. Je hebt meerdere beluisteringen nodig om de kwaliteiten van het werk te ontdekken. Dirigent Antonio Pappano en de vele solisten leveren een sublieme prestatie.
BRUEGEL EN BOSCH
De première van Le grand Macabre van György Ligeti komt voor België behoorlijk laat. Het gaat hier tenslotte om een gecanoniseerd meesterwerk van de opera van de late twintigste eeuw. Bovendien zet de Vlaamse Opera graag werk met referenties naar Vlaamse bodem op scène. Referenties aan Antwerpen in Lohengrin van Wagner of aan Brugge in Die tote Stadt van Korngold waren voldoende reden om die werken op te voeren. En Michel de Ghelderode situeerde zijn Balade du Grand Macabre toch in het land van Bruegel? Wel niet in het Pajottenland waar de echte Bruegel placht te schilderen, maar in Antwerpen volgens de scenografie. Want op de einder zagen we bij de opvoering de skyline van Antwerpen opdoemen en in Gent zullen we de drie torens zien.
Maar Ligeti heeft er zelf een beetje schuld aan dat een opvoering hier zo lang uitbleef. De eerste van zijn opera’s had zulke dimensies dat de orkestbak altijd te klein was. Voor het Festival van Salzburg van 1997 reduceerde hij de partituur en zorgde er ook voor dat geen enkele partij nog een sprekende rol kreeg. Ligeti had oorspronkelijk eerder musicalmuzikanten of cabaretperformers op het oog toen hij zijn opera schreef. Maar de essentie bleef onaangeroerd. Ondanks de referentie naar Bruegel schetst Ligeti ons eerder de grillige wereld van Bosch. Een aaneensluiting van piepkleine tafereeltjes die naast mekaar gezet een machtig apocalyptisch beeld – visueel en akoestisch – schetst. Nekrotzar, de dood, wil de wereld vernietigen, maar faalt daar op een groteske manier in. De opera evolueert van kleine individuele scènes naar een finale waarin iedereen in een grappig-griezelige mars opstapt.
Ligeti toont zich in zijn partituur een onconformistische eclecticus. Ze is een aaneensluiting van stijlmomenten, maar toch is ze ook coherenter dan die van Boesmans bijvoorbeeld. Zijn stijlcitaten zijn plotselinge erupties die vertrekken vanuit een meer geëgaliseerde muzikale grondlaag. En zijn toon is veel agressiever, scherper, cynischer, authentieker ook. Het is om te lachen en toch weer niet. Het muzikale beeld van dood en vernietiging is compleet. Ligeti gebruikt wel geen jazzorkestje, toch swingen sommige momenten als geen ander. In de traditie van de ludieke jaren zeventig maakt hij gebruik van onconventionele instrumenten. Autotoeters, deurbellen, sirenes en voorts een arsenaal van trommels en trompetten. Het is een productie die hoge eisen stelt. Als operadirecteur denk je inderdaad twee keer na voor je dit op je programma zet. De voorstellingen in de Vlaamse Opera zijn een unieke gelegenheid om de uitvoering van deze partituur in de beste omstandigheden mee te maken.
Hoe zet je deze partituur op scène? In Salzburg koos Peter Sellars er indertijd voor om zich van De Ghelderode niets aan te trekken en de operafiguren als het ware in het luchtledige te laten evolueren. Bijna letterlijk, met de immense toneelopening die ze daar hebben. De Apocalyps was daar een abstracte wereld en de dood een massaal beeldhouwwerk. De Vlaamse Opera gaat resoluut de andere kant uit. Regisseur Ernst-Theo Richter blijft letterlijk bij de aanwijzingen in de partituur. Alle indicaties volgt hij op. Hij ziet zelfs in de tekst van De Ghelderode uit de jaren dertig ten onrechte een waarschuwing tegen het fascisme en andere hedendaagse varianten ervan. Vandaar de referentie aan Antwerpen en later aan Gent. Hij laat aan het begin Nekrotzar de Hitlergroet brengen en het publiek wordt in de hall verwelkomd door honden aangekleed als Gestapo’s. Maar die analogie houdt hij niet vol. Later in de opera kunnen we in de figuur van Nekrotzar slechts een soort parafrase van Count Dracula zien en die moet sowieso altijd het onderspit delven. Dat stemt niet overeen met het radicale cynisme van Ligeti. Richter kiest er dus voor om het libretto op de voet te volgen. Dat is aan de ene kant instructief, omdat de kijker dan een visueel tegenwicht van de muziek krijgt. Maar het is ook dubbelop: wat je hoort wordt visueel verdubbeld. In de filmmuziek kennen ze dit fenomeen onder de naam van mickeymousing. De opera is ‘muzikaal’ al druk en de zintuigen worden overstelpt met informatie. Er valt te veel te zien en te veel te horen. Een schilderij van Bosch kun je tenslotte ook niet in één enkele blik vatten.
cd: Philippe Boesmans ‘Wintermärchen’ solisten, koor en orkest van de Munt o.l.v. Antonio Pappano DG 469 559-2 2 cd’s
tijdschrift: l’Avant Scène OPERA nr 198 ‘Le Conte d’hiver’ Philippe Boesmans
György Ligeti ‘Le grand Macabre’ in de Vlaamse Opera Gent van 25/11 tot 3/12
cd: ‘Le grand Macabre’ solisten, Philharmonia Orchestra o.l.v. Esa-Pekka Salonen SONY Classical S2K 62312 2 cd’s
Lukas Huybrechts