Net op het moment dat steeds meer mensen onder meer door collectieve ontslagen hun baan verliezen, wordt een deel van de VDAB geprivatiseerd. Maar VDABûbaas Yvan Bostyn is gewoon om over de golven van de economie te surfen.

De timing lijkt niet bepaald geslaagd.

Yvan Bostyn: De hervorming komt er inderdaad op een moeilijk moment. De uitzendmarkt is dit jaar in België, en dan vooral in Vlaanderen, sterk gedaald. Er is een knik gekomen in de daling van de werkloosheid. Tot en met oktober van dit jaar verloren in Vlaanderen 5136 mensen hun baan door collectieve ontslagen, in 2000 waren dat er over het héle jaar 3522. En de ontslagen Sabena-werknemers zijn nog niet eens in de huidige cijfers opgenomen. Op dit moment is nog niet duidelijk of we met een groeivertraging of een recessie te maken hebben. Begin dit jaar zagen we het al aankomen, en heel wat bedrijven hebben 11 september aangegrepen om te herstructureren. Ze deden alsof hun ingrepen een gevolg van de aanslagen waren, maar vaak werden die gewoon versneld doorgevoerd. De sanering van de luchtvaartsector was bijvoorbeeld onafwendbaar.

Een openbaar uitzendbureau zou heel snel op de veranderende situatie kunnen inspelen. Waarom moest T-Interim zo nodig de privétoer opgaan?

Bostyn: De jongste tien jaar hebben we ons meer en meer in betalende diensten geprofileerd. Vooral bedrijfsleiders, die ook onze klanten zijn, vroegen immers diensten op maat. Alleen mag een openbare instelling de ene klant niet meer diensten aanbieden dan de andere. Daarom lieten we hen de toegevoegde waarde betalen. De private arbeidsbemiddelaars hebben daar echter altijd moeite mee gehad en riepen dat we niet marktconform werkten _ wij rekenen als openbare dienst geen btw aan. Ik heb die heilige oorlog van de uitzendsector tegen de VDAB nooit goed begrepen. Maar goed, de huidige regering heeft beslist om de commerciële diensten te privatiseren, dus zullen we dat ook doen.

In het verleden heeft de overheid T-Interim nooit als een prioriteit beschouwd en daardoor slonk het marktaandeel. Want de markt werd groter en de overheid investeerde niet in haar openbare uitzendbureaus. Het is dan ook positief dat T-Interim nu een gewoon bedrijf wordt, dat vrij en soepel over zijn strategie kan beslissen. Een ander voordeel is dat we onze btw zullen kunnen recupereren, zo’n 30 tot 40 miljoen frank per jaar. Bovendien blijft de sociale functie onrechtstreeks behouden: de T-Groep zal winst nastreven, maar de dividenden gaan naar de moederholding die het sociale hoofdstuk zal invullen.

Hebt u ondertussen niet de buik vol van alle hervormingen van de jongste jaren?

Bostyn: Ik ben zelf altijd een veranderaar geweest. Ik sta achter elke wijziging die dit bedrijf echt ten goede komt. Deze hervorming komt er natuurlijk omdat de politiek dat wil. Ik steun de oprichting van de T-Groep helemaal, maar heb nog vragen over de manier waarop de rol van de VDAB hertekend wordt. Dat gebeurt in het kader van de Vlaamse overheidshervormingen, het ‘beter bestuurlijke beleid’. We zijn altijd een speler geweest op het werkgelegenheidsveld, maar nu moeten we ook een stuk regiefunctie op ons nemen: uittekenen wat er op het werkveld moet gebeuren om de Vlaamse werkzoekenden zo snel mogelijk aan een baan te helpen. Het is echter niet eenvoudig om de grenzen van die regiefunctie af te bakenen en dat kan in de praktijk voor heel wat problemen zorgen.

Het personeel zag de hervorming niet zitten. Vorig jaar werd zelfs voor het eerst in de geschiedenis van de VDAB gestaakt.

Bostyn: Ze hadden de vorige hervorming nog niet verteerd en begrepen het allemaal niet meer. Toen de eerste plannen bekendgemaakt werden, leek het alsof de brand VDAB zou verdwijnen. En dáártegen heeft het personeel betoogd. Ik heb er altijd op gewezen dat men aan de symbolische waarde van de naam moest denken.

Het imago dat bij die naam hoort, is in de loop der jaren enorm veranderd. Was dat een onvermijdelijk proces?

Bostyn: De afgelopen tien jaar hebben er fundamentele veranderingen plaatsgevonden. De grote krachten die gespeeld hebben en nog spelen, zijn snel na de val van de Berlijnse Muur in 1989 naar boven gekomen. Maar ook daarvoor had het Westen al een hooggeschoolde bevolking en een management dat naar steeds meer ’toegevoegde waarde’ en shareholder value streefde.

Ook de formidabele ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) is heel belangrijk. Globalisering is zonder ICT immers niet mogelijk. Dat heeft tot de empowerment van de mensen geleid, die kunnen zichzelf nu beter behelpen. Daardoor zien we op de arbeidsmarkt dat langzamerhand wordt afgestapt van hiërarchisch gestructureerde bedrijven die zelf alles in huis hebben om hun product te fabriceren. Nu wordt meer met netwerken gewerkt: meer outsourcing en joint ventures. Bedrijven gaan zich meer op hun core business, hun kerntaak concentreren. Een ver doorgedreven vorm van die evolutie zijn bedrijven die alleen hun merknaam en de waardeketting bewaken en zelf eigenlijk niets meer produceren.

Wat betekent dat voor de werknemers van vandaag?

Bostyn: Vroeger droomde iedereen van een job in een goed bedrijf, waar hij tot aan zijn pensioen langzaam kon opklimmen. Maar die tijd is voorbij en dat heeft ernstige gevolgen voor de werknemers. Jonge mensen ambiëren dan ook niet langer levenslange werkzekerheid, maar wel levenslange inzetbaarheid. Bedrijven willen immers flexibel met ‘menselijke middelen’ omgaan: ze willen snel van hen af raken als het hen uitkomt, maar ze verwachten ook dat ze meteen weer op post zijn als dat nodig is.

Hoe kan een instelling als de VDAB op al die veranderingen inspelen?

Bostyn: In een maatschappij die zo veranderd is, moeten binnen de arbeidsbemiddeling nieuwe diensten ontstaan om het aanbod en de vraag naar werk steeds opnieuw op elkaar af te stemmen. Tot 1990 maakten arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding deel uit van de sociale zekerheid. Toen de VDAB in ’90 als volwaardige instelling werd opgericht, waren er 2600 werknemers. Nu zijn dat er meer dan 4000. Dat komt doordat de behoefte er is, blijft en zelfs toeneemt. Maar ook omdat de VDAB tot een moderne, klantvriendelijke openbare dienst is uitgegroeid. Klantvriendelijkheid is héél belangrijk. Toen ik in 1970 als jonge psycholoog bij de RVA begon, gaf ik de arbeidsbemiddelaars daar al les over. Vanachter een loket Ja? Wat ist? roepen, dat kán gewoon niet meer. Zo hebben we aangetoond dat een openbare dienst op de arbeidsmarkt op zijn plaats is.

In het hele plaatje van liberalisering past het beeld van een openbare dienst voor arbeidsbemiddeling anders niet goed. Bent u niet bang dat de privatisering van de T-Groep maar een eerste stap is?

Bostyn: In sommige sectoren kun je gewoon niet alles aan de markt overlaten, en dat geldt zeker voor werkgelegenheid. De vrije markt kan er heel goede dingen doen, maar zal de behoefte van de maatschappij nooit helemaal dekken. Sommigen geloven echter dat de vrije markt alles zal oplossen. Nu is al gebleken dat het ook véél oplost _ is er op de wereld een betere plaats om te leven dan hier? Maar waar liggen de grenzen van de concurrentie? Waar zal die permanente groei, die onze wegen volstouwt met auto’s die niet meer kunnen rijden, eindigen? We botsen tegen de grenzen van het menselijke kunnen aan en 11 september heeft die bewustwording versneld. Het is toch frappant dat net de Amerikaanse president George W. Bush, de kampioen van de vrije markt, zegt dat er weer openbare diensten nodig zijn om specifieke kerntaken van de staat uit te voeren?

Glimlachen de VDAB-medewerkers nu alleen breder naar hun ‘klanten’ of is de hele aanpak veranderd?

Bostyn: We hebben een enorme groei, diversifiëring en imagoverandering doorgemaakt om met onze tijd mee te kunnen. Dat blijkt bijvoorbeeld duidelijk op het vlak van beroepsopleiding. Vroeger was het simpel: een cursist luisterde elke dag van 8 tot 5 uur naar de instructeur die voor de klas stond. Nu kan hij ook thuis leren. Ideaal is een combinatie van de twee: thuis leerstof verwerken of via de computer zelfstandig studeren én op geregelde tijdstippen met een groep samenkomen om de dingen door de spieren te laten gaan. Wie nooit een elektrisch schokje heeft gevoeld, kan immers geen goede elektricien worden.

We hebben ook nieuwe opleidingen opgestart die met de evolutie van de technologie samenhangen. Verder zijn de doelgroepen veranderd. Zo is er de jongste jaren een nooit geziene toename van de immigratie; dus organiseren we cursussen ‘Nederlands op de werkvloer’ en werken we mee aan inburgeringstrajecten. Voor heel wat opleidingen werken we ook met bedrijven, verenigingen van bedrijven of ngo’s samen.

We bieden trouwens niet alleen vakopleidingen over technische kennis aan, maar ook trainingen in attitudes en vaardigheden. Die attitudevorming is zeker belangrijk om zwakke groepen op de arbeidsmarkt aansluiting te doen vinden. Dat is een van de doelstellingen van de overheid, en niemand anders op de vrije markt zal het doen.

Er zijn heel wat initiatieven om die zwakke groepen aan het werk te krijgen. Leveren die ook iets op?

Bostyn: De moeilijkste categorieën zijn langdurig werklozen, vrouwen _ bij wie meestal nog andere factoren spelen _, gehandicapten en allochtonen. Voor de meeste groepen werken de Vlaamse initiatieven wel, maar tot nu toe nog niet voor gehandicapten en allochtonen. Tot februari was er door de nieuwe asielprocedure en regularisaties een sterke toename van het aantal ingeschreven asielzoekers. Velen zijn vandaag nog ingeschreven en het is niet eenvoudig om die dossiers op te volgen, omdat ze vaak moeilijk bereikbaar zijn.

Zelfs in tijden dat werkgevers de vacatures amper ingevuld krijgen, blijken ze niet geneigd om ‘zwakkere groepen’ in dienst te nemen.

Bostyn: Werkgevers zoeken nog vaak witte raven: jonge, hoogopgeleide stagiairs mét ervaring bijvoorbeeld. Bedrijven zullen uiteindelijk niet anders kunnen dan allochtonen of gehandicapten aan te werven, maar de mentaliteit verandert heel langzaam. We hebben nog een hele weg af te leggen voor de werkvloer een afspiegeling van de bevolkingssamenstelling wordt. Dat is volgens mij de moeilijkste doelstelling van allemaal. En onze samenleving moet dat goed beseffen. Want als bepaalde groepen buiten de boot vallen, ontstaan er sociale problemen, veiligheidsproblemen, spanningen…

De VDAB biedt de basisdienstverlening op drie manieren aan: via de lokale werkwinkels, via het call center en via het ‘virtuele loket’. Is dat niet verwarrend?

Bostyn: Een werkzoekende kan zelf kiezen of hij achter de computer gaat zitten, naar het call center belt of in een werkwinkel naar het loket stapt. Op het vlak van e-government bengelt België aan het Europese staartje, behalve als het over arbeidsbemiddeling gaat. En daar ben ik trots op. We hebben een formidabel instrument uitgebouwd dat in de privésector wordt gebruikt. UPEDI, de overkoepelende organisatie van uitzendbedrijven, zet zijn vacatures bijvoorbeeld op onze site en gebruikt onze database. Onlangs hebben we trouwens besloten om nog een grote stap te zetten: ‘Mijn VDAB’. Als je je volgend jaar op onze website aanmeldt, zal de computer je de volgende keer persoonlijk aanspreken. Met wat we over je weten, zullen we proberen om je snel en efficiënt te helpen. Bij een technisch tekenaar die geen werk vindt, zal het toestel bijvoorbeeld de vergelijking maken met tekenaars die wél aan werk zijn geraakt en concluderen dat een specifieke cursus zijn kans op een baan aanzienlijk zou vergroten. Om hetzelfde resultaat tijdens een gesprek te bereiken, moet je al een goede consulent treffen. Dat systeem kan ook werkgevers helpen als ze een vacature invoeren. Kortom: gratis on-lineadvies op maat.

Is dat niet utopisch zolang een groot deel van de bevolking niet eens een computer heeft?

Bostyn: Daar zijn we ook mee bezig. In het kader van de verklaring van Lissabon is Vlaanderen echt begonnen om in een versneld tempo het onderwijs en de arbeidsmarkt aan te passen. Als wij bijvoorbeeld iemand in een van onze opleidingen krijgen die niets van computers kent, geven we hem meteen basisopleiding en krijgt hij een tijdlang een soort pc’tje mét internetabonnement mee om thuis te surfen.

Is de drempel van de VDAB-poort ook echt lager geworden door al die moderne initiatieven?

Bostyn: Zeker! Dat merken we heel goed aan het aantal werkzoekenden die geen uitkering krijgen en dus niet verplicht zijn zich bij ons in te schrijven. Aanvankelijk maakte die groep maar één procent van ons bestand uit, maar door nieuwe technologieën hebben we dat tot 15 procent kunnen optrekken. Ik heb me daar echt voor ingezet. Want als je klanten alleen maar komen omdat ze moeten, is er iets mis. Nu zien we dat schoolverlaters, maar ook ontslagen of met ontslag bedreigde werknemers zich sneller inschrijven, vooral via de website. Eind november waren er bijvoorbeeld al 2500 ex-werknemers van Sabena geregistreerd. Door de conjunctuurslapte zullen zich nu misschien ook werknemers inschrijven die aan hun werkzekerheid twijfelen. Wij staan met onze armen open.

Ann Peuteman

‘Werkgevers zoeken nog altijd witte raven. Het blijft moeilijk om allochtonen aan een baan te helpen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content