Als de partij van Jörg Haider in Oostenrijk aan de macht komt, boekt Europees uiterst-rechts een strategische overwinning. Dan worden vele grenzen verlegd.

Vele jaren voor het begrip collateral damage werd uitgevonden, merkte de Amerikaanse politicoloog Frank R. Ankersmit al op dat onze tijd waarschijnlijk als de “the Age of Unintended Consequences” de geschiedenis zal ingaan. Zeker in Europa is er nogal wat onheil veroorzaakt door ‘ongewilde gevolgen’. In Versailles bijvoorbeeld, waar in 1919 onder impuls van de moraalpoliticus Woodrow Wilson de fundamenten voor het Duitse revanchisme en fascisme werden gelegd. De goede bedoelingen effenden de weg voor een catastrofe. De “collateral damage” van Versailles trof ook Oostenrijk. De overwinnaars van de grote oorlog maakten van de Europese grootmacht een rompstaat en sindsdien is de voormalige dubbelmonarchie een van de meest gecompliceerde naties van het continent.

Voordien was het al een land waar je alleen met de hulp van Sigmund Freud, Karl Krauss en Robert Musil de hypocriete, schone schijn kon doorgronden. Sinds Versailles heeft Oostenrijk er nog een paar complexen bij. Nog altijd zit het land met een onverwerkte nationale frustratie en dat verklaart het succes van lieden als Jörg Haider. Zonder Versailles was er van Haider waarschijnlijk nooit sprake geweest, althans niet als berucht politicus. Meer dan tachtig jaar na Versailles moet Europa nog steeds puinruimen voor een verdrag vol desastreuze goede bedoelingen.

Haider mag dan al een simplistisch demagoog zijn, de politieke en maatschappelijke dynamiek die hij in beweging brengt, zijn dat allerminst. En de Europese Unie die zich vooral onder Belgische druk heel actief met de verontrustende Weense operette inlaat, zal moeten uitkijken, zoniet voegt ze een nieuw hoofdstuk aan “the Age of Unintended Consequences” toe.

In Oostenrijk is niets eenvoudig, ook de vooralsnog onstuitbare opkomst van Haider niet. Uitgerekend in het land dat elke liberale traditie mist, was hij aanvankelijk liberaal. Toen hij in 1986 chef van de Freiheitliche Partei Österreichs (FPO) werd, was zijn partij een gerespecteerd lid van de Liberale Internationale waar Annemie Neyts (VLD) sinds kort voorzitter van is. Het duurde tot 1993 voor hij er de deur werd uitgezet. Ruim drie jaar nadat hij ex-Waffen-SS’ers op een van hun bijeenkomsten in Ulrichsberg de eerste strijders voor het vrije, verenigde Europa had genoemd. Vijf jaar voordien had hij dat ook al eens gezegd, maar niemand in de Internationale die er toen echt zwaar aan tilde. Haider was immers een stemmenkanon. In 1986 behaalde de FPÖ met moeite vijf procent van de stemmen. Op 3 oktober 1999 waren het er 27,2 procent en was de FPÖ de tweede partij van Oostenrijk. Groter dan de christen-democraten.

DE KULTURKAMPF VAN HET FPÖ

Omdat ook Adolf Hitler en Adolf Eichmann in Oostenrijk werden geboren en Haider zich bij herhaling positief over sommige ‘verwezenlijkingen’ van het Derde Rijk uitliet, wordt hij steevast door de bril van de jaren dertig bekeken. Als Haider slechts een nostalgicus van het bruine verleden was, zou hij nauwelijks verontrusten. Dan behoorde hij zoals Franz Schönhuber en ook wel Gerhard Frey tot de politieke folklore. Haider is zoveel gevaarlijker, omdat hij de extreem-rechtse politicus van de toekomst is. In het programma van de FPÖ ontbreekt elke verwijzing naar het nazisme of het antisemitisme en Haider zelf is met zijn sportieve look stukken modieuzer dan zijn Belgische geestesgenoten. Hij volgde een seminarie in Harvard, verblijft veel in de Verenigde Staten en doet er alles aan om als moderne lifestylepoliticus in beeld te komen. De bekende stereotypen dreigen het goed begrip over Haider veeleer te vertroebelen dan te verhelderen.

Haider en de FPÖ konden zo populair worden omdat ze zonder scrupules inspelen op vele Oostenrijkse vooroordelen en omdat de grote partijen hen weinig in de weg durfden te leggen. Haider en de zijnen wierpen zich op als de behoeders van Oostenrijks erfgoed en identiteit. Er werd dus systematisch campagne gevoerd tegen de vreemdelingen en gepleit voor een absolute migratiestop, zonder dat de twee grote formaties daar veel tegenin durfden te brengen. Tijdens het Europese voorzitterschap van Oostenrijk in 1998 pakte uitgerekend de socialistische minister van Binnenlandse Zaken Karl Schlögl met een Europees asielplan uit dat in de Unie verbijsterde commentaren uitlokte. Het rapport bepleitte nultolerantie tegenover de illegalen en verdedigde het opdoeken van de conventie van Genève en het individueel asielrecht.

De traditionele partijen gaven de FPÖ nauwelijks inhoudelijk weerwerk. Dat was des te dramatischer omdat de FPÖ, veel meer dan de andere West-Europese extreem-rechtse partijen een heuse Kulturkampf voerde. Zoals destijds Thomas Bernard werden alle auteurs en dichters die het goed geweten en de Oostenrijkse gemoedsrust verstoorden, systematisch gejend en niet zelden geïntimideerd. “Als de partij van Haider mee aan de macht komt, kan ik niet anders dan emigreren. Nu al werd het me haast onmogelijk gemaakt om te werken.” Tot die conclusie kwam Elfriede Jelinek, die in 1995 door de FPÖ met borden en pamfletten werd aangepakt. Hoe dicht het politieke establishment in het culturele debat bij Haider en de FPÖ aanleunt, werd vorig jaar op de Salzburger Festspiele nog eens duidelijk. President Thomas Klestil gebruikte de tribune om de kunst op haar vaderlandse plichten, zeden en goede smaak te wijzen. Intendant Gerard Mortier was zo ontzet dat hij bedankte voor een etentje met de president.

Mortier kondigde al aan dat hij Salzburg vroegtijdig verlaat indien de FPÖ in de regering komt. Theatermaker Claus Peymann, tot voor kort artistiek directeur van het Burgtheater en met Mortier een geliefkoosde schietschijf voor de Conservatieven, voelde de bui al hangen. Deze zomer vertrok hij uit Wenen, richting Berlijn.

VERSTARRING OP ZIJN ANTWERPS

In tegenstelling tot de orthodoxe leer over uiterst-rechts heeft de opgang van Haider weinig met economische crisis of dramatische werkloosheid te maken. Oostenrijk is met zijn acht miljoen inwoners een rijk land en het gemiddelde inkomen ligt er zelfs hoger dan in Duitsland. Oostenrijk boert goed en heeft – de pensioenen buiten beschouwing gelaten – weinig sociale conflictstof. Als de FPÖ desondanks zo hoog scoort, is het omdat ze het monopolie op het politiek alternatief heeft.

De tweede Oostenrijkse republiek die in 1945 onder curatele van de grootmachten van start ging, werd gekenmerkt door een verstikkende stabiliteit. Sociaal-democraten (SPÖ) en christen-democraten (ÖVP) wisselden elkaar in de regering af zonder dat er iets fundamenteels aan het systeem veranderde. Dat kon ook moeilijk, want de echte macht lag buiten het parlement, bij de sociale partners. De laatste dertien jaar vormden SPÖ en ÖVP een coalitieregering, waardoor de indruk van absolute verstarring slechts toenam. De situatie is vergelijkbaar met die van Antwerpen waar elke politieke vernieuwing 75 jaar lang door de rooms-rode coalitie werd afgeblokt en waar vooral uiterst-rechts goed garen bij spon.

De hang naar onbeweeglijkheid in politieke zaken is de Oostenrijkers haast ingebakken. In de negentiende eeuw zat keizer Frans-Josef meer dan vijftig jaar op de troon en beperkte alle politieke dynamiek zich tot de frivole walsen van Johan Strauss in de Hofburg. Er was Sarajevo en een oorlog nodig om de verstarring te doorbreken. Ook Haider doet nu al jaren zijn profijt met het immobilisme van de Oostenrijkse politieke klasse en hoopt dit zeer binnenkort te verzilveren. Wie er de commentaren in de Oostenrijkse pers op naleest, maakt zich daarover weinig illusies. Ook kardinaal Christoph Schönborn formuleerde in een gesprek met Die Presse, waar heel nadrukkelijk de vraag naar de godsdienstvrijheid in de islam wordt gesteld, geen enkel principieel bezwaar tegen regeringsdeelname van de FPÖ. De katholieke minister-president van Beieren Edmund Stoiber (CSU) doet dat evenmin. Al op 4 oktober 1999 bepleitte hij een samengaan van de ÖVP met Haider. Tussen de CSU en Haider bloeit er al geruime tijd iets moois. De FPÖ-leider is immers een groot bewonderaar van Franz Josef Strauss. In 1993 verklaarde hij aan Vrij Nederland: “Tussen hem en mij zijn er duidelijke parallellen. Wij dekken een bepaald politiek spectrum af. Strauss’ uitspraak rechts van mij is geen democratisch alternatief inspireert me. Wat dan nog overblijft, is maatschappelijk bezinksel dat niet acceptabel is.”

Paul Goossens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content