August Vermeylen opende een eeuw gele- den zijn kritiek op de Vlaamse beweging. Hij geloofde echt niet in nationale culturen.

EEN PAAR WEKEN geleden refereerde Hugo Schiltz (VU) in een toespraak nog maar eens ?met genoegen? aan de socialistische flamingant August Vermeylen (1872-1945) en diens gevleugelde woord ?Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden?. Het is een in Vlaams-nationalistische middens zeer geliefde uitspraak. Ze moet dan getuigen van een vooruitstrevend nationalisme dat open staat voor de wereld, dat niet bekrompen in de eigen navel staart, maar zelfbewust een rol wil spelen in het concert der (Europese) naties.

De voorwaarde daartoe, aldus de gebruikelijke interpretatie, is dat de Vlaming eerst zichzelf moet zijn, zich bewust moet zijn van zijn eigen identiteit. Daarom ook verantwoordde VU-parlementslid Chris Vandenbroeke deze zomer zijn omstreden en uiteindelijk verworpen idee om de nationalistische notie ?spontaan Vlaams bewustzijn? in te schrijven in de eindtermen middelbaar onderwijs met het adagium ?Vlaming zijn om Europeeër te worden?.

Deze interpretatie past perfect bij wat de Vlaamse minister-president Luc Van den Brande (CVP) denkt over de plaats van Vlaanderen in Europa. Hij streeft naar een Europa der regio’s, waarin elke ?natie?, elk ?volk? dat beantwoordt aan een paar minimumeisen qua bevolkingsgrootte, economische draagkracht en politieke zelfstandigheid, zijn plaats in Europa moet kunnen opeisen. Het is een optie voor eenheid-in-verscheidenheid, maar ze benadrukt de culturele verschillen wel veel sterker dan de gelijkenissen. Ze waardeert die verschillen met andere volkeren positief, want daarin situeert zich net het onderscheid met de eigen identiteit. Geen ?wij? zonder ?anderen?. Vermeylens adagium klinkt in deze versie dan ook veeleer als : Europeeër worden om Vlaming te blijven.

ANARCHISME.

Maar bedoelde Vermeylen het wel zo ? In 1896, net een eeuw geleden, schreef hij daar in het avant-gardetijdschrift Van Nu en Straks een belangrijke tekst over, Kritiek der Vlaamsche Beweging. Het was een scherpe kritiek op het traditionele, romantische en kleinburgerlijke taalflamingantisme. Daar tegenover pleitte hij, als de anarchist die hij toen was, voor ieders individuele intellectuele en culturele ontwikkeling. Hij schreef immers in de context van het toenmalige ?Arm Vlaanderen?, getekend door sociale miserie en onderontwikkeling, waarin van een vrije ontplooiing van het individu geen sprake kon zijn. Van een specifieke, Vlaamse identiteit was bij hem geen sprake : ?kom me niet preêken dat ik eerst en vooral Vlaming moet zijn. Ik ben eerst en vooral ik, een mensch en het minst veranderlijke wat ik in mij erken, vind ik terug bij alle menschen die tot mij komen, in welke streek zij ook geboren zijn.?

Vier jaar later breide Vermeylen daar, opnieuw in Van Nu en Straks, een vervolg aan in zijn bekende opstel Vlaamsche en Europeesche beweging. Hetanarchisme, vooral het antiparlementarisme, was eruit verdwenen. Wat wel altijd overeind bleef, was zijn aversie voor ?al die Vlaamsche leeuwen en ander klatergoed, dat goedendag-gezwaai (…) Want wat hebben wij toch altijd met dat verleden te maken ? De toestanden veranderen van eeuw tot eeuw, en wij thans, wij zelf willen geschiedenis zijn.? Alle mythische symboliek à la 1302 achtte hij zelfs ?nutteloos, verwarrend, gevaarlijk?, bijvoorbeeld, omdat die het Vlaams-particularistische en dus de verschillen tussen de Europese naties te zeer benadrukte en zodoende vijandschap kweekte tussen ?stammen? en ?rassen?.

MOEDERTAAL.

Vermeylen was er integendeel van overtuigd dat de tijd van de nationale culturen voorbij was. Hij ging ervan uit dat er in ?de werkelijkheid van thans? een ?algemeen Europeesche beschaving bestaat?. Als er daarbinnen nog verschillen en conflicten bestonden, waren die niet langer nationaal, maar wel sociaal van aard. ?Klasse richt zich tegen klasse, veel meer dan volk tegen volk. Geen geestesstroming, of zij golft spoedig over alle grenspalen heen. (…) De ontwikkeling der wetenschap, en zelfs der kunst, is veel meer Europeesch dan nationaal. De geestesgeschiedenis van een afzonderlijk volk maakt geen geheel meer uit.?

Waar Vermeylen voor pleitte, was voor de culturele ontwikkeling van alle, door achterlijkheid getroffen Vlamingen (?ruwe, onontgonnen zwoegers?), niet als leden van een volk, maar als individuen. Pas daardoor zouden zij volop een rol kunnen spelen in ?het grootworden der algemeene Europeesche beschaving?. Vlamingen moesten eerst iets worden, geestelijk ontwikkelde mensen, om ?het kultuur-leven onzer buren in ons om te werken tot eigen leven?. De vernederlandsing van Vlaanderen zag hij als de noodzakelijke voorwaarde daartoe, en wel in een Groot-Nederlands perspectief.

De ?wezenlijkheid? die Vermeylen de Vlamingen toeschreef, ligt in de Nederlandse taal. Het Nederlands was voor hem geen te koesteren identiteitstrek, geen doel, maar slechts een middel. Niet het benadrukken van een eigen Vlaamse identitaire specificiteit (een ?provincie-kultuur?) zou de Vlamingen er bovenop helpen, wel onderwijs, vorming, wetenschap en kunst. En daartoe was Nederlandstaligheid noodzakelijk, om de eenvoudige reden dat mensen zich intellectueel het best kunnen ontwikkelen in hun moedertaal.

Voor Vermeylen was ?de Vlaming? die hij wou zijn, kortweg iemand die in het Nederlands studeerde en discussieerde en zodoende op een Europees niveau kon meepraten. Zijn cultuur zou niet Vlaams, maar wel Europees zijn. Vandaar de slotzin van zijn betoog : Vlaming zijn om Europeeër te worden. Maar die slotzin is een slogan geworden, los van het eraan voorafgaande betoog. Er gaapt bijgevolg een grote kloof tussen het identitair-nationalistische programma waar Vermeylen tegenwoordig ?met genoegen? bij ingelijfd wordt en ’s mans eigen bedoelingen.

Marc Reynebeau

August Vermeylen had een aversie voor al die Vlaamsche leeuwen en ander klatergoed, dat goedendag-gezwaai…

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content