Terwijl de dotcom-wereld instortte en de platenindustrie kampte met teruglopende omzetten, begon de bedrijfsjurist Alain Coblence in New York een kostbare website en een cd-label, beide uitsluitend gericht op klassieke muziek. Zijn Andante bestaat nu anderhalf jaar, en heeft contracten met grote orkesten en muziektempels, een serie gelauwerde cd’s en een website die door ‘The New York Times’ werd uitgeroepen tot een ‘gouden standaard’ inzake klassieke muziek.

Het bedrijf zit bovenin een loftgebouw in Chelsea, in een koel kantoor met een indrukwekkende metalen deur, overgenomen van de vorige huurder. Een dotcommer die, zoals vele hier in het voormalige Silicon Valley, failliet ging toen paniekerige investeerders zich terugtrokken. Andante heeft van dat laatste geen last want de geldschieters zijn medeoprichter Pierre Bergé, baas van Yves Saint Laurent Haute Couture, en een bevriende Franse bankier; samen hebben ze ruim tien miljoen euro in het project gestopt.

Dat het slecht gaat met de muziekindustrie, mocht barokspecialist Ton Koopman dit voorjaar nog ervaren toen hem – per fax – werd meegedeeld dat het afgelopen is met het Erato-project waarvoor hij alle cantates van Bach opneemt; Erato’s eigenaar Warner Music zag er geen brood meer in. Warner heeft ook de contracten beëindigd met grote artiesten, onder wie Daniel Barenboim en zijn Chicago Symphony Orchestra. Ook de orkesten van Boston, Cleveland en Philadelphia werden door hun diverse labels op straat gezet. BMG stopte met het legendarische RCA, Sony en EMI hebben hun activiteiten op een lager pitje gezet, en Deutsche Grammophon kreeg een baas die voorheen een jazz-label beheerde. Eind februari kwam de British Phonographic Industry nog met het vrolijke bericht dat de verkoop van klassiek weer in de lift zat, maar een blik op de top-20 leerde dat het vooral ging om soundtracks van Gladiator en Harry Potter, alsmede het album Time to relax.

‘De crisis in de industrie komt voort uit een misinterpretatie van de markt,’ zegt de Frans-Amerikaanse Coblence (54), smetteloos gekleed in pantalon, shirt, stropdas, en een bruin ribjasje waarmee hij lijkt aan te geven dat we niet in het kantoor zitten van zijn advocatenfirma Coblence & Warner, maar in een musische ruimte waar hij in de middag zijn passie voor muziek mag botvieren.

‘Met de geboorte van de cd zag je een kunstmatige inflatie van titels. Alles wat op lp stond, moest op cd, dus ineens was er een enorme markt. Het was normaal dat zoiets na een jaar of twee inzakte, maar de platenindustrie dacht dat de consument geen zin meer had in klassieke muziek. In een poging een nieuw publiek te bereiken, ging men over tot een verdomming van het product. Minder esoterisch, minder kwaliteit. Placido Domingo die Napolitaanse liederen zingt, Yo-Yo Ma die tango’s uit Argentinië speelt, en sexy coverfoto’s van vrouwelijke artiesten. Ik denk dat daarmee niet een nieuw publiek werd bereikt, maar een oud publiek werd weggestuurd.’

Ook een gebrek aan respect voor het medium speelde een rol, meent Coblence. Cd’s werden verpakt in plastic doosjes. Of in cellofaan, als cadeautje bij de aanschaf van een tijdschrift. ‘Ik koop geen muziekbladen meer omdat er altijd cd’s bij zitten die ik niet wil hebben, en ik kan het niet over mijn hart krijgen die in de vuilnisbak te gooien.’

HISTORISCHE OPNAMEN

Het was dus tijd voor een verantwoord repertoire in een verantwoorde verpakking want ‘cd’s moeten kunstvoorwerpen worden’. Andante heeft al meer dan twintig sets uitgebracht, te koop via de website en speciaalzaken. De meeste bestaan uit vier thematische cd’s die zijn gevuld met bijzondere, gerestaureerde historische opnamen, veelal afkomstig uit radioarchieven.

Het doosje met de Wiener Philharmoniker bevat drie niet eerder uitgebrachte live-registraties, van Bruckners Symfonie nr. 8 onder leiding van Herbert Von Karajan, Mahlers Negende onder Dimitri Mitropoulos (gemaakt een maand voor zijn overlijden), en Richard Strauss’ Tod und Verklarung en Ein Heldenleben, onder Karl Böhm; de opnamen stammen respectievelijk uit 1957, 1960 en 1963. Een ander album bevat kamermuziek van Schubert, met uitvoerders als Arthur Schnabel, Adolf Busch, Alfred Cortot, en Serge Rachmaninoff, en opnamen die teruggaan tot de jaren twintig. Een derde album, dat eveneens 72 dollar kost, is gevuld met de vijf pianoconcerten van Beethoven, met als aardigheid dat er twee uitvoeringen van nummer 4 op staan (met Walter Gieseking en Clara Haskil) en twee van nummer 5 (Rudolf Serkin en Arthur Schnabel). Elke uitgave bevat uitvoerige toelichtingen van specialisten en informatie uit de gezaghebbende New Grove dictionary. ‘Het is een manier om de mystiek van het album in ere te herstellen’, zegt Coblence. ‘Liefde voor l’objet, daar gaat het om.’

Coblence heeft een sterke voorkeur voor liveopnamen omdat die niet zijn bijgekleurd door een producer. ‘Bij studio-opnamen is sprake van een normalisering van het geluid. Die cd’s klinken allemaal hetzelfde, of je nou naar Chung of Vengerov of Perlman luistert. De interpretatie is niet meer van Vengerov maar van de producer, die de identiteit van de artiest zodanig aanlengt dat alle cd’s hetzelfde klinken. Luister naar ons album met pianoconcerten van Beethoven; de persoonlijkheden die doorklinken! Overweldigend, contrastrijk en fascinerend.’

De discussie over kwaliteitsverschil tussen het analoge vinyl versus de digitale cd is niet aan hem besteed. ‘Het is nog steeds veel bevredigender om naar een lp te luisteren, maar dat komt door het standaardgeluid van de cd. Het is geen kwestie van techniek maar van smaak. Enige tijd terug luisterde ik naar een nieuwe cd van Charles Munch met de orgelsymfonie van Saint-Saëns, een opname die door JVC volgens de nieuwe XRCD-techniek is overgezet. Die procedure herstelt als het ware het geluid van de lp, en het is prachtig! Het kan dus wel.’

Andante heeft ‘een missie’ zowel voor de cd’s als voor de website, zegt Coblence. ‘De eerste is van archeologische aard. We graven de grote schatten uit, restaureren die, bewaren die voor de toekomst, en geven die door aan de volgende generatie. De tweede is het scheppen van een grootse hoeveelheid informatie voor wie in muziek is geïnteresseerd.’

De website bestaat uit een vrij toegankelijke winkel; een afdeling met nieuws, recensies, interviews en opinie; en Andante radio. Voor de kalender met meer dan twintigduizend evenementen, de naslagwerken, en de muziekverzameling moet tien dollar per maand of honderd dollar per jaar worden betaald. (Om muziek te beluisteren, is een snelle internetverbinding vereist.) Sinds de betaling in februari werd ingevoerd, hebben meer dan duizend liefhebbers ingetekend. Coblence verwacht een flinke stijging wanneer men later dit jaar in Europa meer aan reclame gaat doen, en wanneer Philips in een joint venture met Andante de ‘internetradio’ uitbrengt waarmee via internet hifi-stereo muziek kan worden ontvangen zonder computer. Het apparaat zal vanaf november verkrijgbaar zijn.

‘De website moest niet de zoveelste e-commerce-site zijn, maar een plek waar het gaat om kennis van muziek. We geloven in het verbeteren van de smaak, van zowel beginners als gevorderden. We richten ons op een relatief klein publiek dat nog steeds bijzonder begaan is met klassieke muziek.’

De muziekcollectie moet de grote trekpleister worden. Het bedrijf heeft al afspraken met de beste orkesten uit Wenen, Amsterdam, Londen, en Philadelphia, met Wigmore Hall, en straks ook met de Salzburger en Bayreuther Festspiele, en La Scala.

TRAUMATISCHE TIJDEN

Net als het album moet ook de radiouitzending in ere worden hersteld, vindt Coblence. ‘Toen ik in de jaren zeventig naar New York verhuisde, waren er drie klassieke zenders, nu nog één. Elke avond kon je een concert ontvangen van grote orkesten en van de Festspiele. Dat is dood. De enige zender die hier nog over is, geeft de voorkeur aan kortere werken omdat men denkt dat het publiek geen geduld meer heeft om twee uur naar een volledig concert te luisteren. Wij geloven het tegenovergestelde.’ In de eerste twee weken na 11 september verdubbelde het aantal bezoeken aan de website, van zo’n vijf- naar tienduizend per dag. ‘Dat zegt iets over de behoefte aan muziek in traumatische tijden.’

Zo’n tien jaar geleden begon hij de Europese Mozart Stichting, en volgens zijn bio richtte die zich op ‘een wereld die verzoening zoekt’. Coblence: ‘Zo kort na de val van de Berlijnse Muur hadden de landen in Centraal Europa geen postdoctorale muziekopleidingen, en ik vond het belangrijk dat jonge musici na hun studie iets hadden om de overgang naar een loopbaan te maken. Daarbij kwam dat die landen weinig contact hadden met de rest van de wereld, er was weinig uitwisseling. Tijdens de Balkanoorlog hebben we jonge Serviërs, Kroaten en zelfs Bosniërs bijeengebracht. Nadat het vuren was gestaakt, hebben we opgetreden in de vernielde steden van Bosnië; in zalen zonder dak, in kerken, en in restaurants, voor een publiek dat vijf jaar lang geen klassieke concerten had bijgewoond. Dat was een bijzonder ontroerende ervaring. We probeerden de concerten te combineren met een andersoortige communicatie, in de vorm van debatten met intellectuelen uit diverse landen, over de toekomst van die landen en hun toekomst in Europa. We wilden een bijdrage leveren aan het helen van de wonden, aan de integratie in het grotere Europa. Bruggen bouwen. Het vergroten van wederzijds begrip tussen generaties, landen, en culturen. Het is een roeping – als kind wilde ik diplomaat worden.’

Hij werd in New York geboren uit Franse ouders, die scheidden toen hij drie was. Pa vestigde zich in de VS, ma in Frankrijk. Hij woonde negen maanden per jaar bij zijn moeder in Parijs, en drie maanden in de zomer bij zijn vader. Alain had pianoles van een alleraardigste Russische docent die hem alle verkeerde handposities bijbracht, maar hield het instrument voor gezien toen een strenge conservatoriumdocent de fouten wilde corrigeren. Zijn ouders namen hem mee naar concerten van legendarische musici als Bruno Walter. Hij hoorde en zag Zubin Mehta toen die nog geen twintig was, in een uitvoering van Mozarts Kroningsconcert, met een kortgebroekte Daniel Barenboim als solist.

Voor een jong bedrijf heeft Andante opmerkelijk warme relaties met grote namen in de muziekwereld. Dat is deels te danken aan contacten die Coblence overhield aan zijn Europese Mozart Stichting, en deels aan medeoprichter Pierre Bergé, voormalig hoofd van de Parijse opera, zelf operamaker, en de man achter een concertserie waarvoor hij de grote stemmen wist te strikken. In Andante’s raad van advies zitten onder anderen Dietrich Fisher-Dieskau en Pierre Boulez. De laatste zal, net als Maurizio Pollini, voor het label aan een serie projecten werken waarvoor de grote merken geen belangstelling hebben. Coblence: ‘We bouwen een andersoortige vertrouwensrelatie met de musici op. We bieden ze de mogelijkheid op te nemen wat ze echt graag willen, niet wat een producer denkt dat zal verkopen.’

Hij wil best erkennen dat het even vreemd is om een artiest in levenden lijve te ontmoeten met wie je via de muziek een intieme relatie hebt opgebouwd. ‘Desondanks word je zelden verrast. De mens achter de artiest blijkt doorgaans niet veel anders dan de artiest. Uitzondering is misschien Pierre Boulez. Volgens de beeldvorming is hij een intellectueel genie en een analytische man, maar in werkelijkheid is hij bijzonder warm en spontaan. Wat niet zou moeten verbazen, want ook zijn musiceren toont een grote gevoeligheid.’

Op de vraag welke componist hij het liefst voor een kort gesprek zou willen ontmoeten, heeft Coblence meteen een antwoord: ‘Schubert. Hij staat me na aan het hart maar blijft een raadsel.’ Lastiger is het bedenken van een vraag die hij Schubert zou willen stellen. Hoewel: ‘Als we samen naar zijn muziek zouden luisteren, zouden de vragen vanzelf komen. Maar ik zou ook best gewoon dronken met hem willen worden.’

Jim Schilder

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content