‘We zijn één keer verdreven geweest. Dat was genoeg. Nooit meer.’

BEGRAFENIS VAN DE 39-JARIGE RESHAT AMETOB IN SIMFEROPOL De Tataar werd tijdens een demonstratie meegenomen door mannen in uniform. Zijn verminkte lichaam werd later aangetroffen in een bos niet ver van Simferopol. © JEROEN OERLEMANS

De onzekerheid en angst nemen toe onder de Krim-Tataren. Veel meer dan bang afwachten, kunnen ze niet. ‘Tegen de Russen kan niemand op. Maar komen ze aan onze woningen, dan bijten we desnoods met onze eigen tanden hun strot af.’

Hij droomt ervan, ’s nachts. Harde handen schudden hem door elkaar, sleuren hem zijn bed uit. Hij verzet zich uit alle macht, schreeuwt, trapt om zich heen. Maar ze zijn te sterk, met te veel. Hij kan er niet tegenop. Ze brengen hem naar buiten, gooien hem in de laadbak van een vrachtwagen. Hij weet: het is voorbij. Hij zal zijn huis niet meer terugzien.

Het is de ultieme nachtmerrie van de Krim-Tataren dezer dagen. Dat de geschiedenis zich herhaalt en de Russen hen opnieuw deporteren naar de steppen van Centraal-Azië.

Remzi Maradasulovitsj kijkt uit over de groene vallei waar hij woont. Aan weerszijden besneeuwde bergtoppen, aan de einder de ruige golven van de Zwarte Zee. De wind is guur, maar hij voelt het niet. Te diep in gedachten verzonken. ‘Als kind had ik al nachtmerries. Over de grote boze beer die Rusland heet. We zullen er nooit tegenop kunnen, dat weten we maar al te goed. Als een muis tegen een olifant zijn we. Maar als ze het wagen om ons opnieuw weg te halen, dan is de grens overschreden. Tot daar en niet verder. Ze zullen me moeten wegsleuren. Ik zal vechten voor mijn huis en mijn grond. En het ís mijn grond. De Tataren zijn de oorspronkelijke bewoners van de Krim. We leven hier al eeuwen. Dat de Russen nu al bezig zijn over illegale stukken land die ze terug willen, bevestigt onze grootste angst. Poetin beloofde dat hij ons met rust zou laten, dat we konden doorgaan met ons leven. We krijgen een prominente plaats in de regering en onze taal wordt officieel erkend. Niemand gelooft hem. De eerste tijd houden zijn mannen zich misschien koest, maar stilaan zullen we de gevolgen van de annexatie merken.’

Remzi kijkt ons met zijn felblauwe ogen gelaten aan. ‘Onze moeder heeft ons geleerd niet te haten. Ik ben geboren in ballingschap in Oezbekistan. Daar leefden we ook tussen de Russen, we hadden nooit problemen met hen. In ons dorp is de helft van de mensen van Russische afkomst, de andere helft is Tataar. Oekraïners zijn er bijna niet. Iedereen kent elkaar. Moeten we dan nu plots vijanden worden? En toch is er al iets veranderd. Een Russische familie zegt ineens geen gedag meer. Als ze me passeren, kijken ze de andere kant op. Triest is het.’

Toeristen

Zijn dorp, Generalskoye, ligt aan de zuidkant van het schiereiland. Steile kliffen en stranden rijgen de kust aaneen. In de zomer barst het van de toeristen in de streek. Het Krimreferendum is nog maar een dag achter de rug of Moskou heeft al aangekondigd dat de prijzen voor het toerisme gehalveerd zullen worden zodat er nog meer zon- en strandaanbidders naar de Krim afzakken. Want het aantal Europese bezoekers zal flink afnemen, nu ze een visum moeten aanvragen. Toen Remzi vanmorgen naar de bank ging, zag hij dat er een nieuwe rekening voor hem was geopend, een voor Russische roebels. Hij werkt als automonteur, repareert de wagens van iedereen in de streek, buiten voor zijn huis. Of er meer of minder toeristen komen, maakt voor hem niet uit. Hij is begin vijftig, en wil de rest van zijn leven slijten op de plek waar hij van houdt.

Van alle gedeporteerde families in het dorp zijn er maar twee teruggekeerd. Remzi wijst op een stenen muur in zijn tuin. De resten van wat eens de moskee was. Toen Stalin in 1944 besloot om de complete Tataarse populatie van de Krim naar Centraal-Azië te deporteren, zo’n 200.000 mensen in totaal, werden veel moskeeën afgebroken. Alle zichtbare kenmerken die herinnerden aan de Tataren moesten verdwijnen. De Tataren moesten boeten voor hun samenwerking met de Duitsers tijdens de oorlog, vond Jozef Stalin. Dat een aanzienlijk deel van de Tataren wel in het Rode Leger had gediend, deed er niet toe. Ze moesten gestraft worden voor hun verraad. Remzi laat een boek zien met foto’s van voormalige bewoners van zijn dorp. De helft van de Tataren overleefde de harde omstandigheden tijdens hun deportatie niet. Werkkampen, honger, bittere kou en rauwe armoede. ‘Mijn moeder is al haar broers en zussen verloren, ze stierven door uitputting en ziekte. Haar verhalen maakten diepe indruk op ons. Iedereen in het dorp moest halsoverkop vertrekken destijds. Ze werden in treinen gestopt als veevoer. Wie onderweg stierf, werd uit de trein gegooid.’

In 1954 droeg Stalins opvolger Nikita Chroesjtsjov de Krim aan Oekraïne over, als teken van vriendschap tussen Russen en Oekraïners. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie keerden de Tataren begin jaren negentig terug naar de Krim. Tegenwoordig zijn ze met zo’n 250.000, ongeveer 13 procent van de totale bevolking. Ruim 58 procent heeft Russische wortels, de rest is Oekraïens.

Ook Remzi vestigde zich in de jaren negentig voorgoed in zijn bergdorp aan zee. Mahsoud, de oudere broer van Remzi, is erbij gekomen. ‘Eigenlijk heb ik medelijden met de Russische soldaten die hiernaartoe zijn gestuurd. Ze moeten domweg uitvoeren wat de grote baas zegt. Ik sprak met een paar militairen onlangs. Ze verontschuldigden zich voor hun aanwezigheid, ze voelden zich opgelaten in onze straten. Nu, ik weet ook wel dat ze zich tegen ons keren als de situatie dat vereist. Maar het is niet allemaal zo zwart-wit. Er zijn ook Tataren die pro-Russisch zijn. Die vinden dat we het beter hebben onder Russische leiding. Omdat Oekraïne nooit veel voor ons heeft gedaan. Ze hebben ons altijd aan ons lot overgelaten, ook de nieuwe regering heeft geen enkele inspanning geleverd. We zijn gewend om onze eigen boontjes te doppen. Maar weet je wat nog altijd het meest steekt? Dat de Russen ons in 1944 verraders noemden. Vooral dat motiveerde mij om terug te keren naar de Krim. Want we zijn geen verraders. We zijn een trots volk, de zonen van de Gouden Horde van Dzjengis Khan. Geen bende dieven die lukraak stukken land inpikken.’

Burgerwacht

Mahsoud doelt op de talloze kleine houten schuurtjes die we her en der op de weilanden zien staan, buiten Simferopol. De Tataren zetten die neer op de vrije stukken grond, zonder rechtmatige eigenaar. Met de bedoeling er later hun huis op te bouwen. De vicepremier van de Krim, Roestan Temirgaljev, heeft al laten weten dat de overheid een deel van de ‘illegale’ gronden terug wil, voor sociale doeleinden.

Remzi Iliasov is een van de drie leiders van Mejlis, raadgevend orgaan van de Krim-Tataren: ‘Mijn collega is onlangs naar Moskou geweest om te praten over de grond op de Krim. Er is hem toen plechtig beloofd dat we onze terreinen mochten behouden. Nu klinkt er een ander geluid, hoewel het niet gezegd is dat de Russen per se onze terreinen zullen opeisen. Officieel zijn er – bijna – geen eigendomspapieren van de gronden waar de schuurtjes of onze huizen staan. Wie hier al jaren een huis heeft, beschouwt dat als legaal. Dat is nu net de tragedie van de eenwording met de Russen. Ze poten hun vlag op onze gebouwen en we moeten er ons maar naar schikken. De frustratie zit hoog. Heel hoog. Een aantal Tataren woont in erbarmelijke omstandigheden op de Krim. In huizen zonder stromend water of elektriciteit. Ze zijn als de dood voor de Russen, ze hamsteren voedsel en water en wachten op de dag dat de mannen in de groene uniformen voor hun deur staan. Nu, zo’n vaart zal het wel niet lopen. De Russen zijn niet zo dom dat ze meteen met harde hand de Tataren zullen aanpakken, dat is vragen om problemen. Aan de andere kant kan het ze weinig schelen wat de rest van de wereld ervan denkt, dat blijkt maar weer met deze brute annexatie. Een aantal Tataren zijn al op de vlucht geslagen. Ik verwacht dat er de komende weken nog heel wat anderen zullen vertrekken.’

De Krim-Tataren zijn kwaad en ontgoocheld. Omdat er ook van het Westen geen concrete hulp komt, voelen ze zich een speelbal van de situatie. Veel meer dan demonstreren en onderhandelen met de nieuwe overheid kunnen ze niet. Desondanks zetten ze zich in sommige dorpen schrap. Met alle middelen die ze hebben, ook wapens. Vladislav, de hyperactieve chauffeur die ons in moordend tempo over het schiereiland rondrijdt, kan erover meespreken. Hij is pro-Russisch en deelde de dag voor het referendum flyers uit voor de eenwording met het grote buurland. Tot ze werden gespot door een groepje Tataren. Volgens Vladislav begonnen de Tataren hen uit te schelden en te bedreigen. Hij werd zo bang dat hij zijn wapen, een 9 millimeterpistool, tevoorschijn haalde en prompt begon te schieten. Waarop de Tataren terugvuurden. Vlad kreeg een kogel in zijn linkerhand, zijn medestander werd in de maag geraakt. Omdat ze niet naar de politie durfden, gingen ze naar een dierenarts om hun wonden te laten verzorgen, zegt Vladislav stoer. Hij had vandaag naar het ziekenhuis moeten gaan om het bebloede verband rond zijn hand te verversen maar dat is niet nodig, vindt hij. Met zijn vriend gaat het redelijk. Maar de schrik zit erin, hoe koelbloedig hij ook probeert over te komen. Als we in Bahchisarai arriveren, een stadje vol strijdlustige Tataren, passeren we een groep burgerwachten. Maar Vladislav durft niet uit de auto te komen. ‘Gaan jullie maar’, klinkt het schuchter. ‘Die mannen ontzien niets en niemand.’

De nietsontziende mannen zien er inderdaad niet zachtaardig uit. Maar dat is net de bedoeling. Ze lachen ons in ieder geval vriendelijk toe als we op hen afstappen, aan de rand van het stadje. ‘De afgelopen twintig jaar leven we hier vreedzaam samen: Russen, Tataren en Oekraïners, in totaal ruim 30.000 bewoners’, zegt Sufian Enverovitsj. Sinds een week staat hij elke avond aan deze doorgangsweg om iedereen te controleren die in en uit het stadje gaat. ‘Alle Russen in Bahchisarai staan aan onze kant. Niemand wil dat we door het nieuwe bestuur verdreven worden. We hopen van ganser harte dat het vredig blijft. Maar heb je die gasten gezien, in Simferopol? Dat is het gevaar momenteel. Die mannen willen helemaal geen rust en vrede, ze zijn uit op oorlog.’

Hij bedoelt de Russen die de afgelopen week massaal naar de Krim zijn afgereisd om ‘hun mensen te beschermen’. Jonge mannen in legerkleding en leren jassen. Ze volgen mensen op straat en intimideren ze. We werden zelf door een grote kerel aangehouden die wist dat we uit Donetsk kwamen en vroeg waar ik over schreef. Als deze mannen tot dezelfde blinde agressie in staat zijn die we zagen tijdens een betoging van Maidanaanhangers in Donetsk, kunnen we ons voorstellen dat de Tataren op het ergste zijn voorbereid. ‘Er zitten een aantal ex-gedetineerden tussen’, weet Sufian. ‘Jongens die heel wat op hun kerfstok hebben. Ook moord. Laten we dus niet naïef zijn en denken dat ze straks weer braaf naar huis gaan. Geen idee of we hen aankunnen, maar wij zijn met duizenden. We doen niets, we beschermen slechts onze stad, onze huizen. Zolang zij niet onze kant uit komen, gebeurt er niets.’

Ze zijn goed georganiseerd, vinden ze zelf. Ze houden alle toegangswegen naar Bahchisarai 24 uur per dag in de gaten. In shiften van zes uur, meestal met een man of acht. ’s Nachts met tien man, in totaal houden er altijd zo’n vijftig mensen de wacht. Tataren, Oekraïners en een aantal lokale Russen. Ze zijn niet bewapend maar als het nodig is, kunnen ze alles krijgen wat ze willen, zegt Sufian beslist.

‘Kijk naar ons. Wij zijn geen kleine jongens, we laten ons niet zomaar overrompelen. Als we een auto aanhouden en we willen niet dat die de stad ingaat, dan keert die auto terug. Zolang ze niet met honderd auto’s tegelijk komen, lukt dat’, grijnst Sufian. Meteen betrekt zijn gezicht. ‘Maar iedereen is bloednerveus, we zijn allemaal bang om ons huis of onze zaak te verliezen.’ Zelf heeft hij een seizoenscafé dat uitkijkt over de groene vallei. In de zomer zit het vol toeristen, ze kunnen er goed van leven.

‘Als we onze zaak moeten opgeven, zijn we alles kwijt. In het uiterste geval zullen we onze eigen huizen in brand steken. Liever dat dan ze aan de Russen afgeven.’

Megalomanie

Leidinggevende van de buurtwachten is Moestafa Ibrogimovitsj. Hij verwacht ons in de grote moskee boven op de heuvel aan de rand van Bahchisarai. De zon zakt juist weg achter de bergtoppen als we arriveren, de roep van het gebed galmt over de mistige velden. In een vertrek naast de gebedszaal zit Moestafa op de grond plannen uit te schrijven voor wie de volgende 36 uur de wegen rond het stadje moet bewaken. De een na de andere bewoner druppelt binnen. Voor een kop thee, een praatje, om zijn bezorgdheid te delen, het maakt niet uit. ‘Alle criminelen van Rusland zitten hier’, roept Moestafa zodra we een voet over de drempel hebben gezet. ‘Ze hebben tatoeages op hun handen, en in sommige kringen is dat het teken dat ze al iemand om het leven hebben gebracht. Ik weet het, ik heb er geen harde bewijzen voor dat het criminelen zijn, maar wij wonen hier al twintig jaar en plots zien we dat het krioelt van dit soort mannen. Die waren hier eerst niet, geloof me. En ze zijn hier echt niet om van de natuur te genieten.’

Als het aan Moestafa ligt, vliegen ze allemaal weer regelrecht achter de tralies. Nadat hij met zijn lineaal luid op zijn tekentafel heeft geslagen als teken dat de andere aanwezigen moeten zwijgen, houdt hij een gloeiend betoog. ‘Natuurlijk zijn we bang van hen. Ze zullen deze kant op komen, daar ben ik zeker van. Maar we zijn voorbereid, zo goed en kwaad als het kan.’ Hij pakt zijn eigen strottenhoofd vast. ‘We hebben nauwelijks wapens. Maar als het moet, bijten we die Russen met onze eigen tanden hun strot af. Als de Russische militairen hen niet zelf van de Krim verwijderen, zullen wij eigenhandig met die criminelen afrekenen.’ De mannen rond ons mompelen instemmend.

‘Van Europa verwachten we niets’, raast Moestafa verder. ‘We hopen op steun van de Russen zelf. In Moskou zijn duizenden mensen de straat op gegaan omdat ze vinden dat Poetin de Krim met rust moet laten. Laten die mensen dat blijven volhouden, alsjeblieft. De Russen kunnen hun eigen mensen met hun eenzijdige berichtgeving in de media manipuleren wat ze willen. Het loopt momenteel vol zombies die domweg napraten wat ze op tv horen. Maar op den duur barst de bubbel, dat heeft de geschiedenis al zo vaak bewezen. Mensen laten zich bedotten, maar als ze eenmaal de smaak van de vrijheid te pakken hebben, zijn ze niet te stoppen. Probleem is dat het bij de Russen nog héél lang zal duren voor het zover is. Ik heb er veel vrienden wonen. Allemaal prima mensen, maar als je ze vraagt over hun land, dan zeggen ze allemaal dat zij het grootste en sterkste land ter wereld zijn. Een volk krijgt de leider die het verdient, wil het gezegde. In het geval van Rusland klopt dat. Megalomanie ten top.’

De laatste tv-zender

Op dinsdag, de tweede dag na het referendum, horen we ’s morgens dat het lichaam is gevonden van de 39-jarige Reshat Ametob, een Tataar die twee weken geleden volgens getuigen tijdens een demonstratie werd meegenomen door een groep mannen in uniform. Zijn lichaam werd aangetroffen in een bos niet ver van Simferopol. Volgens de lokale media zou hij zware verwondingen op zijn lichaam vertonen. Die lokale media bestaan alleen nog uit ATR, de Tataarse tv- en radiozender. Alle andere zenders op de Krim zijn door de Russen het zwijgen opgelegd, op een of twee kleine agentschappen na die via internet publiceren.

Refat Malikov is hoofdredacteur van ATR. Er zijn 130 mensen in dienst van de omroep. Die werd in 2005 opgericht. Ze zenden uit in de drie talen op het schiereiland: Russisch, Oekraïens en Krim-Tataars. ‘Op het moment zenden we 24 uur per dag uit. We zijn nog niet gecensureerd, niemand is tot nu toe naar ons gekomen om ons te vertellen wat we wel of niet mogen zeggen. We zijn dus vrij om te publiceren wat we willen. Maar we verwachten ieder moment bezoek van de Russen om ons het zwijgen op te leggen. Dat zijn we niet van plan. Het is alles of niets. Hoe we dat zullen aanpakken, weten we nog niet. Zo’n 500 sympathisanten bewaken vrijwillig het gebouw. Dat zal niet helpen als de Russen ons echt weg willen, maar we zullen ons niet zomaar overgeven. Hopelijk kunnen we het zonder bloedvergieten, is er een mogelijkheid om rond de tafel te zitten. We zullen blijven demonstreren, blijven opkomen voor onze vrijheid. We zullen ook onze huizen verdedigen. We zijn één keer verdreven geweest. Dat was genoeg. Nooit meer.’

Over het teruggevonden lichaam van de dode Tataar zeggen ze niets. De angst zit erin, hoewel ze dat niet willen laten merken. ‘Kom over een paar weken maar eens terug, om te zien of we er dan nog zijn. We weten het evenmin als jullie.’

Niemand van Russische kant op de Krim wilde commentaar geven op de gebeurtenissen. De paar keer dat we Russische militairen aanspraken, werden we binnen de vijf minuten weggestuurd door hun overste.

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S JEROEN OERLEMANS

‘We zijn geen verraders. We zijn een trots volk, de zonen van de Gouden Horde van Dzjengis Khan.’

‘Een Russische familie zegt ineens geen gedag meer. Als ze me passeren, kijken ze de andere kant op. Triest is het.’

‘In het uiterste geval zullen we onze eigen huizen in brand steken. Liever dat dan ze aan de Russen afgeven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content