Om overeind te blijven in de moderne wereldeconomie, moeten we al onze kennis inzetten. ‘Vlaanderen heeft voldoende potentieel om mee te spelen in de Champions League’, zegt kenniseconomie-expert Martin Hinoul.

Hoe sneller de storm rond het Generatiepact gaat liggen, hoe sneller er weer aan de échte toekomst kan worden gewerkt. Staat onze sociale zekerheid onder druk? Ja. Staat onze economie onder druk? Zeker. Staat onze welvaart onder druk? En of! Het is dan ook onverantwoord om vast te houden aan het verleden en hoog tijd om vooruit te kijken. Om ons concurrentienadeel tegenover de VS en Azië te compenseren, moeten we onze aandacht richten op datgene waarin we beter zijn dan alle anderen. En dat is kennis. Nooit zullen onze lonen lager liggen dan in Oost-Europa of het Verre Oosten, nooit zullen we evenveel grondstoffen hebben als Rusland, maar met kennis kunnen we het verschil maken. Kennis die moet groeien en floreren in netwerken, meent de Leuvense wetenschapper Martin Hinoul, die in de jaren negentig als Belgisch diplomaat in de Verenigde Staten de groei van Silicon Valley bestudeerde, na zijn terugkeer de aanzet gaf tot het kennisnetwerk Leuven.Inc en onlangs het boek Kenniseconomie Europa. Sprong in de diepte? schreef.

‘Succesvolle innovaties ontstaan mede dankzij het uitwisselen van informatie. Ook in deze steeds meer digitale wereld is er nood aan directe contacten tussen mensen, aan netwerking. Dat heb ik geleerd tijdens mijn verblijf in de VS en mijn bezoek aan het Cambridge Phenomenon-kennisnetwerk in Engeland. Via informele contacten wordt enorm veel waardevolle informatie en kennis uitgewisseld.’ Voor die praktijk bestaat tegenwoordig een semi-wetenschappelijke term: coöpetitie. Oftewel: het samengaan van coöperatie en competitie. Vrij vertaald: door samen te werken, kunnen bedrijven beter concurreren. Het succes van Leuven (een jaarlijkse groei van acht à negen procent in kenniseconomie) bewijst het gelijk van Hinoul. ‘De legendarische Route 128 rond het Massachusetts Institute of Technology in Boston en Silicon Valley in Californië kunnen we niet evenaren, maar als we onze financiële middelen en ons talent efficiënt gebruiken, geraken we toch een heel eind.’

In Europa is volgens u plaats voor een tiental topkennisregio’s. U gelooft dat Vlaanderen een kans maakt om daarbij te horen.

MARTIN HINOUL: Het bruto binnenlands product van Vlaanderen bedraagt 160 miljard euro. Daarvan wordt 2,2 à 2,3 procent besteed aan onderzoek en ontwikkeling. Dat komt neer op 3 à 4 miljard euro. Ongeveer evenveel als wat de Amerikaanse chipbouwer Intel uitgeeft aan onderzoek en ontwikkeling. Dan weet je dat de mogelijkheden beperkt zijn. Niettemin: Vlaanderen heeft uitstekende universiteiten, uitstekende onderzoekscentra, een behoorlijke hoeveelheid risicokapitaal, relatief goed uitgebouwde infrastructuren, goede buitenlandse bedrijven die zich hier vestigen… Het ontbreekt ons alleen nog aan voldoende entrepreneurs. Zeg maar: aan een ondernemersklimaat. De Vlaming, en bij uitbreiding: de Europeaan, durft geen risico’s te nemen. We hebben veel kwaliteiten, maar onze mentaliteit moet veranderen. Als een Vlaamse ondernemer op zoek gaat naar kapitaal om zijn idee te materialiseren in een bedrijf, krijgt hij overal te horen: ja, maar… Die mentaliteit moet eruit. Wat ik in de States heb geleerd: durf en enthousiasme zijn van cruciaal belang.

Op de Europese Top van Lissabon in 2000 is de doelstelling geformuleerd om tegen 2010 van Europa de sterkste kenniseconomie ter wereld te maken.

HINOUL: Ik heb er geen probleem mee dat de lat hoog wordt gelegd. Maar beweren dat we ‘de beste’ worden, is flauwekul. De Europese staats- en regeringsleiders weten dat we tien jaar achterstand hebben op de Verenigde Staten en dat onze voorsprong op Azië zienderogen slinkt. Het klopt niet dat Europa 3 procent van zijn financiële middelen aan onderzoek en ontwikkeling moet besteden. Vandaag zitten we aan amper 2 procent. Spanje, Portugal, Griekenland en enkele Oost-Europese lidstaten halen niet eens een half procent. Er is ruim 100 miljard euro nodig om het streefdoel van 3 procent te bereiken. In het licht van de huidige begrotingsproblemen lijkt de kans klein dat we dat gat snel kunnen opvullen. Geld is overigens niet het enige probleem, er is ook een tekort aan wetenschappers en technologen. Ongeveer 600.000 hebben we er nodig. En dat wisten de Europese beleidsmakers toen ze hun ambities uitspraken. Volgens mij is het sowieso onmogelijk om een heel continent tot een kennisregio uit te bouwen. Het lijkt me realistischer om verschillende kleinere kennisregio’s van topformaat te creëren.

Wat is de grote sterkte van Leuven.Inc?

HINOUL: Leuven beschikt over topkenniscentra als de Katholieke Universiteit Leuven en IMEC en over middelen voor onderzoek en ontwikkeling. Nog belangrijker: Leuven beséft welke mogelijkheden het heeft. Er wordt op een uiterst professionele manier onderzocht hoe kennis kan worden omgezet in een product of dienst. Leuven.Inc brengt gelijkgestemde mensen uit verschillende werelden samen: academici, ondernemers, financiers, vertegenwoordigers van de overheid. Zo komt een jonge ondernemer in contact met een venture capitalist of een wetenschapper. Tien jaar geleden had Leuven ook al bedrijven, alleen geen clusters. In een kennisnetwerk is het geheel groter dan de som van de afzonderlijke delen.

Hoe zit het met andere Vlaamse kennisregio’s?

HINOUL: Gent maakt naam met biotechnologie, maar de andere kernen zijn relatief klein en moeten nog tot ontwikkeling komen. Ze moeten visibiliteit krijgen, zodat ze buitenlandse bedrijven kunnen aantrekken. Die internationale dimensie is noodzakelijk om te kunnen groeien. Vandaar dat Leuven een alliantie heeft opgezet met Aken en Eindhoven. In die driehoek zitten ook Hasselt en Maastricht. Dat kan een van de sterkste kennisregio’s van Europa worden. In Leuven zijn ongeveer dertig bedrijfjes opgericht dankzij de inbreng van twee keer 12,5 miljoen euro aan zaaikapitaal. Geld afkomstig van de KUL, Fortis en KBC. In de grotere regio Leuven-Eindhoven-Aken praat je niet alleen met Fortis en KBC, maar ook met ABN Amro en Deutsche Bank. Dan kom je niet aan 12,5 miljoen euro, maar aan 30 of 40 miljoen. Je brengt méér bedrijven samen en creëert méér spin-offs.

Wat is de rol of de opdracht van de overheid in dit geheel?

HINOUL: De Vlaamse overheid heeft onlangs Flanders Investment & Trade (FIT) opgericht, een organisatie die buitenlandse investeringen hierheen moet brengen. Daarnaast zijn de middelen voor onderzoek en ontwikkeling dit jaar opnieuw met 60 miljoen euro verhoogd en wordt er risicokapitaal ter beschikking gesteld van jonge ondernemers. Allemaal waardevolle initiatieven. Wat belangrijk is: de overheid moet zich instellen op de flexibiliteit die eigen is aan de kenniseconomie.

De moderne kennisregio’s draaien zonder uitzondering op expertise in technologie. Dat kan geen toeval zijn.

HINOUL: De klassieke sectoren groeien niet meer en genereren bijgevolg geen nieuwe jobs. Het is mooi dat Ford Genk enkele honderden mensen aanwerft, maar we moeten niet vergeten dat ze er vorig jaar drieduizend aan de deur hebben gezet. We moeten de industrie hier houden zolang we kunnen, maar laten we realistisch blijven.

Stelt u niet overdreven veel hoop in de kenniseconomie?

HINOUL: De bundeling van entrepreneurs, risicokapitaal en enthousiasme kan spectaculaire resultaten opleveren. Ik geef een voorbeeld: Google. De kerntechnologie van dat bedrijf steunt op een algoritme dat men evengoed in Parijs, Londen of elders had kunnen schrijven. Waarom is het uitgerekend in de VS gebeurd? Entrepreneurs, risicokapitaal, enthousiasme! Vandaag heeft Google een waarde van 100 miljard dollar. Hon-derd mil-jard! Dat is vier keer France Télécom of tien keer Belgacom.

Een bedrijf als Google schept lucratieve banen voor hoogopgeleide werkzoekenden. Maar wat met de laaggeschoolden?

HINOUL: Elke hoogwaardige job zorgt indirect voor twee bijkomende banen. In restaurants, banken, autogarages, schoonmaakbedrijven, noem maar op. Dus ook de gewone man haalt voordeel uit de kenniseconomie.

Hangt de Flanders Language Valley van Lernout & Hauspie nog altijd als een donkere schaduw over de Vlaamse kenniseconomie?

HINOUL: Het is belangrijk dat we die periode afsluiten. De spijtige afloop van de Flanders Language Valley mag niet het einde betekenen. Vlaanderen heeft voldoende potentieel om in de Europese Champions League mee te spelen. We hebben excellente universiteiten en een traditie in wetenschap die teruggaat tot de zestiende eeuw. Laten we daar potverdomme iets mee doén! We moeten geloven in ons kunnen. It can be done! De Amerikanen doen het met veel minder kennis, hoor.

BART VANDORMAEL

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content