Met het wereldkampioenschap in het Nederlandse Hoogerheide stevent het veldritseizoen volgende zondag op het absolute hoogtepunt af. Bondscoach Rudy De Bie over de kansen van de Belgen, het zelfvertrouwen van favoriet Lars Boom, en de evolutie van deze meer dan ooit bloeiende discipline.

Twee en een halve week geleden werd de finale van het Belgisch kampioenschap veldrijden in Ruddervoorde door 1,2 miljoen televisiekijkers gevolgd. Dat is waanzinnig. Zelfs de Ronde van Vlaanderen heeft dit cijfer op piekmomenten nooit bereikt. Het is illustratief voor de massale belangstelling die er voor deze vroeger zo besloten en nu echt in weelde badende discipline bestaat. De wedstrijden zijn onvoorspelbaar, met constant wisselende scenario’s en vaak he-roïsche duels. Door de razendsnelle opkomst van ongecompliceerde jongeren als Niels Albert en de Nederlandse wereldkampioen Lars Boom wordt de al jaren bestaande hiërarchie, met Sven Nys als autoritaire grootmeester, overboord gegooid.

Bondscoach Rudy De Bie zegt dat hij zelden zo genoten heeft als de voorbije maanden. Hij hoopt dat het feest voor hem ook volgende zondag doorgaat als in het Nederlandse Hoogerheide, vlak over de grens, het wereldkampioenschap wordt gereden. De Bie leidt dan een ijzersterke Belgische ploeg. ‘Ze hebben allemaal een kans op een medaille’, zegt hij met overtuiging. Hij rekent erop dat de krachten worden gebundeld om topfavoriet Lars Boom van een nieuwe wereldtitel te houden. Boom stelde heel zijn seizoen op deze wedstrijd af en vindt een parcours dat perfect bij zijn mogelijkheden past: weinig bochten en veel rechte stukken.

Het valt af te wachten in welke mate de Belgische ploeg als een blok zal optreden. Een paar weken geleden liet Niels Albert zich in een onbezonnen moment ontvallen dat hij liever een buitenlandse ploegmaat ziet winnen dan een Belg. De fel oplaaiende commotie is geluwd, de gelederen lijken gesloten, maar ook in het veldrijden leert de ervaring dat de formule van een wereldkampioenschap met landenploegen achterhaald is.

Rudy De Bie: ‘Veldrijders zijn individualisten en die krijg je moeilijk op één lijn. Daarom hebben we ingegrepen na de uitspraken van Niels Albert. Die hebben heel wat opschudding veroorzaakt, en wat mij betreft mag er best wat beroering zijn, een sport leeft ook van dat soort discussies en polemieken. Maar we hebben toch tijdig een heel duidelijke afspraak gemaakt: als er een Belg wint, wordt de premie van de Belgische Wielerbond onder de andere zes verdeeld. Zo is het eigenlijk ieder jaar. Vervolgens bepaalt de koers of er eventueel nog andere financiële overeenkomsten worden gesloten. Het belangrijkste is dat ze voor elkaar door het vuur gaan.’

De ervaring leert dat het vaak anders is, de ene keer al wat opvallender dan de andere. Misschien heeft Albert gewoon gezegd wat anderen denken.

RUDY DE BIE: Dat weet ik niet. Vóór die uitspraak was er al toenadering tussen verschillende renners, zij het vooral tussen de gevestigde waarden. Dankzij Albert is alles in een stroomversnelling gekomen. De renners moeten beseffen dat ze het zich tijdens het WK niet kunnen veroorloven zich niet aan de regels te houden. Ik wil niet meemaken wat die renner dan in de daaropvolgende wedstrijd over zijn hoofd gaat krijgen.

Dat Sven Nys in 2000 niet achter zijn Nederlandse ploegmaat Richard Groenendaal wou rijden, tot woede van Mario De Clercq, achtervolgt hem nu nog. Negen jaar later. Het veldrijden is zo populair geworden en de toeschouwers zijn zo geestdriftig. Stamp die mensen dan niet tegen hun schenen. Het zou enorm dom zijn om de kip met de gouden eieren te slachten. Daarom: de Belgen moeten als ploeg rijden en elkaar steunen. En elkaar zeker niets in de weg leggen.

Sven Nys bleek ook dit seizoen weer de beste renner. Maar zijn overwicht is minder verpletterend.

DE BIE: Niet omdat hij minder snel fietst, maar wel omdat de tegenstand veel groter is. Ik vind dat Sven door het feit dat hij de voorbije zomer intensief aan mountainbiken deed, sterker is geworden. Hij is echt gebeten door deze discipline. Vooral, denk ik, omdat hij in het mountain-biken veel rust vindt. Door de omgeving: niemand valt hem lastig, hij wordt niet omstuwd door supporters, de landschappen zijn indrukwekkend mooi, daar geniet hij van. Ook al is het de zwaarste wielerdiscipline die er bestaat. Je spreekt gewoon alles aan: armen, schouders, rug… ik kan erover meespreken want ik heb het ook gedaan. En je gaat drie uur lang in het rood. Dat is de grootste aanpassing, je merkte dat Sven daar aanvankelijk de meeste problemen mee had: het laatste uur was er te veel aan. Nu heeft hij het allemaal onder controle. Ook al is zijn lichaam in de eerste plaats gevormd naar het veldrijden. Als mountainbiker moest hij zichzelf een beetje bijschaven.

Het is wel opvallend dat Nys dit seizoen iets beredeneerder koerst.

DE BIE: Hij kan niet anders. Aan de eindstreep is Sven niet de snelste en omdat de tegenstand zoveel groter is, rijdt hij niet weg wanneer hij wil. Het is afwachten en op het juiste moment toeslaan.

Niels Albert, de grote uitdager van Nys, is een heel ander type.

DE BIE: Hij vliegt er meteen in. Rijden, niet te veel nadenken en niet omkijken: op zich is dat niet verkeerd, het spreekt de mensen ook aan. Maar je zult merken dat hij wedstrijden gaat verliezen door zijn enthousiasme, en dan zal hij zijn manier van koersen aanpassen. Wat bij Niels op dit moment ontbreekt, is pure explosiviteit. Hij kan een bepaald tempo heel lang aanhouden, hij mat de tegenstanders af tot ze breken. Maar op 300 meter een kloof van 50 meter slaan, dat zit er nog niet echt in. Die explosiviteit is niet aangeboren bij hem, maar hij kan er natuurlijk wel aan werken.

Lars Boom is de grote favoriet voor het WK. Het parcours is voor hem gemaakt.

DE BIE: Laten we zeggen dat het in zijn voordeel is: veel rechte stukken en niet zoveel scherpe bochten. In die rechte stukken kan Boom zijn vermogen kwijt. Maar ik vind het wel een eerlijk parcours. De weersomstandigheden zullen bepalen hoe de wedstrijd verloopt. Als het droog blijft, is het heel moeilijk om weg te rijden, dan wordt het een tactische wedstrijd. Maar als het regent, is het een stuk zwaarder, al zal het parcours niet herschapen worden in een modderpoel. Er liggen veel stukken leemgrond, die laat het water niet door.

Boom heeft van het wereldkampioenschap zijn hoofddoel gemaakt. Hij weet heel goed wat hij wil. Als je de manier ziet waarop hij Nederlands kampioen wordt op de weg, dat was tegen alle ploegafspraken in. Hij heeft dat in zich: ik en anders niemand. Als je dat dan ook nog kunt waarmaken, kijken ze naar je op.

Ik vind dat Boom kracht aan soepelheid koppelt. Je moet er eens op letten: je ziet hem zelden uit het zadel gaan. Hij demarreert al zittende, je bent zijn wiel kwijt zonder dat je het beseft. Ik herinner me een cross in Hoogerheide twee jaar geleden. Boom ging zo hard door dat Erwin Vervecken stierf in zijn wiel, hij moest lossen, Boom keek om en bleek verbaasd dat hij alleen was. Boom is een intrigerend mannetje. Ik hoop alleen dat hij niet begint te zweven.

Hij roept ook: ‘De Nederlandse ploeg zal voor mij rijden.’ Alsof hij zo de Belgen wil prikkelen.

DE BIE: Dat is een psychologisch spelletje. De media pikken daar graag op in. Zolang het daarbij blijft, kan het geen kwaad. Maar het mag niet de bedoeling zijn om de supporters tegen elkaar op te zetten.

Sommigen vinden Boom geen waardige wereldkampioen omdat hij zijn koersen uitkiest en niet het hele seizoen presteert.

DE BIE: Hij kan doelen stellen, en dat is belangrijk in de moderne sport. Sven Nys doet dat niet, hij voelt zich verplicht overal te presteren. Belgen in het algemeen hebben dat. Dat komt vooral door het aantal klassementen. Veel mooie wedstrijden en veel rechtstreekse televisie-uitzendingen, dan wil je je laten zien. Voor sommigen is dat gewoon te veel, het scherpste is er op het einde van het seizoen af. Lichamelijk gaat het nog wel maar geestelijk niet meer.

Is het daarom dat Nys nog maar één keer wereldkampioen werd bij de profs?

DE BIE: Het wereldkampioenschap is met geen enkele andere koers te vergelijken. De sfeer is enorm gespannen, die drang om als eerste het veld in te gaan, je nog maar eens opladen terwijl je dat al zo vaak hebt gedaan… je kunt niet geloven hoeveel mentale kracht dat vraagt.

Bart Wellens hoort niet echt meer bij de top. Terwijl hij een paar jaar geleden nog de grote antagonist was van Sven Nys.

DE BIE: Ja, ze werden toen echt tegen elkaar opgezet. Daar heeft Bart het moeilijk mee gehad. Telkens weer dat duel moeten aangaan, weten dat Nys beter is… hij had het heel moeilijk om dat mentaal te verwerken, het vrat aan hem. Op een gegeven moment heeft hij daarover nagedacht en besloten dat hij het anders moest aanpakken. Hij is nu veel rustiger en volwassener geworden, hij kan alles beter plaatsen.

Hoe moeten we de andere Belgen inschatten?

DE BIE: Vooral Klaas Vantornout heeft een grote stap gezet. Al lukt het net niet altijd. Zijn start is al goed, maar in de tweede wedstrijdhelft loopt het nog te moeilijk. Klaas is nooit het grootste talent geweest. Ook in de jeugd bleef hij in de schaduw. Hij moet het hebben van inzet en uithoudingsvermogen, zich verzorgen, goed trainen. Als je hem ziet: hij is een haring, geen gram vet aan.

Sven Vanthourenthout is een ander type, steviger, maar hij stagneert op dit moment. Ook omdat hij een hele tijd niet fit was. Kevin Pauwels heeft dan weer veel klasse, maar het ontbrak hem aan zelfvertrouwen, ook al werd hij wereldkampioen bij de juniores en bij de beloften. Hij keek te veel op naar de groten, en reed daardoor verschillende koersen onder zijn mogelijkheden. Nu is dat veranderd. Hij heeft meer lef.

Erwin Vervecken is dan weer de modelprof: 37 jaar en soms nog zo sterk naar voren treden. Als je ziet wat hij anderhalve week geleden in Roubaix presteerde, op zo’n verschrikkelijk parcours. Niemand had dat verwacht. Dat was trouwens zo prachtig dit seizoen: het onvoorspelbare. De televisiecommentatoren zaten er vaak naast. Je hoorde: ‘De beslissing is gevallen, de achtervolgers komen nooit meer terug.’ Een halve ronde later waren ze er al bij.

Vind je dat het veldrijden op de juiste manier evolueert?

DE BIE: Er zijn jammer genoeg niet meer zoveel technische omlopen. Alle bochten worden heel ruim uitgemeten. Dat heeft veel te maken met de televisie: ze willen alles goed en overzichtelijk in beeld brengen. Bovendien hangt er steeds meer rond het veldrijden, het rennerspark, de vipaccommodaties… je moet het allemaal kwijtraken. Er zijn organisatoren die eerst zien dat ze dat allemaal kunnen zetten en pas daarna het parcours gaan bouwen. Dat is de omgekeerde wereld.

Maar de belangstelling blijft groeien.

DE BIE: Terwijl ik vijf jaar geleden al dacht dat we aan ons plafond zaten. Eigenlijk is er nu een ander probleem: er zijn veel kandidaat-sponsors, maar er zijn te weinig renners. De vraag is groter dan het aanbod. En wat gebeurt er dan? Sponsors en ploegen gaan altijd maar verder en verder zoeken om de potentiële talentjes aan zich te binden. Er worden al met junioren voorcontracten getekend om over een paar jaar mogelijk als eliterenner voor hen uit te komen. Die jongeren worden beloond en bezoldigd, alles wordt hun al toegestopt terwijl hun carrière eigenlijk nog moet beginnen.

Dat is niet noodzakelijk slecht, maar de inzet en de motivatie moeten wel intact blijven. En je moet ook zien dat je de verandering van categorie goed verteert. De kloof mag niet te groot blijken als je van de beloften naar de elite overstapt. Het hangt er ook van af wat er internationaal bij de beloften rondrijdt. Als dat niveau goed is, valt het nog wel mee. Dan weet je waar je staat en in hoeverre je nog een tandje moet bijsteken. Maar we moeten toch opletten dat we niet het slachtoffer worden van ons eigen succes.

Hoe is het niveau bij de beloften nu?

DE BIE: Niet goed genoeg. De Duitser Philipp Walsleben is op dit moment veruit de beste, hij verdient het om wereldkampioen te worden. Maar als je hem bij de profs zet, moet hij vechten om in de eerste vijftien te raken. In vergelijking met Walsleben hebben de Belgische beloften nog een lange weg te gaan. Ze moeten erover waken dat die groeimarge er nog is. En dan stoort het me als ze van alles krijgen: materiaal, mobilhome, zakcenten. Ze zouden dat eerst moeten verdienen. Van de andere kant: als je klasse hebt, sta je er meteen. Dat zie je bij Niels Albert en bij Zdenek Stybar.

Nog een kandidaat voor de wereldtitel.

DE BIE: Absoluut. Hij werd vorig jaar tweede in Treviso. Ik heb altijd gedacht dat hij zijn beperkingen had, dat het parcours berijdbaar moest blijven. Nu blijkt dat hij ook in de modder kan presteren. Pas op, je hebt ook nog een andere Nederlander, Thijs Al, die uit het mountainbiken komt. Hij is geen goede loper, maar er zal in Hoogerheide niet veel gelopen worden. En hij is snel aan de eindstreep, net zoals Stybar. Misschien wordt ook het wereldkampioenschap een gipsafdruk van vele andere wedstrijden dit seizoen: zeer onvoorspelbaar.

DOOR JACQUES SYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content