‘Het is niet mijn ambitie om de meest socialistische burgemeester aller tijden te zijn.’ Patrick Janssens over oud zeer in het Antwerpse stadhuis, het dragen van burqa’s en het afbreken van dé ijzeren brug.

Ongeveer een jaar ging het goed. Maar sinds enkele weken gaat Antwerpen weer in het hele land over de tong. Eerst bleek er ruim 22 miljoen euro zoek op de begroting van het OCMW. Vervolgens maakte het parket het dossier van zestien hoge stadsambtenaren aan de raadkamer over. Die moet uitmaken of ze naar de correctionele rechtbank worden verwezen voor verduistering van overheidsgeld. Ze zouden hun Visa-kaart van de stad voor persoonlijke aankopen hebben gebruikt.

OCMW-voorzitster Monica De Coninck zuchtte onlangs dat ze in Antwerpen deel uitmaakt van de ‘opkuisgeneratie’. Burgemeester Patrick Janssens houdt het positiever: hij spreekt liever over de ‘opbouwgeneratie’. En dat het bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2006 erop of eronder is? Dat weet hij ook wel, maar hij is er nog niet mee bezig. Hij bestuurt – en hij kan niet anders.

Om maar met ‘Het Laatste Nieuws’ in huis te vallen: Hugo Coveliers vindt dat de VLD in Antwerpen met het Blok moet besturen. Anders zou hij wel eens op de lijst van Filip Dewinter durven gaan staan. Ziet u dat als een gevaar?

PATRICK JANSSENS: Ik zie het in ieder geval niet als nieuws. Het klinkt misschien niet erg geloofwaardig, maar ik ben veel minder met die verkiezingen van 2006 bezig dan Coveliers en Dewinter. Ik begrijp dat die heren niets anders te doen hebben, maar voor mij ligt dat wel even anders: ik probeer de stad zo goed mogelijk te besturen en daar heb ik mijn handen vol mee. Ik begrijp ook wel de strategie van het Blok. Dewinter gaat ervan uit dat hij niet zo heel veel stemmen meer moet bijwinnen om aan de macht te komen. Maar het zullen er toch meer moeten zijn dan Coveliers vorig jaar heeft behaald.

De strategie van de VLD was er vorig jaar op gericht met Coveliers als burgemeester een rechts alternatief voor Dewinter te bieden.

JANSSENS: Sta me toe geen uitspraken te doen over wat ik denk dat de strategie van de VLD was in het voorjaar van 2003. Het ligt ver achter ons en sindsdien is er een bijzonder goede samenwerking met de VLD op het lokale vlak, waar Hugo Coveliers geen enkele rol speelt – niet in de gemeenteraad en niet in het college. Normaal gesproken zou ik me als burgemeester zwaar geschoffeerd moeten voelen als een van mijn coalitiepartners dat soort uitspraken doet, maar ach, het is Coveliers. We kennen hem. Coveliers is de VLD niet en dus voel ik me niet geschoffeerd.

Timmert u aan een linkse eenheidslijst?

JANSSENS: Maar nee! Als je daarover met mij wilt spreken, zul je in juni 2006 eens moeten terugkomen – niet eerder. We hebben in de meerderheid ook afgesproken dat we er alles aan gaan doen om de verkiezingskoorts niet eerder de kop te laten opsteken. Ik denk dat we er het voorbije jaar vrij goed in geslaagd zijn de meerderheid samen te houden. Er waren minder interne discussies, er was minder partijpolitiek en meer eensgezindheid in het beleid. Dat is pure winst. De beste manier om dat allemaal om zeep te helpen, is nu al te beginnen met een electorale strategie. Voor alle duidelijkheid: dat betekent niet dat ik geen doelstellingen heb op lange termijn. Ik ga ervan uit dat de manier waarop wij nu besturen in 2006 wel een impact zal hebben. Het zou maar jammer zijn als dat in een democratie niet het geval was.

Maar we weten intussen toch dat goed bestuur een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde is om het Blok de wind uit de zeilen te nemen? Het gaat al lang niet meer over die losliggende stoeptegel.

JANSSENS: Natuurlijk niet, het gaat ook over de vraag of je als meerderheid een consistent project hebt en je niet uit elkaar laat spelen. Of dat voldoende zal blijken te zijn, weten we niet, want het is in Antwerpen nog nooit vertoond. Je hoeft geen genie in politieke strategie te zijn om te zien waar ik mee bezig ben: ik probeer zo los mogelijk te staan van de politieke partijen en zeker ook van mijn eigen partij. Het is niet mijn ambitie om de meest socialistische burgemeester aller tijden te zijn. Dat is niet wat Antwerpen nu nodig heeft.

Antwerpen heeft een burgemeester nodig die eerder een manager is dan een politicus?

JANSSENS: Manager vind ik het verkeerde woord.

Het is toch geen scheldwoord? Wij hebben managers onder onze beste vrienden.

JANSSENS: Ik heb ze onder mijn beste medewerkers. Er is voor mij een duidelijk onderscheid tussen management en leiderschap. Een manager moet ervoor zorgen dat iedereen zijn boterhammen mee heeft en een plas heeft gemaakt voor het vertrek. En een leider moet ervoor zorgen dat hij onderweg de richting niet uit het oog verliest. Als ik degene moet zijn die voor de boterhammen zorgt, bestaat het risico dat we onderweg sterven van honger. Dat is mijn sterke punt niet. Maar ik denk dat ik wel de richting kan aangeven.

Het Blok belooft een ‘nieuwe stijl’. Hebt u daar in de Antwerpse gemeenteraad al iets van gemerkt?

JANSSENS: Het is me wel opgevallen dat Dewinter in de raad en in de commissies meer moeite doet om zich in toom te houden. Maar we hebben het voorbije jaar in de gemeenteraad ook veel minder televisiecamera’s gezien dan we gewend waren – wat erop wijst dat er veel minder conflicten waren. En waarom zou Dewinter zich agressief opstellen als er toch geen camera’s in de buurt zijn?

Is het een pluspunt dat Antwerpen minder vaak in het nieuws komt?

JANSSENS: In de mate dat het in het verleden haast altijd negatief nieuws was: zeer zeker. Gezien mijn achtergrond zal het u misschien verbazen (Janssens was in een vorig leven topman van een reclamebureau, nvdr), maar het is niet mijn ambitie Antwerpen continu op de voorpagina’s van de kranten te houden.

Het is de laatste weken toch weer gelukt, hoor. We kennen wel een paar voorbeelden.

JANSSENS: Dat dacht ik al.

Om maar iets te noemen: het gat van 22,5 miljoen euro in de boekhouding van het Antwerpse OCMW. Bent u er nog altijd van overtuigd dat er niemand met een bruine enveloppe vandoor is?

JANSSENS: Laat ik het zo zeggen: tot nu toe hebben we zo iemand in ieder geval nog niet gevonden. Ik sluit het niet uit, maar het zou me toch verwonderen als er 22,5 miljoen in die enveloppe zat. Ik ben een beetje ontstemd omdat men doet alsof ik de zaak gebagatelliseerd heb. Ik wil een ernstig onderzoek. Het gaat niet om een tekort, maar om een verschil tussen twee boekhoudingen – die van het OCMW en die van de ziekenhuizen. We moeten weten waar dat verschil vandaan komt. Er is een oneindig aantal mogelijkheden, maar met de indicaties waarover ik tot nu toe beschik ben ik geneigd de ziekenhuizen het voordeel van de twijfel te geven en te denken dat het OCMW boven zijn stand geleefd heeft. Het heeft meer geld geleend dan het mocht en het kon dat doen op basis van de kredietlijnen voor de ziekenhuizen. En één van de vragen die ik opgehelderd wil zien, is of dat geld aan zorg en sociaal beleid besteed is of aan andere dingen.

Moet het OCMW een deel van zijn patrimonium verkopen om het gat te dichten?

JANSSENS: Als inderdaad blijkt dat het OCMW boven zijn stand heeft geleefd, lijkt me dat de beste oplossing, zoals ook Monica De Coninck al heeft aangegeven. En het moet zonder taboes gebeuren. Er zal wel weer een storm van kritiek losbarsten als bijvoorbeeld het Centrum Elzenveld verkocht zou moeten worden, of in concessie gegeven. Maar wil men misschien liever dat we rusthuizen sluiten? En voor al die schepenen en ministers van Cultuur die het heel erg zouden vinden als het Antwerpse OCMW zijn kunstschatten zou veilen, heb ik een goede raad: kóóp die kunstschatten dan.

In een interview in ‘De Morgen’ zei Monica De Coninck: ‘We zijn aan het opkuisen en we blijven maar opkuisen. Ik behoor echt tot de opkuisgeneratie.’ U ook?

JANSSENS: Ik heb een heel andere voorgeschiedenis dan Monica. Zij is letterlijk in een Volkshuis geboren, heeft alle geledingen van de partij doorlopen, op de kabinetten van Leo Peeters en Charles Picqué gewerkt. Ze draait al heel lang mee, terwijl ik nog maar vijf jaar in de actieve politiek zit. Ik hoop dat ik veeleer tot de opbouwgeneratie behoor. Maar dat belet niet dat de situatie waarmee ik bij mijn aantreden als burgemeester werd geconfronteerd bijzonder pijnlijk was.

Hoeveel skeletten zitten er nog in de kast? Het aantal fraudedossiers is intussen opgelopen tot 64 en de Antwerpse procureur Bart Van Lijsebeth zei onlangs in ‘Knack’: ‘We pulken aan een ijsberg, waarvan niet meer dan een tipje boven water steekt.’ Dat vraagt om een reactie.

JANSSENS: Ik heb niet gereageerd en ik ben ook niet van plan dat te doen. Omgekeerd zou ik ook niet graag hebben dat Van Lijsebeth reageert op mijn uitspraken in de pers. Vorig jaar, de dag nadat ik burgemeester was geworden, heb ik in mijn 11-julitoespraak al gezegd: ‘Ik maak me geen enkele illusie: het vuur zal her en der ongetwijfeld weer opflakkeren, en misschien ontstaan er zelfs nieuwe brandhaarden.’

In een organisatie die zo groot is als het Antwerpse stadsbestuur, de politie, kan het niet anders dan dat er af en toe dingen fout gaan. Maar in plaats van de problemen toe te geven en ze op te lossen, werden ze in het verleden altijd weggemoffeld. Die bedrijfscultuur is als het ware in de muren gaan zitten. Om terug te komen op het verschil tussen de boekhouding van het OCMW en die van de ziekenhuizen: mij maak je niet wijs dat daar binnen het OCMW niemand van afwist. Het drama van de politieke situatie in Antwerpen is altijd geweest dat iedereen zich bedreigd voelde en zich daarom terugtrok in een egelstelling. Toen Luc Van den Bossche (SP.A) destijds als Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden naar Antwerpen kwam om orde op zaken te stellen, bleek dat alleen de socialistische fractie op de hoogte was van wat er in het stadsonderwijs aan de hand was – niet het college. Dat is een legendarische anekdote die veel zegt over Antwerpen.

A propos: hoe zit het met de Sint-Bernardsesteenweg?

JANSSENS: In volle heraanleg. Waarom?

Toen u aantrad als voorzitter van de SP gebruikte u het beeld van die straat regelmatig als een symbool van sociale ongelijkheid. In chique villawijken ligt fluisterasfalt, maar in achterstandsbuurten lijkt het wel de Hel van het Noorden uit Parijs-Roubaix.

JANSSENS: Antwerpen heeft nog altijd een paar van die symbolen. Hoboken, een stuk van het Kiel, Antwerpen-Noord. De rode vlekken op de kaart in de atlas van de kansarmoede. Op de dag tegen Extreme Armoede zei iemand twee weken geleden: ja, we vragen dat jullie in onze wijken investeren, maar ook niet te veel want anders moeten wij er weg. Dat was een bijzonder goede samenvatting van de uitdaging waar we voor staan. De vraag is niet of je een wijk zoals het Kiel of Stuivenberg er weer bovenop krijgt, maar of je die mensen er bovenop krijgt.

Het is ook een kringloop: als zo’n wijk opleeft, gaan de armere mensen eruit.

JANSSENS: Je hebt als overheid niet veel instrumenten om in dat proces in te grijpen. In het buitenland begint stadsvernieuwing altijd met een publieke impuls. Op het Zuid, bijvoorbeeld, zijn de publieke investeringen de enige die zijn achtergebleven. De Zuiderdokken en de Scheldekaaien zijn nog altijd parkeerterreinen. Je zou in Antwerpen bijna liberaal worden, als je ziet hoeveel goeds er is gebeurd zonder dat de overheid er een hand heeft naar uitgestoken.

Wat zegt de socioloog in u: werd de samenlevingsproblematiek bij ons inderdaad te lang verwaarloosd?

JANSSENS: Het was zeker te eenzijdig een verhaal van sociale achterstelling in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. De culturele component kreeg te weinig aandacht.

Zijn culturen gelijkwaardig?

JANSSENS: Ik probeerde daar in het begin van de jaren tachtig mijn grote leermeester Herman Deleeck van te overtuigen. Dat goed en kwaad relatieve begrippen zijn en dat alles een kwestie is van sociale conditionering en cultuur. Deleeck zei me dat mensen zoals ik met de opvoeding van kinderen bezig moesten zijn. Toen ik zelf vader was, begreep ik dat je in de opvoeding doorgeeft wat je zelf aan goed en kwaad onderscheidt. De vraag is dus irrelevant. Menswetenschappelijk zijn culturen gelijkwaardig, in die zin dat er geen absolute maatstaf is van goed en kwaad. Maar in de praktijk, in een concrete samenleving, is die er natuurlijk wel – anders valt die samenleving uit elkaar.

Met andere woorden: een samenleving legt normen en waarden op?

JANSSENS: Ze moet wel! Het debat rond de burqa is daar een goed voorbeeld van. Ik kan me goed voorstellen dat er een samenleving functioneert waar vrouwen in burqa rondlopen. Maar dat is niet onze samenleving. Er zijn ook samenlevingen waar iedereen naakt rondloopt, maar bij ons lukt dat niet.

Anderzijds is de achterstelling in het onderwijs en op de werkvloer toch reëel.

JANSSENS: Zeker. Ik zei ook niet dat er te veel aandacht naar het sociaal-economische was gegaan, maar dat die aandacht te eenzijdig was. Het risico bestaat nu dat die situatie omslaat en dat de aandacht exclusief naar culturele en religieuze componenten gaat.

Hoeveel allochtone werknemers telt de stad?

JANSSENS: Het zijn er meer dan u denkt, maar minder dan het er zouden moeten zijn. Als we de vzw’s meetellen die rond de stad cirkelen, zaten we vorig jaar toch al aan bijna vijf procent – terwijl we rond de twaalf procent zouden moeten zitten. De politie is een ander verhaal. We hebben nu veertig allochtone agenten, in een korps van ruim tweeduizend mensen. Je merkt dat er vooral bij de jongeren nogal wat druk is om niet bij de politie te gaan, omdat ze dat als een vorm van overlopen beschouwen.

Eén op de drie Antwerpenaren stemt voor het Vlaams Blok. Wil dat zeggen dat ook één op de drie Antwerpse agenten een Blokker is?

JANSSENS: Aangezien een politieman proportioneel meer met criminaliteit in aanraking komt dan de gemiddelde burger, is de kans reëel dat het er zelfs nog meer zijn.

Is dat voor de burgemeester voorwerp van zorg?

JANSSENS: Elke politieman die zijn politieke overtuiging laat meespelen in zijn werk, is een voorwerp van zorg. Als die overtuiging niet meespeelt, zie ik geen probleem.

Zijn er te veel getto’s in Antwerpen?

JANSSENS: Ik merk dat mensen in gescheiden gemeenschappen leven, dat ze gescheiden sporten, relatief gescheiden naar school gaan. Dat is geen goede zaak. Segregatie vergroot de kans op conflicten omdat tegenstellingen zich gemakkelijk op de verschillende gemeenschappen kunnen enten. De grootste rassenrellen in de Verenigde Staten deden zich in de tijd van de segregatie voor, en in de eindfase daarvan.

Uw CD&V-schepen Marc Van Peel toonde zich voorstander van het Rotterdamse model om de sociale mix te bevorderen. Dat wil zeggen dat mensen een minimuminkomen moeten hebben om in bepaalde wijken te mogen wonen.

JANSSENS: Ik kan me voorstellen dat je de absolute vrijheid die nu op dat vlak bij ons bestaat aan banden legt. Maar niet exclusief voor de onderkant van de sociale ladder! Ook voor de bovenkant. Neem nu gemeente X in de groene rand rond Antwerpen. Geen enkele sociale woning, geen asielzoekers die daar verblijven, een zeer klein OCMW. Alleen maar rijke mensen, die ondanks de lage aanslagvoet toch voor veel belastinginkomsten zorgen. Wat zegt de burgemeester van zo een gemeente tegen de overheid, die de bouw van sociale woningen en de opvang van asielzoekers wil stimuleren? Weg daarmee! Over die praktijken mag ook iets worden gezegd, voor er wordt beslist dat iemand met een te laag inkomen niet meer in de Seefhoek mag wonen.

Samen met Steve Stevaert, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke was u een van de zogenaamde teletubbies van de SP.A. Bestaat die club nog?

JANSSENS: Ja, en we gaan in de toekomst waarschijnlijk weer wat vaker bijeenkomen.

Zat de klad erin?

JANSSENS: Dat lijkt me wel. Anders gebeurt er toch niet zo’n incident als met Frank Vandenbroucke.

Was de kritiek van Vandenbroucke op het beleid van de federale regering ‘onuitgegeven en onverstandig’, zoals Louis Tobback zei?

JANSSENS: Tobback heeft het gezegd, meer mensen hebben het gedacht.

Had Vandenbroucke toch niet een beetje gelijk? Begin dit jaar publiceerde hij samen met Johan Vande Lanotte een brief, waarin 2004 een ‘scharnierjaar’ werd genoemd waarin de toekomst op de sporen moest worden gezet. Daar is nog niet echt veel van te merken geweest.

JANSSENS: De vraag is niet of Frank gelijk heeft. Maar: hoe ga je ermee om en hoe voer je een gezamenlijk beleid? De sterkte van ons project de voorbije vijf jaar was het evenwicht tussen de benadering van Frank Vandenbroucke en die van Steve Stevaert. Je kunt daar een karikatuur van maken, en het zo voorstellen alsof de ene alleen op lange termijn denkt en de andere uitsluitend met leuke ideetjes voor de korte termijn bezig is. Maar zo eenvoudig is het niet. Deze tekst van Frank verschilde ook niet zoveel van diegene die hij enkele maanden geleden samen met Johan publiceerde.

Alleen werd daarin niet gepleit voor de opname van CD&V in de federale regering.

JANSSENS: Ik begrijp de bezorgdheid van Vandenbroucke. Vlaanderen werd op 14 juni 2004 wakker in een Antwerpse situatie, met zo goed als alleen het Blok in de oppositie. Dat vraagt om zorgvuldig overleg tussen de verschillende regeringen en tussen de verschillende politieke partijen. Dat was er totnogtoe te weinig. Ik deel dus de bezorgdheid van Frank, maar zijn demarche was toch onverstandig. Want zijn open brief zit nu wel in de binnenzak van Filip Dewinter, en hij zal bij heel wat interpellaties naar boven komen.

Dat hele incident versterkt de indruk dat de SP.A na de verkiezingsnederlaag op 13 juni bijna radeloos op zoek is naar een nieuw project.

JANSSENS: Waarom zouden wij een nieuw project nodig hebben? Het eigenaardige is niet dat we op 13 juni verloren, maar dat we in 2003 zoveel vooruitgingen. De partij was daar op dat moment structureel niet klaar voor. De SP.A zit, wat mij betreft, nog altijd op de koers die in 1999 werd uitgetekend. De essentie blijft dat het een partij moet zijn die vooruitkijkt in de plaats van achteruit en die niet alleen in termen van verworven rechten denkt. Een partij die naar buiten is gericht en niet alleen met zijn klassieke electoraat bezig is. Maar dat wil niet zeggen dat je moet verstarren. Er moet beweging blijven.

Antwerpen zucht ondertussen nog altijd onder de last van de grote werken. Is er nog geen licht aan het eind van de tunnel?

JANSSENS: Ja, maar het duurt nog wel even voor we het gevoel hebben dat het is wat het moet zijn. De hinder wordt geleidelijk minder groot, omdat er meer buiten het centrum zal worden gewerkt. Ondertussen moet eind 2005 toch al duidelijk worden dat het allemaal ergens toe heeft geleid. Dan moet de ring klaar zijn en de eerste fase van de Leien. De tweede fase begint normaal met het afbreken van de ijzeren brug aan de Rooseveltplaats, die tijdelijk was bedoeld maar er voor eeuwig en altijd leek te staan. Als een symbool dat er in Antwerpen nooit iets verandert. Een gouden regel zegt dat je geen werken mag beginnen in een verkiezingsjaar. Maar de verleiding zal te groot zijn om de ijzeren brug snel af te breken. Al was het maar om aan de Antwerpenaars te laten zien: als dat kan, dan kan alles.

Kan Antwerpen zich nog een stadsdichter permitteren? De VLD wil Ramsey Nasr wraken, nadat hij een opiniestuk over de Palestijnse kwestie in de kranten schreef. U mag wel met Ramsey Nasr praten, maar u mag hem in geen geval benoemen. Hoe moet het nu verder?

JANSSENS: Als de uitslag van een gesprek op voorhand vaststaat, kun je beter geen gesprek beginnen. We moeten opletten dat we geen problemen scheppen waar er geen zijn. Ik wil daar niet flauw over doen, maar ik wil die zaak ook tot haar reële proporties terugbrengen. Als Ramsey Nasr de handdoek gooit, is het instituut stadsdichter ook meteen dood. Want wie wil het in die omstandigheden nog in zijn plaats doen? Wat u zegt, heb ik in het college niet gehoord. Of laat ik het zo stellen: het zou kunnen dat er in het verslag van de collegevergadering staat dat ik dat niet heb gehoord.

Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

‘De open brief van Vandenbroucke zit nu wel in de binnenzak van Filip Dewinter, en hij zal bij heel wat interpellaties naar boven komen.’

‘Je zou in Antwerpen bijna liberaal worden, als je ziet hoeveel goeds er is gebeurd zonder dat de overheid er een hand heeft naar uitgestoken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content