Tien jaar na Paula D’Hondt is het migrantenbeleid aan herijking toe. Clichés en oude angsten blijven het debat vergiftigen. Een gesprek met Piet Janssen van het Vlaams Minderhedencentrum.
In het eerste halfjaar van Verhofstadt I kwamen de allochtonen al zes keer op de politieke agenda. Juriste Yamilla Idrissi zette het vorige week in De Standaard op een rijtje: de Belgische nationaliteit ontnemen van wie zich “manifest” weigert te integreren, de koppeling van de snel-Belg-wet aan het snelrecht, het verband onderzoeken tussen etnische afkomst en criminaliteit, het intrekken van OCMW-steun en werkloosheidsvergoeding van wie geen Nederlands wil leren, de goedkeuring van de regularisatiewet koppelen aan een quotum van 3000 uitwijzingen per maand, het nul-tolerantiebeleid inzake migranten handhaven.
Dat de soep niet zo heet gegeten wordt als ze wordt opgediend, is evident. Deze meerderheid heeft per slot van rekening toch een sterk progressieve signatuur. En minstens vier van de zes regeringspartijen zijn voor het migrantenstemrecht. Vanwaar dan dat gerol met de spierballen?
Het migrantenprobleem, om het nog maar eens lekker ouderwets zo te noemen, blijft bij uitstek het domein waar weinigen zeggen wat ze denken. Het Vlaams Blok vanzelfsprekend niet: die partij verdoezelt haar scherpste en intiemste overtuiging. Maar ook de anderen niet: die zeggen dan weer scherpere dingen dan ze zelf geloven.
Zo kwam het ‘donkerblauwen’ zeer goed uit dat de studie van minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD) over afkomst en crimineel gedrag de indruk wekte dat de bokshandschoen zou worden bovengehaald. Mooi meegenomen ook als sommigen na verklaringen van Hugo Coveliers en Karel De Gucht de indruk kregen dat de VLD een genaturaliseerde Turk zijn Belgische identiteitskaart zou afnemen als hij een BMW carjackt. Of neem minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL), die de indruk wekt dat het Belgische salon opnieuw zal vollopen door de regularisaties en dus de grenzen sluit. Geloofde hij het zelf, of was het “grenstheater”, zoals Koen Vidal in De Morgen opmerkte?
Piet Janssen, directeur van het vorig jaar opgerichte Vlaamse Minderhedencentrum, werkt al dertig jaar op het terrein. Zijn verhaal is saai, want al dertig jaar is hij ervan overtuigd dat juist de kennis van de realiteit de enige remedie is tegen elk onzuiver discours en – belangrijker – de enige garantie op reële vooruitgang in het samenleven van oude en nieuwe Belgen.
Vlaams minister van Gelijke Kansen Mieke Vogels (Agalev) belooft spoedig een decreet op de inburgering. Wat verwacht u daarvan?
Piet Janssen: Ik hoop om te beginnen dat het niet zo zal heten, want het woord inburgering wordt op zoveel manieren gebruikt dat het niet meer duidelijk is wat ermee wordt bedoeld. Soms stelt men het voor alsof met een Nederlandse taalles hier en een opleiding daar de zaak afgehandeld zou zijn. In Vlaamse regeringsteksten wordt het woord dan weer zeer ruim geïnterpreteerd. Daar duikt het op als men het heeft over inspanningen om allochtone jongeren weer “op het rechte pad” te brengen. Dat is geen inburgering, want het gaat om jongeren die hier al ettelijke jaren wonen. Hier hebben we het dus over een specifieke jongerenproblematiek.
Dat is iets heel anders dan een opvangbeleid voor nieuwkomers. In Nederland wordt de term inburgering ook uitsluitend daarvoor gebruikt. Daar proberen ze nieuwkomers bij te brengen hoe de samenleving zo’n beetje draait, ze krijgen de kans om de taal te leren en geval per geval wordt gezocht naar een traject dat leidt tot een beroepsopleiding of werk.
Het stoort me aan de discussie hier in België dat alles op een hoopje wordt gegooid. Men heeft onvoldoende oog voor de verscheidenheid. Als je iemand de Belgische nationaliteit verleent, is het nogal vreemd om daar inburgering aan te koppelen. Want om Belg te worden, moet je al enkele jaren op het grondgebied verblijven en ben je dus al geen nieuwkomer meer. Dan heb je geen opvangbeleid nodig, maar een goed integratiebeleid of, zoals het in het decreet op etnisch-culturele minderheden van 1998 wordt genoemd, een emancipatiebeleid. En ook voor de mensen die dezer dagen geregulariseerd worden, is een andere aanpak nodig. Die zijn meer gediend met een informatiekit die hen de weg wijst van een illegaal naar een legaal bestaan. Vertel hen hoe een huurcontract in elkaar zit, wat je moet doen om gas en elektriciteit te betalen enzovoort.
Dat staat heel ver van ideeën over verplichte inburgering en sancties. Ook over ‘integratie’ heerst nog altijd de grootste dubbelzinnigheid.
Janssen: Het is een goed woord als iedereen zich aan de enige juiste betekenis zou houden: ervoor zorgen dat mensen als volwaardige burgers een plaats krijgen in het geheel. Maar in het discours wordt het heel anders voorgesteld. Dan zegt men vaak ‘inburgering’ als men ‘assimilatie’ bedoelt. Emancipatie is dus duidelijker. Het gaat over gelijke kansen, en dat is iets totaal anders dan positieve discriminatie zoals Filip Dewinter het altijd graag voorstelt. Het heeft geen enkele zin om mensen aan een job te helpen als ze er niet voor gekwalificeerd zijn. Gelijke kansen betekent dat je drempels wegneemt als je merkt dat de toegang tot onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg of tewerkstelling ongelijk is. Bij de Turkse gemeenschap bijvoorbeeld blijkt de kindersterfte vrij hoog te zijn. Dan moet je nagaan hoe dat komt en de gaten in de gezondheidszorg dichten.
Bij een opvangbeleid spreek je over twee groepen van nieuwkomers: zij die door een huwelijk met iemand van hier het land binnenkomen en mensen die via de asielprocedure in België belanden. In Nederland is voor zulke mensen een ‘inburgeringstraject’ verplicht. We moeten daar niet flauw over doen. Verplichting is niet uit den boze. Ik ken genoeg allochtone vrouwen die zelf vinden dat een of andere vorm van stimulans of verplichting welkom is. Het wil nog niet zeggen dat je mensen hun bestaansminimum moet afpakken. Voor autochtonen geldt ook de leerplicht. Het is dus niet onmenselijk om mensen aan te zetten om iets te doen.
Dan is het ook oorbaar om er sancties aan te verbinden?
Janssen: Het gaat niet op mensen voor te houden dat ze gestraft zullen worden als ze geen taallessen volgen, en er niets tegenover te zetten als ze het wel doen. Sancties zijn maar mogelijk als de samenleving die mensen tegelijkertijd kan garanderen dat ze, als ze het ‘goed’ doen, niet op een muur van discriminatie zullen botsen als ze zich straks op de arbeidsmarkt aanbieden. Voor wat hoort wat.
Dat mis ik heel sterk in de discussie hierover. Er wordt vooral veel met de vinger gewezen. Er wordt heel gemakkelijk een band gelegd tussen vreemdelingen, allochtonen en criminaliteit en onveiligheid. Natuurlijk zijn er problemen en die moeten worden aangepakt. Trouwens, in de allochtone gemeenschap zijn steeds minder mensen bereid om daar de ogen voor te sluiten.
De kwestie is dat onderhuids een hele groep burgers in dit land nog te vaak, te monolitisch, te negatief benaderd wordt. In die zin wordt de discussie nogal ideologisch gevoerd, en te weinig op basis van de concrete realiteit.
De test moet altijd weer het resultaat zijn. In Nederland is de inburgeringswet van kracht geworden op 1 juli 1998, maar daar is jaren voorbereidend werk aan voorafgegaan. Tot nu toe zijn er twee goed uitgebouwde projecten in Antwerpen en Gent. Het vergt dus heel wat tijd en werk om ervaring op te doen, modellen uit te proberen. Het is goed dat Mieke Vogels aan een decreet werkt, maar ik vind het niet realistisch dat je zo’n opvangbeleid in enkele maanden uit de grond zou stampen. Liever een goed decreet over twee jaar dan nu iets holderdebolder en omwille van het politieke discours. Ik hoop dat men zich in Vlaanderen niet laat opjagen. Het heeft natuurlijk te maken met de verkiezingen die op komst zijn.
Vogels heeft 40 miljoen beloofd voor inburgeringsprojecten in 2000.
Janssen: Dat is veel te weinig natuurlijk. In Nederland is de gemiddelde kostprijs van een inburgeringstraject 200.000 frank per nieuwkomer. Nederland heeft zo’n 20.000 nieuwkomers per jaar. Vlaanderen tussen de 5.000 en 10.000. Vermenigvuldig dat met 200.000 en je komt uit boven het miljard. Men zal dus ook op dat vlak de discussie ernstig moeten voeren.
Heeft die onzuiverheid in het discours volgens u vooral met gebrek aan kennis te maken, of met angst en gebrek aan politieke moed?
Janssen: Wie zich wil profileren, hanteert een ander jargon. Dan gaat het er niet meer om de realiteit te beschrijven, maar om een aantal ideeën te lanceren. En voor een stuk heeft het met angst te maken. Het is goed dat de Verenigde Naties ons eens met de neus op de feiten drukken. Demografisch zit het Westen in een dal en dus moeten we nieuwe migratiestromen verwachten. Dat en de multiculturaliteit in de samenleving zijn de belangrijkste uitdagingen van de komende jaren. Wat elders in de wereld gebeurt of niet gebeurt, heeft zijn weerslag bij ons. En de welstand die hier is opgebouwd, is waarschijnlijk niet over de hele wereld te verspreiden.
Iedereen moet uiteindelijk inzien dat wij in vergelijking met de rest van de wereldbevolking in een heel bevoorrechte situatie zitten. En dus ook dat we op een of andere manier iets zullen moeten inleveren als we tot een rechtvaardiger wereldorde willen komen. Dat is realisme. Onze welvaart is voor een stuk opgebouwd dankzij ons koloniale verleden en dus gebaseerd op een ongelijke economische wereldorde. Dat kan niet oneindig doorgaan. Maar dat is heel bedreigend natuurlijk, want niemand levert graag verworvenheden in. Hoe langer we dat met z’n allen uitstellen, hoe groter het risico op gevaarlijke schokken. We kunnen niet in de leugen blijven leven.
De VN komen tot het besluit dat de beste krachten moeten immigreren om het tekort aan werkkracht in het Westen op te lossen. Een bizarre conclusie, want het leidt tot een bestendiging van de ongelijkheid.
Janssen: Je haalt het potentieel elders weg. Dat heeft men ook vastgesteld bij de eerste migraties van de jaren zestig. Toen ging men er aanvankelijk ook van uit dat iedereen daar voordeel zou bij hebben: mensen vinden hier werk en ze sturen wat geld naar huis. Maar tegen het einde van de jaren zeventig bleek dat de hele arbeidsmigratie een negatief effect had op de ontwikkeling van de landen van herkomst. Dat zijn fouten die zich in de toekomst dreigen te herhalen.
Ook het benadrukken van de eenmaligheid van de regularisatie wekt illusies?
Janssen: Natuurlijk. De wereld blijft draaien, de mensen bewegen zich voort. Dat is ook de ervaring in het buitenland. Ook in andere landen waar ze een eenmalige regularisatie planden, hebben ze die operatie uiteindelijk moeten herhalen.
Marc Van Peel (CVP) zei dat er een “permanente regularisatie” nodig is. Dat getuigde van inzicht, maar het klonk politiek blijkbaar niet goed. De mensen zouden wel eens kunnen gaan denken dat de CVP voortaan elke ‘illegaal’ wil toelaten. Dus slikte hij die woorden maar snel in.
Janssen: Ik verval in herhaling, maar we schuwen blijkbaar het realisme. En dat leidt dan tot zulke dwaze gedachten als: we worden overspoeld. Als je het vluchtelingenprobleem op wereldvlak bekijkt, moet je vaststellen dat het Westen maar een fractie van de last draagt. Het zijn de arme landen die het leeuwendeel torsen.
Uw medewerker, Tarik Fraihi, had het over de dubbele tong van politieke partijen. “Deze tegenstelling tussen woord en daad is te wijten aan een houding waarbij de Ander wordt getolereerd zolang hij niet echt een Ander is, maar een nietszeggende Ander die zich enkel vastklampt aan folkloristische rituelen.”
Janssen: Hoe je het ook draait, in al die discussies kom je toch altijd weer tot de vaststelling dat men de allochtone gemeenschap benadert als een lijdend voorwerp waar anderen over beslissen. Ze is geen gelijkwaardige partner in de discussie. En dus is het ook een beetje hypocriet om het in een discours over inburgering te hebben over gelijkwaardige burgers. Daarom zou het een goede zaak zijn mocht het integratiebeleid zoals het tien jaar geleden door Paula D’Hondt werd uitgewerkt, herijkt worden. En vervolgens moet er meer rekening worden gehouden met de diversiteit van de gemeenschappen. Er is een groot verschil tussen de situatie van nieuw geïmmigreerde Roma-zigeuners uit Oost-Europa en de Marokkaanse jongeren van de derde generatie. Dé migrant bestaat niet meer. Ga op het terrein na wat de zeer verschillende noden zijn en ontwikkel dan efficiënte, concrete programma’s. Met een kosten-batenanalyse.
Ligt de conclusie niet voor de hand dat het hele integratiebeleid een mislukking is? Als tien jaar na D’Hondt integratie nog altijd verward wordt met assimilatie? Als er nog altijd zoveel fabeltjes worden opgedist? En als er van gelijke kansen op het terrein ook nog altijd geen sprake is?
Janssen: Dat is te zwart/wit voorgesteld. Er hebben zich in de jaren negentig ook positieve evoluties voorgedaan. Op z’n minst is er nu al bij veel meer mensen het besef dat je geen goed beleid kunt voeren zonder de betrokkenen zelf. En ook in de allochtone gemeenschap is het besef gegroeid dat ze hun verantwoordelijkheid moeten opnemen. Dat er iets misloopt, wil de gemeenschap zelf niet meer verhullen. Het is pas doordat ook binnen de gemeenschap zelf mensen erkennen dat er iets mis is, dat men zich kan gaan engageren om er iets aan te doen.
Die ontwikkeling gaat wel met horten en stoten, maar ze is er toch maar. Als men daarop verder bouwt aan een beleid, dan komen we er nog wel. In de mate dat men dat soort ontwikkelingen een kans geeft, kunnen er ook bruggen worden gebouwd om samen met de allochtonen een aantal problemen aan te pakken. Cruciaal is daarom ook dat we elkaar leren kennen zoals we zijn.
Er is dus meer nodig dan multiculturele stadswandelingen waarbij je eens een moskee bezoekt en een appelthee drinkt?
Janssen: Natuurlijk. Beoordeel iedereen op zijn of haar verdiensten en kwaliteiten. We bewijzen niemand een dienst door allochtonen te idealiseren, net zo min als door ze te stigmatiseren. Je hebt bepaalde kringen waar je over allochtonen niets ‘verkeerds’ mag zeggen. Dat is larie. Gelijkwaardigheid begint juist met een realistische benadering. Een multicultureel feest kan best leuk zijn, maar het blijft een feest, he. Het is geen oplossing voor de samenlevingsproblematiek in de buurt. Ook aan de progressieve kant is er onzuiverheid in het debat. Het politiek correcte denken heeft de zaak niet gediend. Liever realistische uitgangspunten dan overtrokken verwachtingen.
Filip Rogiers