‘We hebben de PKK hard nodig, maar we mogen dat niet luidop zeggen’

PKK-strijders in het kamp bij Matara, Kirkuk. © ALBERTO PRIETO

In het Westen staan ze te boek als terroristen, maar in het Koerdische deel van Irak zijn de PKK-strijders de nieuwe helden. ‘Eén PKK-strijder is evenveel waard als honderd andere soldaten.’

Onder een loodgrijze lucht in drenzende regen hangt de zwarte IS-vlag er triest bij, tweehonderd meter van ons vandaan. We zien geen enkele beweging aan de overkant van het smalle kanaal dat de Koerden van de Islamitische Staat scheidt. ‘De ene helft van het water is van de IS, de andere helft hoort bij ons terrein’, vertellen de PKK-strijders die hier al wekenlang standhouden tegen de jihadisten. Een half uur geleden waren er nog beschietingen over en weer, nu is het rustig. Maar de sluipschutters aan beide kanten blijven op post. Of we dus niet te lang willen treuzelen, dringen de Koerden aan.

We zijn in Matara, een dorpje ten zuiden van de stad Kirkuk. De frontlijn aan het kanaal is een van de belangrijkste in het noordelijke deel van Irak, zo’n 250 kilometer van Bagdad. Officieel hoort Kirkuk niet bij de Koerdische Autonome Regio, maar toen de IS in juni aan de poorten van de stad stond en het Iraakse leger als een haas in de nacht wegvluchtte, namen de Peshmerga – de Koerdische guerrillastrijders in Irak – de leiding over. Sindsdien bewaken ze het gebied als bloedhonden. Met een productie tot een miljoen vaten per dag behoort de provincie Kirkuk tot de meest olierijke van Irak. Ze is dus van kapitaal belang voor de Iraakse Koerden, die al jaren ijveren voor een akkoord over het betwiste gebied met de regering in Bagdad.

De eeuwenoude stad Kirkuk, bekend als het Jeruzalem van de Koerden, heeft ook een grote symbolische waarde. De bevolking bestaat van oudsher uit een smeltkroes van Koerden, Turkmenen, Arabieren en christenen. De Koerden werden in het verleden verschillende keren uit de stad verjaagd, lang voordat Saddam Hoessein in de jaren tachtig systematisch Arabieren naar Kirkuk stuurde en meer dan honderdduizend Koerden verdreef. Na de val van de dictator in 2003 keerde een groot deel uiteindelijk terug, maar het getouwtrek om Kirkuk bleef aanhouden. Nu de Peshmerga de controle over het gebied hebben, zullen ze er alles aan doen om Kirkuk niet af te geven aan de IS.

Dat de Iraakse Koerden maar wat blij zijn met de hulp van de veel beter getrainde strijders van de Turks-Koerdische Arbeiderspartij PKK in de oorlog tegen de jihadisten, geven ze publiekelijk niet graag toe. Feit is dat de Peshmerga, zowel de jonge als de oude generatie, al jarenlang geen militaire ervaring meer hebben opgedaan. In de jaren zestig, zeventig en tachtig vochten ze tegen het Iraakse leger. Daarna raakten ze onderling slaags door de strijd tussen de KDP (Koerdische Democratische Partij) en het afgesplitste PUK (Patriottische Unie van Koerdistan). De Amerikanen brachten uiteindelijk verzoening tussen de twee partijen. Toen Saddam van het toneel verdween, werden de Peshmerga ingezet als grenswachters en bewakers van oliepijpleidingen.

Tegenover de gedisciplineerde militaire tak van de PKK steken de Peshmerga, ‘zij die de dood trotseren’, tegenwoordig maar magertjes af. Het was de PKK die, samen met de YPG, de Volksbeschermingseenheden uit Syrisch Koerdistan, de opgejaagde Yezidi’s hielp bevrijden van de Sinjarberg in Irak, nadat de Peshmerga de Yezidi’s aan hun lot hadden overgelaten. Waarna de reputatie van ’terroristenorganisatie’ PKK een ferme duw opwaarts kreeg. Dagelijks melden Koerden zich aan bij de legerbasis van de PKK in het Kandilgebergte in Noord-Irak om mee te vechten tegen de Islamitische Staat.

We waren zelf juist op weg naar de Kandilbergen toen de Turkse luchtmacht vorige week PKK-stellingen in het zuidoosten van Turkije aanviel. De PKK zou de dagen voordien herhaaldelijk hebben geschoten op een Turkse legerpost in Hakkari, aan de Iraakse grens. Prompt werden al onze interviewafspraken in Kandil afgezegd.

Stilte voor de storm

In de PKK-basis bij de frontlijn van Matara blijken we uiteindelijk wel welkom, zolang we niet op eigen houtje gaan rondneuzen. ‘Geheime zaken’, grijnst commandant Agid Kalaray. Hij heeft de leiding over een ‘paar honderd’ PKK-strijders in het kamp. Het exacte aantal wil hij niet kwijt. ‘Ieder van ons telt voor tien, dus we zijn met velen’, klinkt het lachend. Bovenaan de omheining, beschermd door een stapel zandzakken, loeren de guerrillastrijders naar de kale velden aan de overkant. Een onweersstorm steekt op, felle windvlagen rukken aan de geel-groene PKK-vlaggen en zijn zwarte tegenhanger verderop. Door het slechte weer de afgelopen dagen zijn de beschietingen minder hevig dan voorheen. ‘Ook de luchtaanvallen van de Amerikanen hebben effect’, zegt commandant Kalaray. ‘De IS lijkt momenteel een beetje uitgeraasd. Wij zijn ook moe trouwens, na al die hevige gevechten de laatste weken. Maar we blijven alert want de IS is zich ongetwijfeld aan het hergroeperen. Het is stilte voor de storm. De IS aast op Kirkuk. Dat wil ze doodgraag in handen hebben, ze zal man en macht gebruiken om dat te bereiken. Wij staan klaar, maar zonder westerse luchtsteun en support van de lokale bevolking redden we het niet.’

Kalaray (41) is een oude rot in de guerrillastrijd. Hij vocht in elke uithoek van Koerdistan, op het Syrische deel na. Voor hij naar Matara vertrok, trainde hij in de Zagrosbergen, aan de grens met Iran. ‘Het is heel eenvoudig’, zegt hij. ‘Ons leger trekt rond. We opereren waar we het meest nodig zijn. De Peshmerga konden het niet alleen aan, het stadsbestuur van Kirkuk vroeg of we wilden helpen. Zo belandden we hier. De situatie is momenteel onder controle, we houden de IS constant in het vizier om te voorkomen dat ze nieuwe manschappen en materialen laten aanrukken. Elk voertuig dat we spotten, wordt beschoten. Ze kunnen geen stap verder. Zij zitten daar, wij hier. Wat er ook gebeurt, aan Kirkuk komen ze niet.’

Omdat de IS gretig gebruikmaakt van mijnen en boobytraps, hebben ze ontmijners nodig, zegt Kalaray. In de huizen van heroverde dorpen stuiten ze vaak op ingenieus verstopte explosieven. Een van de trucs is een koran op de grond. Zodra iemand die oppakt, wordt een ontstekingsmechanisme in gang gezet en is het boem. Maar de grootste kracht van de Islamitische Staat is de psychologische oorlogvoering, volgens de commandant: ‘Overal waar ze komen, planten ze enorme vlaggen. Van dan af is het hun terrein, gelden hun regels en wetten. De vele onthoofdingen missen hun effect niet. De bevolking is doodsbang van hen, dat horen we overal. Maar die van de IS zijn ook bang van ons. We zien ze vaak genoeg wegrennen. De IS is zich heel goed bewust van wie we zijn en wat we kunnen. Dat is het verschil met de Peshmerga. Zij hebben de afgelopen twintig jaar niet meer gevochten. Wij wel, we zaten overal. De Peshmerga beweren dat ze hier met 30.000 man zitten. Als wij met zovelen waren, was de IS allang uit dit gebied verdreven.’

President Massoud Barzani van de Koerdische Autonome Regio noemde de PKK een half jaar geleden nog terroristen. Nu moeten de PKK-strijders zijn land redden. Commandant Kalaray lacht schamper. ‘Als mensen die hun land verdedigen voor de vrijheid terroristen zijn, dan zijn wij inderdaad terroristen. Het kan ons niet schelen wat Barzani zegt. Een half jaar geleden sloot hij de grens met Rojava (Syrisch Koerdistan, nvdr) wegens geschillen met de Syrische tak van de PKK. Dat sloeg nergens op. Hoe kun je nu als één volk opereren wanneer je de grenzen sluit? We laten er ons in elk geval niet door imponeren. We hebben de wapens en gaan waar we willen. In Kobani vechten we samen met de Syrische PKK, hier met de Peshmerga. Het is jammer dat Europa ons geen wapens wil geven, maar we redden ons wel. Ook de Turken houden ons niet tegen. We waren niet verrast door hun aanval deze week, we hebben dat tenslotte al zo vaak meegemaakt. Maar wie ons aanvalt, kan een reactie verwachten. We zullen terugslaan, waar en wanneer wij dat zelf bepalen.’

De commandant is zich er terdege van bewust dat een aanval tegen de Turken de internationale sympathie voor de PKK meteen zou torpederen. Er gaan stemmen op om de partij van de terrorismelijst af te halen en ze als volwaardige gesprekspartner te aanvaarden. ‘De Turken willen dat voorkomen. We moeten dus oppassen. Waakzaam blijven en afwachten. En intussen de IS proberen te verslaan.’

Ontploffingsgevaar

Een paar kilometer verderop huizen de Peshmerga in een enorme, verlaten basis van het Iraakse leger. De troepen in Kirkuk worden geleid door commandant Rasul Omer. Hij heeft net liters thee en koffie laten aanrukken als hij wordt weggeroepen. Er zijn vier Yezidivrouwen en een kind vrijgelaten. Ze waren gevangengenomen door de IS en zaten twee maanden opgesloten. Deze morgen zijn ze kennelijk vrijgekocht door hun dorpsgenoten. De vrouwen willen zich melden om vervolgens naar een opvangkamp in Duhok te vertrekken. Het gevraagde losgeld, volgens hen 15.800 dollar, zouden ze normaal gesproken van de overheid in Bagdad moeten terugkrijgen.

‘Ik kan iets vrijer spreken over onze samenwerking met de PKK’, zegt zijn collega Behded Moshrefy, werkzaam als arts van de Peshmergatroepen in Kirkuk. Hij woont in Zweden, maar besloot afgelopen juni meteen af te reizen om de Iraakse Koerden te helpen. ‘Omdat de PKK officieel een terreurbeweging is, brengt ze ons in een ongebruikelijke positie. We hebben hen hard nodig, maar we mogen dat niet luidop zeggen. Ik kan u wel vertellen dat het geweldig goeie strijders zijn. Iedere Koerd respecteert hen. We kunnen ze volledig vertrouwen, we mogen ze alleen geen wapens geven.’

Commandant Omer is dubbelzinnig over de PKK: ‘Als Koerden verwelkomen we hen, zoals iedereen die tegen de IS vecht. De frontlijn is 65 kilometer lang, de IS heeft de laatste twee weken al vijf keer geprobeerd om door te breken. Als we de PKK niet hadden, zouden we veel meer manschappen hebben verloren. Ze zijn goed, dat geef ik toe. Eén PKK-strijders is evenveel waard als honderd andere soldaten.’ Drie koppen thee verder slaat de commandant plots om. ‘Nu we de beschikking hebben over de wapens uit Europa, staan we veel sterker. Ik heb het bevel over 30.000 man, die paar honderd guerrilla’s van de PKK heb ik niet meer nodig. Als het kan, stuur ik ze binnen een paar dagen terug naar Kandil.’

Hij betreurt het dat de Peshmerga in Sinjar de Yezidi’s aan hun lot overlieten, maar in Kirkuk ligt de situatie volgens hem heel anders: ‘Dit is de financiële ader van het land. Als de IS dit gebied in handen krijgt, betekent dat niet alleen een ramp voor de Koerden en Irak maar voor de hele internationale gemeenschap. Ook de ruime gasvoorraden vormen een gevaar. Als de IS hier zou bombarderen en de boel ontploft, dan kan het tot veertig kilometer rondom branden. We verzetten dus geen stap, we zullen de regio met hand en tand verdedigen. Sterven of standhouden, er is geen middenweg.’

Dan vraagt de commandant plots of we weten dat een paar Nederlanders – niet van Koerdische afkomst – zich bij een Peshmerga-eenheid hebben aangesloten om de IS mee de pan in te hakken. Hij doelt op drie leden van de Nederlandse motorclub No Surrender die sinds een goeie week inderdaad zij aan zij met de Peshmerga zouden meevechten. ‘Zo willen we er nog wel’, lacht de commandant.

In Erbil, op twee uur rijden van Kirkuk, bekijken twee aanstaande PKK-rekruten het filmpje waarin een van de Nederlandse motorrijders uitlegt waarom hij in Irak zit. Ze zijn zwaar onder de indruk van de getatoeëerde armen en het gespierde postuur van de Nederlander. Kamal Kawa, met negentien jaar de jongste van de twee, kijkt weifelend naar zijn eigen magere armen. ‘Ik weet zeker dat de PKK een goeie soldaat van me zullen maken, maar zo’n beer zal ik nooit worden’, grinnikt hij. Morgen zijn de twee van plan naar Kandil te vertrekken om training te volgen in de militaire basis van de PKK. ‘Veel jongens gaan naar de Peshmerga, maar de mannen die het écht menen, kiezen voor de PKK’, zegt Kamal. ‘Toen ik zag hoe ze de Yezidi’s in Sinjar redden, kreeg ik bewondering voor hen. De PKK is even gedisciplineerd als het Duitse leger, horen we vaak. Dat trekt me aan. Ik wil mijn land verdedigen tegen de IS en dat doe ik het liefst bij de mannen met de meeste gevechtservaring. Ik heb geen idee wat me te wachten staat, misschien kan ik het niet aan maar ik weet één ding; thuiszitten en toekijken hoe die honden van de IS onze mensen afslachten, kan ik niet meer.’

Vredesonderhandelingen

De meeste PKK-aanhangers die we spreken in Irak reageren nogal nonchalant op de recente aanval van de Turken. Bovendien lijken ze zich weinig druk te maken over de rol van PKK-leider Abdullah Öcalan in de vredesbesprekingen. ‘De strijd tegen de IS is prioriteit nummer één, de Turken komen later wel’, stelt Agid Damhat, hoofd van de buitenlandse relaties van de PKK, aan de telefoon vanuit Kandil. ‘We hebben geduld. Uiteraard zijn we gebaat bij vredesonderhandelingen met de Turken, we zullen daarop blijven aansturen. Maar mochten de Turken ons blijven bestoken, dan ondernemen we actie. Onze ideologie is nog altijd dezelfde: we willen vrede maar we zullen onze militaire tak nooit afzweren zoals de Turken dat van ons verlangen. De wereld kijkt nu anders tegen ons aan dan vroeger. Want we vechten tégen de terroristen. Als we onze wapens aan de Turken zouden afgeven, staan de Peshmerga er in Irak alleen voor tegen de IS. En iedereen weet dat ze dat niet kunnen volhouden.’

DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S ALBERTO PRIETO

‘We houden de IS constant in het vizier. Wat er ook gebeurt, aan Kirkuk komen ze niet.’

‘Als de IS dit gebied in handen krijgt, betekent dat niet alleen een ramp voor de Koerden maar voor de hele internationale gemeenschap.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content