Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Als er één rode draad door het sportjaar is getrokken, dan is het door de doping. Dokter Renno Roelandt over de uitzichtloze strijd.

De waarheid over het massale dopinggebruik in sommige, zo niet de meeste, topsporten, is zelden zo rauw aan het licht gekomen als tijdens de voorbije Ronde van Frankrijk. Een aaneenschakeling van schokkende onthullingen en schaamteloze leugens. Ze zou de mythe van het wielrennen tot onder de grond hebben afgebroken, ware het niet dat de mensen de waarheid liever niet kennen. Wie kan nog in ernst applaudisseren voor een krachttoer van Marco Pantani, nadat klaar en duidelijk is aangetoond dat het hele wielermilieu van oneerlijkheid en bedrog aan elkaar hangt? Het antwoord is: de sportliefhebber. En zijn trouwe toeverlaat: de sportreporter.

Om ons eraan te herinneren dat de wielersport niet eens een uitzondering vormt, kwam Roma-trainer Zdenek Zeman met beschuldigingen over dopinggebruik in het Italiaanse voetbal, werd de volledige ploeg van Parma met een te hoge hematocrietwaarde geklist, bleek het laboratorium van het Italiaans Olympisch Comité tegen de sterren op te frauderen, werden gewezen DDR-trainers voor de rechtbank in hun hemd gezet, en stierf Florence Griffith.

De strijd tegen doping is uitzichtloos, en kan enkel Don Quichots aantrekken. Renno Roelandt, sportarts, ex-atleet, lid van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, ex-voorzitter van de Vlaamse antidopingcommissie, ex-ploegdokter van RWDM en nu ploegdokter van Anderlecht, schetst de muren waartegen de dopingjagers te pletter lopen.

Renno Roelandt: Wat in de Tour aan het licht is gekomen, was niet echt een verrassing. Helaas, want ik wil de wielersport zeker niet als enige viseren. Daarvoor hou ik te veel van de fiets. En als de medische wetenschap de wielersport diensten bewijst, dan ook omgekeerd. Het wielrennen heeft ons heel wat wijzer gemaakt over fenomenen als uithouding en cardiorevalidatie. Maar dat het dopinggebruik er op georganiseerde manier schering en inslag is, wist in feite iedereen. Ook de journalisten. Het stoort mij dat de pers met een beschuldigende vinger naar Jan en alleman wijst, behalve naar zichzelf. Veel verslaggevers hebben mee de mythe in stand gehouden, in de plaats van op zijn minst ernstige vraagtekens te plaatsen bij prestatieverbeteringen die iedereen met stomheid slaan. Kijk alleen maar naar de sensationele verbeteringen van het werelduurrecord, of van een reeks wereldrecords in de atletiek. Betere medische begeleiding en geavanceerde technologie spelen daarin vanzelfsprekend ook een rol, maar men mag niet naïef zijn.

Precies daarom hebben we met verbazing gekeken naar de uitzonderlijke fysieke paraatheid waarmee de Franse voetbalploeg, na een voor alle spelers slopend seizoen, door de wereldbeker denderde.

Roelandt: Ik steek er mijn hand niet voor in het vuur, maar ik ken geen aanwijzingen dat de Fransen ongeoorloofde middelen zouden hebben gebruikt. Ik weet wel dat ze zich zeer degelijk hebben voorbereid. Met liefst drie hoogtestages in de Alpen. Ik blijf denken dat het voetbal relatief weinig door dopinggebruik besmet is. Ook de controles van de Vlaamse Gemeenschap wijzen niet op een wijdverspreid gebruik. En wij hebben alle eersteklassers gecontroleerd, ook de Waalse als ze in Vlaanderen kwamen spelen. Een schrijnend geval als met Turnhoutspeler Luc De Rijck blijft hopelijk een droevige uitzondering. In Italië ligt dat anders, omdat men daar een goed draaiende sportmedische sector heeft, die niet te veel op de vingers wordt gekeken. In de Italiaanse sportwereld is er op dat gebied een kruisbestuiving tussen de verschillende disciplines. De wielerdokters duiken in het voetbal op.

Is er een reden waarom men, zo kort na de Franse triomf in de wereldbeker voetbal, de Ronde van Frankrijk genadeloos heeft aangepakt?

Roelandt: Ik ken er geen. Maar de dopingtrafiek had in het profpeloton zulke proporties aangenomen, en er ging zoveel geld in om, dat het bijna logisch is dat ze mekaar verlinkt hebben. Ik geloof niet dat gerecht en douane uit zichzelf nu plotseling zo efficiënt en consciëntieus zijn gaan onderzoeken. Ik denk veeleer aan een afrekening in het milieu, al weet ik er het fijne niet van.

Bestaat er een werkbare en algemeen geldende definitie van doping?

Roelandt: Daarover blijft discussie. Je moet dopinggebruik tegengaan via een reglement, een wet of een decreet. Maar wat moet je verbieden? Alle producten die prestatiebevorderend zijn, of producten die èn prestatiebevorderend èn nadelig voor de gezondheid zijn? Ik raak er steeds meer van overtuigd dat je de definitie beter oppervlakkig houdt. In de medische wereld proberen wij alles zo strikt mogelijk te bepalen, en zo weinig mogelijk speelruimte te laten. Maar hoe gedetailleerder je de omschrijving van doping maakt, des te makkelijker wordt het voor advocaten om ze onderuit te halen. Want voor een rechtbank moet je het onweerlegbare wetenschappelijke bewijs kunnen leveren dat het product waarop de atleet betrapt is, inderdaad prestaties verhoogt of schadelijk is. En dan trek je vaak aan het kortste eind. Een bekend jurist heeft mij ooit aangetoond hoe hij brandhout kon maken van het hele dopingdecreet. Dat begon al bij: wie is een sportbeoefenaar? Is dat de beroepssporter of ook de vrijetijdsjogger? Zin na zin haalde die man door de mangel. Daarom denk ik dat men niet te veel medische of morele beschouwingen aan de dopingwetgeving moet vastknopen, maar dat men zich moet beperken tot het eisen van respect voor de regels. Staat daarin dat je geen soep mag eten de dag vóór de wedstrijd, dan mag niemand soep eten. Einde discussie. Dat zijn de afspraken waartoe de deelnemers zich verbinden.

Dat blijft in elk geval een lijst met verboden producten vereisen. Maar die loopt achterop bij de feiten.

Roelandt: Dat is juist, maar we hangen af van de techniek in de laboratoria. Neem de epoplaag. Vooralsnog is epo niet te detecteren. Een te hoge hematocrietwaarde kan een aanwijzing zijn, maar meer niet. Vandaar dat men de vastgelegde maximumwaarde van 50 procent als een element van gezondheidscontrole voorstelt. Veel twijfel over iemand die een waarde van meer dan 50 laat optekenen, is er overigens niet. Normaal ligt de gemiddelde waarde tussen 42 en 44. Het zou me niet verbazen als die van het peloton inmiddels al is opgeschoven naar 49. Men gaat altijd tot aan de grens. Vroeger was de limiet voor testosteron 6 procent. Het normale gemiddelde lag veel lager, maar in één op tienduizend gevallen kon iemand wel eens uit zichzelf meer dan 6 hebben. Welke rechter durft dan met zekerheid beweren dat jij niet dat ene geval bent?

U hebt uit ontgoocheling ontslag genomen uit de Vlaamse antidopingcommissie.

Roelandt: Wij hebben geprobeerd om een deugdelijk systeem van controles te organiseren, maar we zijn overal tegen een muur gebotst. Sportlui, wedstrijdorganisatoren, en zelfs sommige bondsmensen, beschouwen je als de vijand met wie men zeker niet coöperatief moet zijn. Als er al geen sprake is van regelrechte tegenwerking. Ook vanuit het kabinet van Volksgezondheid was er te weinig interesse en te weinig steun voor onze kruistocht. En op procureurs of procureurs-generaal moesten we evenmin rekenen. Op de duur gooi je de handdoek.

Dopingbestrijding kan enkel internationaal worden aangepakt.

Roelandt: Dat begint de overheid ook in te zien. Stap als controlearts van de Vlaamse Gemeenschap, met een Vlaams dopingdecreet in de hand, maar eens op het ECC-toernooi binnen om Pete Sampras te controleren. Met een eentalig Nederlands formulier: “Hier tekenen, meneer Sampras.” Of op de Memorial Michael Johnson. Veel succes. Ik weet waarover ik spreek, want ik heb zelf ooit drie nachten onderhandeld met de verantwoordelijken van de ATP. Dat is geen sportfederatie maar een belangengroepering van de proftennissers. Die kerels lachen je uit. Zij zeggen: “Dopingcontrole kan, maar wij bepalen de voorwaarden en de procedures. En als het je niet bevalt, pakken we onze biezen en gaan we het ECC in Düsseldorf spelen.”

Zo simpel is het. Stel dat Vlaanderen er zou uitspringen met een strenge wetgeving en hardnekkige controles, dan komen de buitenlandse toppers niet meer naar Vlaanderen. Begin jaren negentig stond het laboratorium in Gent bekend om het hoge aantal positieve controles. Dat kwam onder meer door zeer gerichte onderzoeken in sportdisciplines waarvan we quasi zeker waren dat er massaal geslikt werd. In de statistieken stond Gent met 6 of 7 procent positieve controles, terwijl bijvoorbeeld Rome maar 0,6 procent scoorde. Dat zijn cijfers die maar al te goed bekend zijn bij grote vedetten en hun managers. Als ze dan moeten kiezen tussen een wedstrijd in Italië en een in Vlaanderen, is de keuze snel gemaakt.

0,6 procent is waarschijnlijk nog een te hoge schatting voor het lab in Rome, dat intussen zijn deuren heeft moeten sluiten.

Roelandt: Er is gebleken dat het lab slechts één derde van de opgelegde tests uitvoerde, niet archiveerde, en op eigen houtje ging onderzoeken welke doseringen atleten konden gebruiken om net niet positief te worden bevonden. Het heeft het hoofd gekost van Mario Pescante, de voorzitter van het Italiaans Olympisch Comité. Maar dat bewijst net wat ik zeg: je kan niet als Vlaamse Gemeenschap de strijd gaan voeren, als andere gemeenschappen en het buitenland niet meewillen.

Ook Gent is ondertussen zijn IOC-licentie kwijt.

Roelandt: Dat heeft te maken met een gebrek aan investeringen. De knowhow en de goede wil zijn er, maar de geavanceerde apparatuur ontbreekt. De dopingverstrekkers worden steeds slimmer, en vinden producten die nauwelijks kunnen worden gedetecteerd. Of ze werken met cocktails, waarin kleinere hoeveelheden van verboden stoffen worden gemengd. Al die ingrediënten werken synergetisch. Het is van het grootste belang dergelijke preparaten te kunnen opsporen, maar dat kan enkel in een hoogtechnologisch lab. Als men vijftien miljoen frank wil betalen voor een hoge resolutie massaspectrometer, wordt Gent onmiddellijk weer een koploper.

De reputatie van het lab heeft ook geleden onder de controverse tussen de professoren Michiel De Backere en Aubin Heyndrickx. De vraag was: kan een sportman positief worden bevonden door het eten van met hormonen bewerkt vlees? De Backere zei nee, Heyndrickx ja. De eerstvolgende die tegen de lamp liep, maakte van die contradictie handig gebruik, maar aan de andere kant was het een nieuw waarschuwingssignaal naar de internationale sportwereld: opgepast voor Vlaanderen. Dat fenomeen doet zich ook binnen de landsgrenzen voor. Wij hebben doelbewust de bodybuilders gecontroleerd. Die waren bij manier van spreken allemaal positief. Wat is er gebeurd? Ze zijn naar Wallonië uitgeweken, want daar is men veel minder streng. Zo wordt het goede werk dat je levert, uiteindelijk nefast voor de eigen organisatoren en de eigen sportmensen. Dat creëert een vijandige context. Ik ben eens benieuwd wie de modaliteiten zal bepalen voor de dopingcontroles tijdens Euro 2000: de overheid of de Uefa.

Wie moet de opdrachtgever zijn van de dopingbestrijding?

Roelandt: Dat is een cruciale kwestie. Ik denk dat er maar één oplossing is: een onafhankelijke commissie met experts uit diverse sectoren, die bereid zijn om tijd en energie te steken in beleidsadviezen over sport. Niet alleen over doping, ook over leeftijdscategorieën, medische controles, kilometerbeperkingen, wedstrijdomstandigheden en zo meer. Die specialisten moeten de bepalingen voor de dopingbestrijding vastleggen. Maar om te kunnen functioneren, moet de autoriteit van een dergelijke commissie uitdrukkelijk worden erkend door de sportfederaties, en door alle overheidsdiensten die rechtstreeks of onrechtstreeks met dopinggebruik en -handel te maken hebben. Ook de gerechtelijke instanties. En de controlerende artsen moeten politionele bevoegdheid hebben. Die mensen zijn tot nu toe aan hun lot overgelaten. Een doktertje dat gaat aanbellen bij een bodybuilderscentrum, krijgt de deur op zijn neus. In de Vlaamse antidopingcommissie ontbraken vele van die voorwaarden. Ze is dan ook opgedoekt.

Kan een ander orgaan die bevoegdheden overnemen?

Roelandt: Ik had mijn hoop gesteld op de Vlaamse Gezondheidsraad. Daarin zitten 36 deskundigen, uit alle domeinen van de preventieve gezondheidszorg. 32 hyperspecialisten, aangevuld met de onvermijdelijke vertegenwoordigers van het christelijke en het socialistische ziekenfonds. Ik was een van die 32, maar ik ben ontmoedigd opgestapt. Ik heb moeten vaststellen dat elke expert bijzonder beslagen was op zijn eigen domein, maar allerminst op dat van de anderen. En voor sport was er geen interesse, hoewel iedereen kon zien dat in die sector de zaken uit de hand liepen. Een werkgroep sport kon er ook al niet af. Wie gaat dan op de duur de lijst met verboden producten samenstellen en actualiseren? Zolang professor De Backere verbonden was aan de antidopingcommissie, hadden we voor die informatie de beste bron bij de hand. Voor zover ik weet, overweegt minister Demeester alsnog een comité van experten samen te stellen, maar als dat geen middelen krijgt, en geen officiële bevoegdheid om daadwerkelijk en namens de overheid op te treden, is alles boter aan de galg.

Moet de overheid de dopingbestrijding niet gewoon overlaten aan de sportbonden?

Roelandt: Neen, want het gaat ook over een probleem van volksgezondheid. Dat het de overheid niet kan schelen dat honderd beroepsrenners of tien profatleten naar stimulerende middelen grijpen, tot daar toe. Er zijn dringender prioriteiten. Maar de praktijk leert dat amateursporters op lagere niveaus hetzelfde gaan doen. Dat is logisch. Stel dat iedereen in het profboksen – een willekeurig voorbeeld – doping gebruikt, dan kan je alleen maar profbokser worden als je dat ook doet. Welnu, als jonge sportmensen zo worden opgejut en opgefokt dat ze vóór hun twintigste doodvallen, dan is dat wel een zaak van de overheid. Dergelijke praktijken zijn op of over de rand van de criminaliteit.

Als je dopinggebruik door professionele sportbeoefenaars tolereert, zit je in het Amerikaanse systeem. De grootste vier sportbonden hebben hun eigen reglementering, daar komt een buitenstaander niet in, ook de overheid niet. Machtige federaties als de NBA, waar wij zo mee dwepen, staan buiten de wet en laten geen externe controles toe. Zeker geen dopingcontroles. Dus gaan de kleinere sportbonden zich ook niet al te streng opstellen. Wat zou je willen in een maatschappij waar presteren, en daarmee veel geld verdienen, het hoogste doel in het leven is. Komt daarbij dat Amerika het land bij uitstek is van advocaten, en dat de grootste zondaar kans maakt om door een of andere kleinere rechtbank te worden vrijgesproken. Zoals Butch Reynolds.

Ik verzet me tegen een dergelijke sportwereld. En als de grote basketsterren in staking gaan omdat hun onredelijke eisen niet worden ingewilligd, revolteer ik. Voor mij behoort sport tot ons cultureel patrimonium, dat al veel te veel verschraald is. Het verenigingsleven van vroeger is grotendeels verloren gegaan. De fanfares, de toneelkring, het kerkkoor… er wordt laatdunkend over gedaan, maar in feite waren dat de sociale bindmiddelen van de samenleving. Vele daarvan zijn verdwenen, met verstrekkende gevolgen. De sport is overgebleven. Om te vermijden dat ook zij verdwijnt, en de grote sporten boeten al aan belangstelling in, moet er gewaakt worden over de eerbiediging van enkele basisprincipes.

Maar heeft het Internationaal Olympisch Comité niet meer macht dan de overheid? Het kan federaties of landen die onvoldoende maatregelen nemen tegen dopinggebruik, van de Olympische Spelen weren. In februari wordt daarover in Lausanne een charter opgesteld.

Roelandt: Het IOC heeft enkel een greep op topatleten, niet op de overgrote massa van de sportbeoefenaars. En ik moet het eerst zien gebeuren dat alle landen en federaties akkoord gaan met een dergelijk charter. Het IOC zal de Fifa niet kunnen opleggen hoeveel en welke controles er in het voetbal moeten worden uitgevoerd. Die twee staan als grote concurrenten tegenover mekaar, omdat ze met hun Spelen en hun wereldbeker op dezelfde advertentie- en televisiemarkt mikken. Ik denk niet dat het voor de Fifa een drama zou zijn als er geen voetbal meer op de Spelen is. Laat staan dat de Amerikaanse ijshockeyliga daar een traan om zou laten. Er is ook geen autosport op de Spelen, die floreert daarom niet minder. De macht van het IOC kent beperkingen, precies tegenover de grootste federaties.

De nationale overheden willen of kunnen het niet, het IOC kan het niet, en de sportfederaties willen het niet te fanatiek. Wie moet dan wel tegen de doping strijden?

Roelandt: Er is wat beweging. Het Franse gerecht heeft zijn tanden in het wielrennen gezet, en de Italiaanse justitie onderzoekt het voetbal. Maar algemeen gesproken zitten we in een impasse. Ik hoop vooral op een initiatief van de Europese Unie. Vanuit die structuur is een eenvormig beleid, ook gerechtelijk, mogelijk. Europa zou de trendsetter kunnen zijn, met één groot instituut dat over de modernste middelen voor wetenschappelijk onderzoek beschikt, dat de normen bepaalt, en dat politionele bevoegdheid krijgt. Dat men in Amerika of China doet wat men wil, maar elke sportmanifestatie op Europees grondgebied zal zich dan moeten schikken naar die normen, en alle atleten die hier komen sporten zijn aan dezelfde regels onderworpen. Wie weigert of positief is, vliegt eruit en riskeert vervolging. Dat lijkt mij de enige manier om het tij te keren. Oost-Europa zal moeten volgen, uit economische noodzaak. Afrika ook. En als de Amerikanen zich niet willen schikken, blijven ze maar weg. Op Olympische Spelen buiten Europa, dreigen de Europeanen zo het onderspit te delven, maar dat stelt dan het IOC voor zijn verantwoordelijkheid.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content