Indertijd frequenteerde de jonge Johan Van Hecke (CVP) al eens het Antwerpse etablissement King Kong, toen een nest van revolutionairen van de gelijknamige Arbeidersliga. En Van Hecke kwam toch nog goed terecht? Welaan dan. Ook Pierre Chevalier (VLD) omhelsde, net als Frank Vandenbroucke (SP), enige tijd het trotskisme, wat hij overigens motiveerde door te wijzen op de hoge dichtheid aan mooie vrouwen in de Liga. (De Schaarbeekse ex-politiecommissaris Johan De Mol beweerde dat hij om een analoge reden lid werd van het extreem-rechtse Front de la Jeunesse. Niet iederéén komt dus achteraf goed terecht.)

Wel meer late veertigers en vroege vijftigers van nu hebben ‘een verleden’ in het korte, rare moment dat gemeenzaam ‘1968’ wordt genoemd. (Jongere veertigers al niet meer; ’68 was voorbij toen zij de korte broek ontgroeiden.) Er werd toen oproer en revolutie gekraaid, ja, sommigen zochten al eens een grasveldje op om een huisvlijtsgewijs tot stand gekomen molotovcocktail uit te proberen, terwijl vakbondsbaas Louis Major hen leerde hoe je een rijkswachter van zijn paard kan laten tuimelen. Want de verhoudingen vielen toen nog wat ruw uit. Al snel werd de gummistok bovengehaald en met elke klap radicaliseerden de standpunten.

Nu is dat radicale verleden voor de meeste aspirant-revolutionairen van toen nauwelijks meer dan een besmuikt vertelde anekdote. Verloochenen hoeft niet, maar jeugdige overmoed moet wel tot de jeugd beperkt blijven.

In Duitsland ging het er harder toe, met aan beide kanten vaak meer dan alleen occasioneel geweld. Het kende een uitloper in de links-radicale terreur, die het meende te moeten opnemen tegen het staatsterrorisme. Dat verleden heeft de populaire groene minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer vandaag ingehaald. Zo is op foto’s uit 1973 te zien hoe hij bij een betoging een politieman helpt aftuigen. Ze werden weer onder de aandacht gebracht door de dochter van de ‘gezelfmoorde’ terroriste Ulrike Meinhof. Zij acht haar jeugd door het radicalisme verpest en wil daarvoor rekenschap van de nu in krijtstreep gehulde ex-medestanders van haar moeder. Fischer werd zelfs – volgens hem onterecht – in verband gebracht met brandbommen en gijzelingen.

Een lastig moment van confrontatie met het verleden. De ironie wil dat activisten als Fischer hun ouders en grootouders verweten dat zij hún verleden wel degelijk hadden verdonkeremaand, dat van de nazi-tijd. Daar stopt de ironie, want ‘1968’ is ethisch of qua impact onvergelijkbaar met het nazisme. Volgens Michael Naumann in het weekblad Die Zeit hoeft Fischer voor zijn ‘jeugdzonden’ zeker niet af te treden. Als radicaal verzette hij zich immers tegen een welbepaalde, onder meer door toen nog altijd invloedrijke ex-nazi’s gepredikte opvatting van law & order. En die stond haaks op het antifascisme dat zowel ‘1968’ inspireerde als de morele grondslag van de Duitse grondwet vormt.

Tja, zo komt de pas overleden Paul Vanden Boeynants (PSC) weer voor de geest. Als premier en minister van Defensie noemde hij de inlandse ’68’ers graag in Moskou en Praag opgeleide ‘beroepsagitatoren’, landverraders dus. Maar het werd nooit erg duidelijk of ook deze heraut van recht & orde wel een hardnekkig democraat kon worden genoemd.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content