Om uit te leggen waarom hij zich zo hardnekkig tegen euthanasie verzet, schreef broeder René Stockman een boek. ‘Ik blijf nu eenmaal verbeten als het gaat over thema’s die in mijn ogen heilig zijn’, zegt hij. Een paasgesprek met de generaal-overste van de Broeders van Liefde: over milde gelovigen, het imago van de paus en de zin van het leven.

Hij is net terug van een paar weken Rome en daarvoor was hij in Afrika en Sri Lanka. ‘Tegenwoordig ben ik overal en nergens thuis’, zegt broeder René Stockman als hij ons in zijn kantoor in het Gentse Vormingscentrum Guislain ontvangt. Ooit was dit zijn thuis. Hier woonde en werkte hij toen hij nog directeur van het Psychiatrisch Centrum Dr. Guislain was. Maar nadat hij in 2000 werd verkozen tot generaal-overste van de Broeders van Liefde werd Rome zijn uitvalsbasis. ‘Daar staat mijn bibliotheek, heb ik mijn kantoor en woon ik in een communauteit’, zegt hij. ‘Je zou dus kunnen zeggen dat ik nu in Rome thuiskom. Maar mijn roots zal ik nooit verliezen: ik ben en blijf een Belg.’

Hij volgt zelfs nog de Belgische politiek, en dan vooral als het over ethische thema’s gaat. Zoals onlangs met de uitbreiding van de euthanasiewet voor minderjarigen, een wetsvoorstel dat de discussie over het recht op zelfbeschikking weer aanwakkerde. ‘De laatste tijd wordt er haast alleen nog in slogantaal over euthanasie gepraat, en dat stoort me enorm’, zegt Stockman. ‘Omdat de kerk ertegen is, gaan sommigen zover om haar van een gebrek aan barmhartigheid te beschuldigen.’ Dat zette hem aan het denken, en aan het schrijven. Het resultaat, De doos van Pandora, ligt ondertussen in de winkel. ‘Ik ben beginnen te schrijven omdat ik al mijn argumenten tegen euthanasie op een rij wou zetten. Ook voor mezelf, want het was een vrij persoonlijke bezinning’, legt hij uit. ‘Geen moment heb ik me de illusie gemaakt dat mijn boek de legalisering van euthanasie bij minderjarigen zou kunnen veranderen of tegenhouden. Ik wilde alleen mijn argumenten presenteren, in de hoop dat ernaar zou worden geluisterd zoals men naar de argumenten van de anderen luistert.’ Zijn visie opdringen wil broeder Stockman naar eigen zeggen niet, maar hij eist wel de vrijheid op om die wereldkundig te maken. ‘Ik blijf verbeten als het gaat over thema’s die in mijn ogen heilig zijn’, zegt hij. ‘Zoals ik in mijn boek schrijf: sommige stellingen moet je compromisloos blijven verdedigen.’ En dus zijn er meer dingen die broeder Stockman nooit zou doen dan dingen die hij nooit meer zou doen.

Beschaamd zijn om Belg te zijn

‘Tot twee keer toe heb ik me over mijn nationaliteit geschaamd. De eerste keer was in 1990, toen abortus werd gelegaliseerd. Op dat moment was ik in Rwanda en de mensen daar konden maar niet begrijpen waarom België het doden van een ongeboren kind wettelijk mogelijk maakte. Ook in Afrika gebeuren illegale abortussen, maar niemand zou er ooit op het idee komen om die te legaliseren. Ook voor mij is dat een stap te ver.

De tweede keer dat ik me schaamde, was twaalf jaar later bij de invoering van de euthanasiewet. Ook toen was ik in Afrika en kreeg ik heel veel negatieve reacties. Vergeet niet dat de meeste Afrikanen moeten wroeten om te overleven. Ondanks hun soms bloedige stammentwisten, beschouwen ze de sacraliteit van het leven als iets onaantastbaars.

Ik hoop dus dat ik nooit meer beschaamd zal moeten zijn omdat ik Belg ben, maar ik vrees ervoor. Zodra de doos van Pandora geopend is, valt die moeilijk weer te sluiten. Zo wordt er de laatste tijd steeds meer gesproken over de mogelijkheid van euthanasie bij wilsonbekwamen. Al heeft men dat in mijn ogen al ingevoerd toen abortus gelegaliseerd werd, want – en deze uitspraak zal me wel kwalijk genomen worden – wat is abortus anders dan euthanasie op een wilsonbekwame?’

Geloof als een privéaangelegenheid beschouwen

‘Op de een of andere manier denken veel mensen dat hun geloof geen invloed heeft op hoe ze zich als mens gedragen. Zo zat ik hier nog niet zolang geleden tegenover een heel gemotiveerde sollicitante. Toen ik haar vroeg of ze gelovig was, antwoordde ze bevestigend. Maar meteen voegde ze eraan toe dat ze dat als een privéaangelegenheid beschouwde en dat haar geloof niets met haar werk te maken had. Vreemd vond ik dat. Zeker voor iemand die solliciteert voor een job bij een christelijke organisatie. Al vrees ik eigenlijk dat veel mensen er tegenwoordig zo over denken.

Binnen de geseculariseerde samenleving is het moelijker geworden om voor je geloof uit te komen. Mensen vertellen me – want zelf ervaar ik dat natuurlijk niet – dat het haast onmogelijk is om op de werkvloer over geloof te praten. Zelfs in een christelijk ziekenhuis of in de leraarskamer van een katholieke school. Het gevaar is dan ook reëel dat geloof steeds meer binnenskamers zal worden gehouden en daardoor op den duur aan relevantie zal inboeten.’

Euthanasie uitvoeren

‘De euthanasiewet is er en we kunnen die niet meer terugschroeven – daar ben ik me echt wel van bewust. Maar het is niet omdat euthanasie wettelijk mogelijk is gemaakt dat we erin mee moeten stappen. Ik blijf hardnekkig bij mijn standpunt dat het leven een absolute beschermwaardigheid moet hebben en het verontrust me dat er op dat vlak een soort mildheid is ontstaan bij het brede publiek. “Euthanasie moet toch kunnen voor mensen die erg lijden?” hoor ik ook vrienden en familieleden zeggen. Zij vinden blijkbaar dat de compassie altijd moet primeren en gaan zo voorbij aan de fundamentele eerbied voor het leven. Het probleem is dat de meeste mensen niet meer nadenken over de plaats die lijden in hun leven kan innemen. Begrijp me niet verkeerd: we moeten er alles aan doen om lijden te voorkomen. Maar soms lukt dat niet en dan moet je een manier vinden om ermee om te gaan. Jammer genoeg denken veel mensen daar zo niet meer over. Nee, als het lijden niet kan worden weggenomen, neemt men liever meteen het hele leven weg.

In de instellingen van de Broeders van Liefde doen we daar niet aan mee. Als een patiënt om euthanasie vraagt – wat niet vaak gebeurt – en artsen vindt die hem daarin volgen, kan dat niet bij ons gebeuren. Natuurlijk zitten er in onze psychiatrische centra mensen in een uitzichtloze situatie, maar wij doen er alles aan om hen op te vangen in een omgeving waar hun leven toch zin kan hebben. Daarnet nog kwamen twee zwaar getekende patiënten, die de rest van hun leven in een instelling zullen moeten doorbrengen, me goedendag zeggen. Ze waren echt blij om me na al die jaren weer eens terug te zien. U ziet: ook die mensen kunnen nog levensvreugde hebben. Hoe minimaal ook.’

Een leven zinloos noemen

‘Het is niet omdat iemand niet veel levenskwaliteit meer heeft dat zijn leven ook geen zin meer heeft. Mijn visie op de zin en onzin van het leven is sterk beïnvloed door Marc, een jongen die ik heb gekend toen ik als jonge broeder afdelingshoofd was in een instituut voor kinderen met een zware mentale handicap. Doordat hij als baby een hersenvliesontsteking had doorgemaakt, leed Marc een haast louter vegetatief bestaan. Van enig sociaal contact was geen sprake. Toen hij ziek werd, zat ik wel bij hem, streelde ik zijn hoofd en praatte ik tegen hem, maar de kwaliteit van zijn leven kon ik niet verbeteren. Zelfs geen klein beetje. Na zijn dood begreep ik dat hij me had geleerd hoe ik iemand kan liefhebben zonder daar iets voor terug te krijgen. Het leven van Marc was dus heel zinvol voor mij en misschien was dat wel de zin van zijn leven.’

Ingrijpen in zijn biologische natuur

‘De zorg voor het lichaam is een legitieme daad, maar tegenwoordig overdrijven sommigen in hun streven naar perfectie. Natuurlijk mag de geneeskunde ingrijpen om iemand te genezen of een afwijking te corrigeren, maar we weten allemaal dat de medische wetenschap steeds vaker voor andere doeleinden wordt gebruikt. De vraag is hoever de mens kan gaan in het ingrijpen in zijn biologische natuur. Vinden we plastische chirurgie aanvaardbaar? Of een geslachtsverandering? En wat met prenatale onderzoeken? Op zich is daar niets mis mee, maar als uit die onderzoeken blijkt dat er iets aan het ongeboren kind mankeert, wordt abortus tegenwoordig als een haast logisch gevolg naar voren geschoven. (denkt na) Ik herinner me een artikel van zo’n twintig jaar geleden waarin werd beweerd dat er op termijn bijna geen gehandicapte mensen meer zouden zijn. Dankzij de medische wetenschap. Ondertussen is gebleken op welke manier: niet door al die handicaps te genezen, maar wel door de geboorte van gehandicapte kinderen tegen te houden.’

De ogen sluiten voor de dood

‘Vroeger stierven mensen vaker in huiselijke kring en daardoor werden hun familieleden rechtstreeks met de dood geconfronteerd. Zelf heb ik dat ook meegemaakt. Dat ik als zevenjarige bij het sterfbed van mijn grootmoeder mocht staan, heeft me niet afgeschrikt maar me net voorbereid op het moment dat ik als veertigjarige de hand van mijn stervende vader kon vasthouden. Hopelijk zullen die ervaringen me ook helpen om met mijn eigen dood in het reine te komen.

Vandaag hebben veel mensen dat soort ervaringen niet meer. Als directeur van de school voor verpleegkunde vroeg ik eens aan studenten uit het eerste jaar wie al een dode had gezien. Amper de helft stak zijn vinger op, en dus trok ik met hen naar het mortuarium. “Je moet naar doden durven te kijken, hen durven aan te raken ook. Want in je werk zul je daar geregeld mee geconfronteerd worden”, legde ik hen uit. Blij waren ze er niet mee en er waren zelfs ouders die me lieten weten dat ze ons bezoek aan het mortuarium ongepast vonden.’

Een geboren reiziger zijn

‘Sinds ik generaal-overste ben, reis ik erg veel. Zes maanden per jaar ben ik onderweg om over de hele wereld huizen van de Broeders van Liefde te bezoeken. Nochtans ben ik van nature geen reiziger, want ik zie er altijd een beetje tegenop om te vertrekken. Maar zodra mijn koffer op de band staat en ik in het vliegtuig zit, is dat over en concentreer ik me volledig op wat er komen gaat. Wanneer ik op mijn bestemming aankom, voel ik me ook direct thuis. Dat komt natuurlijk doordat ik geen toerist ben: ik verblijf altijd tussen mensen die ik ken in een communauteit waar ik de dagorde kan volgen.

Onvermijdelijk heeft al dat reizen in Azië en Afrika mijn kijk op de samenleving veranderd. Op die continenten wordt het geloof nog heel spontaan met het gewone leven verweven. Door mijn westerse manier van denken, vond ik dat in het begin soms een beetje vreemd. Maar ondertussen heb ik gezien hoe het geloof de mensen daar helpt om ook in uitzichtloze situaties zin aan hun leven te geven. Telkens als ik weer in België kom, valt de afscheiding tussen geloof en de rest van het leven me enorm op. Voor veel Belgen is het geloof niet langer de basis van hun leven, en het ergste is dat er niets voor in de plaats is gekomen.’

Alleen naar de buitenlaag kijken

‘Het Franciscuseffect is al goed voelbaar in Rome. Wereldwijd berichten de media heel positief over de nieuwe paus – al getuigen die artikels niet altijd van evenveel diepgang. Het is vooral Franciscus’ manier van leven en optreden die aanslaat, maar dat is alleen de buitenlaag. Inhoudelijk zegt hij meestal hetzelfde als zijn voorganger Benedictus. Alleen formuleert hij de dingen wat eenvoudiger en krijgt hij meer krediet. Zo maakte niemand er een probleem van toen hij tijdens een eredienst voor maffiaslachtoffers zei dat leden van de maffia in de hel zullen terechtkomen als ze hun leven niet beteren. Had Benedictus zo openlijk over de hel gesproken, dan waren er zeker negatieve reacties gekomen. Franciscus is dus heel goed voor het imago van de kerk. Al zijn de verwachtingen misschien te hooggespannen. Wat zal er gebeuren als hij op een dag publiekelijk onpopulaire stellingen inneemt? Het zou me niet verbazen als de perceptie dan plots keert.’

Louter een manager zijn

‘De congregatie van de Broeders van Liefde is een grote organisatie, met in België alleen al 12.000 medewerkers. Het is mijn verantwoordelijkheid om er – samen met mijn medewerkers – voor te zorgen dat al mijn diensten gemotiveerd blijven, dat alles in lijn met onze missie gebeurt en dat ook de financiële kant goed geregeld is. Natuurlijk heb ik daar managementtechnieken voor nodig, maar ik beschouw mezelf daarom nog niet als een pure manager. Ik wil ook een spirituele leider zijn en daarom probeer ik de helft van mijn tijd aan managementtaken te besteden en de andere helft vrij te houden om met mensen te praten en vooral naar hen te luisteren. Vandaar dat ik nooit heel lang in mijn kantoor in Rome blijf. Als ik daar ben, is dat om me met organisatorische taken bezig te houden, om te vergaderen ook. Maar veel liever ben ik in een van onze huizen om mensen aan te moedigen, te begeleiden en te animeren. Dát is hoe ik mijn opdracht zie.’

Het ideaalbeeld loslaten

‘Onder meer op het vlak van voortplanting stelt de kerk een ideaalbeeld voorop en dat schrikt sommige mensen af. Maar dat betekent niet dat we de lat lager moeten leggen of de zaken zo moeten verpakken dat ze verkoopbaarder worden. Allemaal hebben we idealen nodig die we kunnen nastreven, ook al weten we dat we die wellicht nooit helemaal zullen waarmaken. De kerk moet haar ideaalbeeld dus zuiver houden en de mensen zo veel mogelijk aanmoedigen om in de juiste richting te gaan. Aan de andere kant moet ze zich ook barmhartig tonen als iemand daar om de een of andere reden niet in slaagt. Dan mogen we die mens niet als een zware zondaar bestempelen en zeggen dat hij verdoemd is, zoals vroeger gebeurde. Nee, we moeten begrip tonen. Maar ook weer niet te veel, want de mensen moeten wel gemotiveerd blijven om het ideaalbeeld na te streven. Dat is dus een heel moeilijke evenwichtsoefening maar als we die tot een goed einde brengen, zullen ook uitspraken over anticonceptie verteerbaarder worden.’

Vasthouden aan een functie

‘Ik ben nu aan mijn derde mandaat als generaal-overste bezig en dat loopt nog tot 2018. Daarna zien we wel weer. Als je lang hetzelfde werk doet, ken je de mensen door en door en kun je problemen gemakkelijker een plaats geven en oplossen. Bovendien begin je op den duur de resultaten te zien van de dingen die je mee hebt helpen ontwikkelen. Zo heb ik overal in Afrika oversten kunnen benoemen die ik heb helpen vormen: jonge mensen die ik met vallen en opstaan heb zien groeien tot op het moment dat ze zelf verantwoordelijkheid konden opnemen. Dat geeft natuurlijk een diepe voldoening.

Aan de andere kant bestaat het gevaar dat er na zoveel jaren routine en zelfs vermoeidheid in je werk sluipt. Als ik dat ooit gewaar word, zal ik het eerlijk zeggen en ermee stoppen. Ik ben ook niet bang voor wat er komt als deze opdracht wegvalt. Wellicht zal ik me dan verder wijden aan studeren en lesgeven. In Afrika bijvoorbeeld. Ja, zoiets zie ik mezelf nog doen.’

DOOR JOS GEYSELS EN ANN PEUTEMAN, FOTO’S FILIP VAN ROE

‘Artikels die positief zijn over de paus getuigen niet altijd van veel diepgang.’

‘Je moet naar doden durven te kijken, ze durven aan te raken ook.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content