Mijn zoon vroeg of ik de financiële toelage voor zijn benzine kon verhogen. Ik heb nee gezegd. Mijn antwoord zou anders geweest zijn mocht hij erbij verteld hebben dat hij een vriendin op het oog had aan de andere kant van het land. Er is iets vergelijkbaars aan de hand met het economische debat. Werkgevers, en nu ook de Nationale Bank, vragen een drastische beleidswijziging. Ze vertellen echter niet waar de economie naartoe gaat of waar economische groei vandaan kan komen. Daarom heerst er rond de onderhandelingstafel ook veel argwaan. Niemand wil een inspanning leveren zonder te weten waar die naar leidt. Daarom deze vraag: waarheen gaat de Vlaamse economie?

Landbouw en industrie nemen af, diensten nemen toe. Dat is de beknopte voorspelling die meestal gemaakt wordt over de toekomstige economische groei. Niet echt inspirerend, en gebaseerd op een 19e-eeuwse indeling van activiteiten die nu echt achterhaald is. Een andere visie op de toekomst is denkbaar.

De Vlaamse economie bestaat vandaag uit drie soorten bedrijfsactiviteiten. De eerste soort noem ik de comfortsector. Daarin zitten alle activiteiten die het leven leefbaar en leuk maken en die lokaal aangeleverd moeten worden. Gezondheidszorg, shopping, bouwen, interieurinrichting, banken, veiligheid en fitnesscentra zijn willekeurige voorbeelden uit de comfortsecor. Maar er zijn natuurlijk ook de cultuur- en sportevenementen en er is de opleiding. De moderne comfortsector is niet te vergelijken met de traditionele dienstensector. Wel zijn het bijna allemaal activiteiten die hier dienen te gebeuren, tenminste als ze gebeuren.

Een tweede soort activiteiten groepeer ik onder de naam: de klantgebonden sector. Daarin vind je activiteiten zoals logistiek, finale afwerking van auto’s en elektronica, modieuze artikelen, producten met grote transportkosten of die snelle feedback van klanten nodig hebben. Het zijn typisch activiteiten die niet in Vlaanderen móéten gebeuren maar er wel kúnnen gebeuren, tenminste als we competitief zijn met onze buurlanden.

De derde soort activiteiten breng ik onder bij de technologiesector. Het gaat onder meer om software, design, geneesmiddelen, hoogwaardige chiptoepassingen en metalen. Misschien worden de producten hier niet gemaakt, ze kúnnen hier wel ontwikkeld worden voor de wereldmarkt. Alleen met de technologiesector maken we op termijn een kans in de mondiale concurrentie.

Deze nieuwe indeling kan het economische debat verduidelijken. Geen van deze sectoren lijkt in verval. Alle drie bieden groeimogelijkheden. Pessimisme is dan ook overbodig. De groei komt ook niet van een van deze sectoren, wel van een goed samenspel tussen de drie. Zo kan de comfortsector veel banen opleveren. Maar dan moet er voldoende inkomen zijn om de vraag in de sector te trekken en mogen de lonen niet té hoog zijn, anders groeit de sector niet. Een stuk inkomen komt natuurlijk uit de comfortsector zelf: wie er werkt, consumeert er ook, maar dat is onvoldoende. Het echte inkomen zal van het buitenland moeten komen. Dat buitenlandse inkomen moet vooral verdiend worden door de twee andere sectoren. De klantgebonden sector kan koopkracht uit het buitenland halen als we binnen Europa competitief zijn. Voorwaarde: lonen mogen niet hoger zijn dan in onze buurlanden. De technologiesector is vrijwel de enige die inkomen uit de hele wereld haalt. Dat kan als we creatief zijn en de loonkosten voor onderzoekers concurrentieel houden. Met een evenwichtig opgebouwde economie is een nieuw groeipad mogelijk. Zonder aanpassingen zal het wel niet gaan. Maar als het groeipad duidelijker is, zal de bereidheid om aan te passen groter zijn. Het is duidelijk wat de sociale gesprekspartners en de regeringen te doen staan.

Herman Daems

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content