Louis Michel vertelde het laatst nog in Knack: dat hij graag een potje gereed geld wil. Hij hoopt dat te vinden in de portefeuille van Ontwikkelingssamenwerking. Maar Eddy Boutmans, de daarvoor bevoegde staatssecretaris, had nooit een goed oog in wat Michel van zins is met dat geld. De minister wilde ermee vrijelijk dit en dat kunnen financieren om de daad bij het woord te voegen. Zo wilde hij in Congo niet alleen gaan palaveren, maar ook centen op tafel leggen om er een politiemacht op de been te helpen. Het gaat erom, aldus toenmalig secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken Jan De Bock vorig jaar op een congres, to put our money where our mouth is.

Michel moet het nu stellen met een portemonneetje met wat kleingeld voor ‘preventieve diplomatie’. Mensenrechtenorganisaties of vakbonden krijgen daar al eens een habbekrats uit. En tot de preventieve diplomatie moet ook, zo onthulde De Standaard zaterdag, het uitsturen van een koor liberaaltjes-in-spe worden gerekend, die straks in Congo hun versie van Le petit prince gaan zingen. Dat oogt wel erg cliëntelistisch, het gerieven van de electorale achterban. Het incident zal Michel niet helpen wanneer hij dezer dagen op het formatieberaad om meer geld vraagt.

Er is op dat overleg al wat te doen geweest over het buitenlandbeleid. Eén reden daarvoor is dat de experts achter de schermen nog niet rond waren met hun begrotingscijfers. Aan de luwte in de gesprekken die dat opleverde, hebben de travestieten in de overgang hun aangepaste identiteitskaart te danken – niets spectaculairs, maar interessant voor de doelgroep en dus niets om mee te lachen. Maar als de buitenlandse politiek er een latent onderwerp blijft, komt dat niet alleen omdat de onderhandelaars eerst nog niet aan iets gewichtigers konden beginnen. De genocidewet inperken om de Amerikanen te gerieven, is tenslotte een zaak waarmee vitale belangen op het spel stonden. Dat België nu toch weer, zij het onder strenge voorwaarden, niet alleen een paar koorknapen, maar ook blauwhelmen wil uitsturen naar ex-kolonies – nog zo’n verzuchting van Michel: to put our soldiers where our mouth is – is een even risicovolle beslissing, zoals in 1994 in Rwanda bleek.

Risico’s nemen, doet Louis Michel nu al vier jaar op Buitenlandse Zaken, met forse uitspraken, gewaagde initiatieven en omstreden standpunten. Zat daar wel al eens iets onnozels tussen, het maakte zijn ministerschap, anders dan wat op dat departement gebruikelijk is, nogal avontuurlijk – en zo wou hij het ook. Dat leverde hem een hoge zichtbaarheid op, zoals het hem van de weeromstuit even kwetsbaar maakt wanneer het misloopt. Maar het was niet alleen zijn beleid, maar dat van de hele regering. Het tekent de ambities en de limieten van het paarse project. Over de genocidewet zei premier Verhofstadt drie jaar geleden bijvoorbeeld dat hij ‘belangrijker is dan de diplomatieke blutsen en builen die we erdoor oplopen en nog zullen oplopen’.

Zou het?

Als nu in de marge van de regeringsvorming zovelen vinden dat Louis Michel straks maar beter niet opnieuw minister van Buitenlandse Zaken wordt, maken ze dan ook een slechts anekdotische en geen fundamentele kritiek. Maar Michels vrienden vergissen zich evenzeer wanneer ze beweren dat ’s ministers appelflauwte van vorige zondag het gevolg is van de verwijten die hij tegenwoordig over zich heen krijgt. Ochhere. Wie niet tegen de hitte kan, blijft maar beter uit de keuken weg. En zo kennen wij ’terreindiplomaat’ Louis Michel niet.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content