Een reis en tevens een zoektocht naar een instrument in het land waar het voor het rapen zou moeten liggen.

Mijn odyssee naar het Groene Eiland begon nu vijfentwintig jaar geleden. De Kever waar ik toen nog mee toerde was volgeladen met regengoed, twee paraplu’s en een paar schoenen met extra dikke zolen om door de zondvloeden te kunnen waden die er naar gezegd werd dagelijks uitgestort werden, toen de eerste bom in Londonderry ontplofte. Iemand zoals ik die bij zulke feiten aan vrees, achterdocht en kwaad vermoeden lijd, twijfelde dan ook geen ogenblik en het duurde maar een uur of het regengoed en de paraplu’s waren vervangen door lichte katoenen hemden met korte mouwen, parasols en sandalen, de snuit van onze Kever werd gewend en wij reden het hete dorre zuiden in.

Adieu, schoon groen Eyre tot volgend jaar misschien.

DIT VOLGEND JAAR kwam er pas twee decennia later. Weer zat onze Volkswagen, een Golf deze keer, boordevol zuidwesters en duffels goed. Wij vertrokken en wij raasden Frankrijk en Engeland door om in Fishguard nog net op tijd te komen om de ferry de haven te zien uitvaren. Wij namen onze intrek in het hotel, een ouderwetse kast met open veranda’s vol rieten stoelen en tafeltjes waarboven de hangbloempotten met geraniums en petunia’s in de storm heen en weer zwaaiden. Wij wandelden in de tuin van het hotel in de regen om onze regenjassen en schoenen te testen. Fishguard zelf bood weinig vertier. Een Engelsman beschreef het mij ooit als een kerkhof, maar dan met de graven boven de grond. Toen wij aan het avondmaal zaten, hinkte de ferry terug de haven binnen. Een nok gebroken of een vastgelopen lager hadden van de barenbestormer een invalide gemaakt.

Hoe lang de reparatie in de ingewanden zou duren ? Niet te voorspellen. Dan steken wij de Ierse zee over langs Holyhead. Jammer, maar daar is een wilde staking uitgebroken bij een soort werklieden die de ferry onmogelijk kan ontberen. Dan maar naar Swansea. Daar vertrekt in dit seizoen slechts om de drie dagen een boot en vandaag is er net een vertrokken. Dit was overmacht. De neus van de Golf werd gekeerd en adieu alweer schoon, groen Eyre, mensen en goden hebben mij de weg naar uw stranden versperd. Ik vrees dat ik nimmer uw grond zal betreden, noch de Ierse harp zal horen beroeren.

Ierse Harp ? Wat komt hier plots een Ierse harp opduiken, zal u zich afvragen. Zo stond ik ook ongeveer tegenover het speeltuig toen wij op een avond een vriendin van mijn vrouw bezochten en plots tussen koetjes en kalfjes het tokkelinstrument door haar ter sprake werd gebracht. De gloed en het vuur waarmee zij het tuig begon te loven en te prijzen nu het onderwerp aangeroerd werd, deed vermoeden dat er meer achter deze harp zat. En inderdaad achter de harp zat een man die haar snaren deed trillen en tevens de ziel van onze vriendin. Ik zal niet verder ingaan op de manier waarop deze driehoeksverhouding zich verder heeft ontwikkeld, het weze genoeg dat u nu weet hoe het instrument in mijn leven verscheen.

EEN MENS ZIT RAAR IN MEKAAR, want door dit gesprek werd mijn lust naar het land van Sint-Patrick en het klavertje vier weer wakker. Nu was er nog een waarde aan toegevoegd, want in een reisbrochure over Ierland, onder een plaatje met musicerende cafégasten las ik ?generatieverschillen verdwijnen in de gemoedelijke sfeer van vermaak en conversatie, in pubs met muziek, bij het zingen van balladen, en rond open haardvuren.? En waarachtig, daar zag ik een oude kraker die op een harp tokkelde terwijl een jonge kerel een vreemdsoortige trom op de knie hield, waarvan ik de naam niet kan uitspreken laat staan neerschrijven, ik ben hem tenandere reeds vergeten.

Ja, ik wilde mij ook wel eens onderdompelen in de bardische sfeer van bruin bier en warme whisky. Men kan toch niet altijd naar Alban Berg of Pukkelpop luisteren. Van toen af aan wist ik dat de Ierse harp zich voorgoed in mijn bewustzijn genesteld had, niet als een levensnoodzakelijkheid, zoals een reddend serum bij een epidemie, maar als een niet aflatende zoete knaging. Om hierop en op nog andere dingen zalf te strijken, laadden wij voor een derde maal onze Golf vol regengoed, paraplu’s en dikgezoolde schoenen. De tocht naar Calais en de overtocht van het Kanaal verliepen vlekkeloos. Dit leek me een goed voorteken want in mijn achterhoofd brandde er een rood alarmlampje. Dit signaal was gaan oplichten door de goede raad van de alwetende groene Michelin, namelijk op bladzijde 242. Bovenaan vlak onder ?renseignements pratiques? staat de volgende half dreigende zin : ?Il est conseillé de réserver longtemps à l’avance pour la période des vacances?.

Deze goede raad hadden wij andermaal in de wind geslagen. Waarom heeft Rome toch Sint-Christoffel, patroon der reizigers, van de heiligenkalender geschrapt nu wij hem met het massatoerisme hoe langer hoe meer nodig hebben ? Zo weze het. Nu moeten wij ons tot het laïek wenden, maar vergeet niet, die kunnen geen mirakelen doen.

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content