Vrouwe Justitia breekt (bijna) door het glazen plafond
Deze week start een nieuw gerechtelijk jaar met – primeur! – een vrouw als eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Hoewel de vervrouwelijking van de magistratuur al een tijdje aan de gang is, blijven vrouwen ondervertegenwoordigd in hogere rechtscolleges zoals het Hof van Cassatie en de Raad van State.
Enkele maanden geleden werd Beatrijs Deconinck door minister van Justitie Koen Geens benoemd als eerste voorzitter van het Hof van Cassatie. Daarmee is de hoogste rechter in dit land voor het eerst sinds 1832 een vrouw: het eindpunt van de lange strijd van vrouwen om ook in justitie door het glazen plafond te breken.
Die strijd begon al op het einde van de negentiende eeuw, toen in 1883 Marie Popelin op 37-jarige leeftijd haar rechtenstudie aanvatte aan de Université libre de Bruxelles. Vijf jaar later vroeg zij als eerste afgestudeerde juriste toegang tot de balie van Brussel, maar dat was zonder het mannenbastion aan het hof van beroep gerekend. Het hof verwierp haar verzoek. De argumentatie van de rechtbank getuigt van onverholen seksisme: ‘(…) Rekening houdende met de bijzondere aard van de vrouw, haar relatief zwakke constitutie, de gereserveerdheid die eigen is aan haar sekse, de bescherming die zij zo nodig heeft, haar speciale taak in de wereld, de eisen en de lasten van het moederschap, haar rol in de opvoeding van de kinderen en de leidende taken die haar zijn toevertrouwd in huishouding en gezin, ontstaat er voor haar een situatie die bezwaarlijk te verzoenen valt met de verplichtingen van het advocatenberoep en beschikt zij noch over de tijd, de kracht of de vaardigheden die noodzakelijk zijn om de uitdagingen en de stress van de advocatuur aan te kunnen; (…).’
De overgrote meerderheid van onze rechters komt uit de blanke hogere middenklasse. Vroeg of laat stoot justitie zo op legitimiteitsproblemen.
Christian Denoyelle, ex-voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie
Pas in 1948, ook het jaar waarin vrouwen in dit land stemrecht kregen, werd de eerste vrouwelijke magistraat benoemd. Sindsdien hebben vrouwen overal in de samenleving een hele weg afgelegd, ook in justitie, al heeft de rechtswereld tot vandaag de reputatie redelijk gesloten en conservatief te zijn.
Gendergevoelig
De vervrouwelijking van ‘Vrouwe Justitia’ begon dus aan de universiteiten. De voorbije jaren bleef het aantal meisjesstudenten in de rechten toenemen. Het vorige academiejaar bedroeg hun aandeel aan de KU Leuven in de eerste bachelor zelfs ruim 65 procent. In 1998 was dat 53 procent.
Een andere factor in de vervrouwelijking van justitie is de oprichting van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ). Dat gebeurde bijna twintig jaar geleden in de nasleep van de zaak-Dutroux. De HRJ moet garant staan voor de onafhankelijke en objectieve benoeming van magistraten. Van bij de aanvang heerste er een zekere gendergevoeligheid. Zo was de eerste HRJ-voorzitter een vrouw: Edith Van den Broeck. Toen werd ook vastgelegd dat elk lid van het benoemingscomité drie stemmen kreeg. Eén stem moest naar een kandidaat van het andere geslacht gaan.
De HRJ heeft een bureau met vier vaste leden: twee Nederlandstalige en twee Franstalige. Volgens ex-voorzitter Christian Denoyelle van de HRJ wijst de praktijk uit dat ook voor dat bureau gendergelijkheid bestaat. Op dit ogenblik zijn er twee vrouwen en twee mannen. Dat de mannen allebei Nederlandstaligen zijn, is volgens Denoyelle toeval.
De gedetailleerde cijfers van de HRJ spreken boekdelen. Kandidaat-magistraten die door de HRJ worden voorgedragen, worden in meer dan 99 procent van de gevallen ook effectief benoemd door de minister. Tussen 2014 en 2019 bleef het aantal benoemde vrouwen gestaag stijgen, tot gemiddeld een flink stuk boven de 60 procent, zowel wat rechters als wat parketmagistraten betreft. De percentages verschillen overigens weinig tussen de Franstalige en de Nederlandstalige benoemingscommissie van de HRJ.
Er duiken wel een aantal opvallende verschillen op tussen de soorten rechtbanken en functies. Bij de hoven van beroep bijvoorbeeld schopte gemiddeld 56 procent vrouwen het tot ‘raadsheer’. Een officiële vrouwelijke functietitel is er nog niet gevonden. Maar in de functie van korpschef zijn vrouwen nog altijd in de minderheid. Een korpschef leidt een team van magistraten (rechters en openbare aanklagers) binnen een bepaalde rechtbank of rechtsgebied. Op een totaal van 80 korpschefs in België zijn er slechts 21 vrouwen. Ook bij vrederechters en politierechters blijven vrouwen in de minderheid, met een instroom van gemiddeld 43,97 procent in de voorbije zes jaar.
Ook op het topniveau van de magistratuur is er nog een probleem. Er is nu wel voor het eerst in de geschiedenis een vrouw tot eerste voorzitter van het Hof van Cassatie benoemd. De vacatures zijn sowieso schaars bij dat rechtscollege, maar tussen 2014 en vandaag kwamen er slechts 5 vrouwen bij op een totaal van 30 raadsheren. Het Parket-Generaal van Cassatie telt 14 hoge magistraten en de laatste drie jaar kwam daar geen enkele vrouw bij, wel drie mannen.
Twee andere hoge rechtscolleges vallen niet onder de bevoegdheid van de HRJ: het Grondwettelijk Hof en de Raad van State. Het Grondwettelijk Hof telt 12 rechters, die worden voorgedragen door Kamer en Senaat. Daarvan zijn slechts 3 Nederlandstalige vrouwen rechter. Er zetelt vandaag geen enkele Franstalige vrouwelijke rechter in het Hof, al waren er in de jaren negentig ooit wel twee Franstalige vrouwelijke rechters. Het Hof bestaat sinds 1984 en in die 35 jaar is slechts één (Franstalige) vrouw ooit even (gedurende één jaar) voorzitter geweest. 21 mannen werden wel voorzitter.
De Raad van State telt 44 staatsraden (rechters). Daarvan zijn er slechts 7 Nederlandstalige vrouwen. Bij het auditoraat (vergelijkbaar met een soort parket) ligt de man-vrouwverhouding beter. Op een totaal van 77 auditeurs en adjunct-auditeurs zijn er 32 vrouwen.
In de hoogste rechtsinstanties van het land zijn vrouwen dus nog duidelijk ondervertegenwoordigd. Volgens Christian Denoyelle is het slechts een kwestie van tijd voor de vervrouwelijking zich ook op dat niveau doorzet. ‘We zien al jaren dat de magistratuur vervrouwelijkt. De eerste vrouwelijke voorzitter van het Hof van Cassatie is uiteraard een goede zaak, maar eigenlijk is dat geen issue meer voor de benoemingscommissie. De Hoge Raad weegt gewoon de verdiensten en competenties af van de kandidaten en de meest geschikte kandidaat wordt voorgedragen voor benoeming.’
Opvallend is dat vrouwen ook ondervertegenwoordigd (43 procent) blijven bij de vredegerechten. Dat komt volgens Denoyelle omdat de vrederechter van oudsher lokaal verankerd is en dus erg zichtbaar en invloedrijk is in zijn of haar kanton, en blijkbaar verleidt dat meer mannelijke juristen en advocaten om zich kandidaat te stellen bij een vacature.
Denoyelle wil zeker niet gezegd hebben dat vrouwen minder ambitieus zijn. ‘Ik denk wel dat vrouwen meer aan zelfcensuur doen en dat ze minder worden aangetrokken door de beleidsmatige aspecten van de functie van een korpschef. Je ziet dat ook in andere sectoren van de samenleving.’
Mijnheer ‘de juge’
De vervrouwelijking van justitie hangt volgens de voormalige voorzitter van de HRJ samen met de veranderende jobinhoud van de magistraat. ‘Die is de voorbije jaren opgeschoven van een machtsfunctie naar een meer sociale functie. De rechter heeft natuurlijk nog altijd macht, maar de tijd dat iedereen beefde van angst wanneer mijnheer ‘de juge’ sprak, is definitief voorbij en maar goed ook. Binnen justitie wordt de focus nu meer gelegd op het dienstverlenende aspect, op het helpen van mensen, veeleer dan op het puur repressieve. Het gezag dat de rechter nu uitstraalt, is totaal niet meer te vergelijken met vroeger. Je moet dat gezag verdienen. Dat moet van onderaf komen. Het is de burger die u als magistraat het gezag geeft.’
De benoemingscommissie van de HRJ houdt tegenwoordig ook meer rekening met andere vaardigheden dan de puur juridische kennis, meent Christian Denoyelle. Hij noemt daarbij onder meer de emotionele vaardigheid. ‘We peilen in onze examens niet alleen het kennen, maar ook het kunnen. Je kunt een goed jurist zijn, maar je moet ook aandacht hebben voor de mens die voor je staat, voor zijn of haar verhaal. Pas dan kun je een oplossing voorstellen die voor alle partijen de best mogelijke is. Met de wet alleen red je het niet.’
Men zegt weleens dat vrouwen over een grotere emotionele intelligentie beschikken en dat vrouwelijke rechters daardoor ook humaner zouden oordelen dan hun mannelijke collega’s. ‘Dat denk ik intuïtief soms ook’, geeft Denoyelle toe. ‘Maar het is al vaak wetenschappelijk onderzocht en ik ken geen enkele studie waarin het wordt bevestigd. Het geslacht doet er eigenlijk niet toe, want het is de deontologische plicht van de rechter om zijn of haar persoonlijkheid voor een deel weg te cijferen. Als je de toga aantrekt, moet je neutraal zijn. Vrouwe Justitia is symbolisch geblinddoekt. Die blindheid staat voor neutraliteit.’
Hij beseft tegelijkertijd dat je als rechter je persoonlijkheid natuurlijk nooit helemaal kunt wegcijferen. ‘Je moet je als rechter wel bewust zijn van je rugzak, je vooroordelen enzovoort.’ Vandaar ook dat de wetgever in een college van drie rechters voorziet bij de meeste rechtbanken. Dat moet een neutrale rechtspraak bevorderen.’ Tegenwoordig is er van drie rechters evenwel steeds minder sprake. Onder meer vanwege besparingen en om de gerechtelijke achterstand in te halen, zijn er steeds meer alleenzetelende rechters.
Volgens sommigen heeft de vervrouwelijking het maatschappelijk aanzien van een aantal beroepen aangetast. Vaak wordt dan verwezen naar artsen, onderwijs en de advocatuur. Denoyelle is het daar niet mee eens. ‘Meer vrouwen in een bepaalde sector geven een beroep zeker niet minder aanzien. Dus ook niet in de magistratuur.’
‘Vrouwen maken misschien soms wel andere keuzes’, zegt Joris Lagrou, de huidige voorzitter van de HRJ. ‘Ze kiezen bijvoorbeeld voor het parket omdat de werkuren daar een stuk regelmatiger zijn. Het statuut is ook beter geregeld, wachtdiensten kunnen gecompenseerd worden, enzovoort. Een zetelende magistraat neemt doorgaans ’s avonds zijn of haar dossiers mee naar huis om voort te werken.’
Denoyelle is het niet helemaal eens met zijn collega. ‘De parketten hebben wel betere vakantieregelingen en hun klassieke werkdag is inderdaad veeleer van negen tot vijf. Maar als rechter kun je je werktijd buiten de rechtszittingen wel veel autonomer regelen. Dat is een troef. Ik ken magistraten die bij voorkeur ’s avonds laat werken als de kinderen naar bed zijn. Je hebt zeker vrouwen die net wegens die vrijheid voor de zetel kiezen.’
‘Kleurlingen in toga’
Vrouwen mogen dan al ruim vertegenwoordigd of soms zelfs in de meerderheid zijn, de personeelsbezetting bij justitie is nog altijd geen spiegel van de samenleving. Waar zijn bijvoorbeeld de allochtone rechters? Die zijn in geen velden of wegen te bespeuren.
‘Justitie is inderdaad nog niet divers genoeg’, beseft ook Christian Denoyelle. ‘De overgrote meerderheid van onze rechters komt uit de blanke hogere middenklasse. Vroeg of laat stoot justitie zo op legitimiteitsproblemen. Die homogene personeelssamenstelling leidt tot een te beperkte kennis van de verschillende socioculturele achtergronden van de rechtszoekenden. Dat probleem krijgt binnen justitie nog altijd weinig of geen aandacht. Als magistraat moet je altijd en overal absoluut neutraal zijn, maar dat neemt niet weg dat je onder je toga ook katholiek, vrijzinnig of moslim kunt zijn.’
Dit jaar werd de ‘Dag van de rechtsstaat’ in Mechelen afgesloten met een toespraak van een pas afgestudeerde juriste met Afrikaanse roots. Zij was de enige kleurlinge in een volle blanke zaal. ‘Op zich vind ik dat geen probleem, want ik heb vertrouwen in de Belgische rechtsstaat, ‘ zei ze tegen haar publiek, ‘maar probeert u zich in te denken dat u voor een rechtbank moet verschijnen met alleen maar kleurlingen in toga.’
Ondertussen in het buitenland
Ook in de andere lidstaten van de Europese Unie is de vervrouwelijking van justitie volop aan de gang, zo blijkt uit een overzicht van het EU Justice Scoreboard. Ook dat maakt een onderscheid tussen zogenaamde lagere rechtbanken, zoals de rechtbank van eerste aanleg, en de hogere rechtscolleges, zoals het Hof van Cassatie.
In beide overzichten scoren de nieuwe lidstaten uit Oost-Europa opvallend goed. De belangrijkste verklaring daarvoor is dat het meestal jonge democratieën zijn die hard hebben ingezet op vrouwelijke rechters.
Op het niveau van de lagere rechtbanken scoren Letland en Slovenië het best, met tachtig procent vrouwelijke rechters. Het wordt daar stilaan tijd voor positieve discriminatie van mannen. Ook Frankrijk doet het goed, met bijna zeventig procent vrouwelijke rechters. België zit in de middenmoot.
Op het niveau van de hogere rechtbanken staan Roemenië en Bulgarije aan de top, met bijna tachtig procent vrouwelijke rechters. In Frankrijk worden de hogere rechtbanken voor de helft bevolkt door vrouwelijke rechters, gevolgd door Italië met 40 procent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier