Hubert van Humbeeck

De veiligheidsadviseur van de Amerikaanse president George W. Bush, over de gevolgen van 11 september en de strijd tegen het terrorisme.

Hubert van Humbeeck

Over de schok van 11 september.

Condoleezza Rice: Toen ik aan de universiteit een specialisatie Internationale Politiek volgde, heb ik meegewerkt aan talloze simulaties van een uiterst gewelddadige aanval. Maar theoretische analyse en rauwe realiteit zijn twee heel verschillende dingen.

Generaties Amerikanen zijn opgegroeid met het idee dat Amerika onkwetsbaar is. De aanval was een zware schok voor het land en heeft aangetoond dat net onze open en tolerante samenleving ons kwetsbaar maakt. Terroristen gebruiken die openheid en tolerantie tegen ons.

Over Osama bin Laden.

Rice: Niemand van ons weet welke rol hij speelt in de commandostructuur van al-Qaeda. We weten niet of dat netwerk strak hiërarchisch is of werkt via kleine, autonome cellen. We weten wel dat hij de bindende figuur was en wellicht nog steeds is. En dat zijn organisatie verzwakt uit de strijd is gekomen.

Over de ‘oorlog tegen het terrorisme’.

Rice: Op de avond van 11 september besefte de president dat deze aanslag niet door een handvol terroristen uitgevoerd was, maar ook door alle landen die hen beschermden. Het was duidelijk dat de Verenigde Staten meer moesten doen dan alleen op al-Qaeda jagen.

De president besliste dat deze oorlog niet alleen door de VS gevoerd kon worden en ook niet alleen omdat wij waren aangevallen. Dit moest een wereldwijde oorlog tegen het terrorisme worden, omdat ook andere landen kwetsbaar waren voor zulke aanvallen. Het is geen Amerikaanse wraakneming.

Over de internationale coalitie.

Rice: Het was niet eenvoudig om een groot bondgenootschap op de been te brengen, hoewel heel wat landen meteen begrepen dat we allemaal gevaar liepen. De hulp die we over de hele wereld aangeboden kregen, vloeide niet voort uit sympathie voor de VS, maar uit een gemeenschappelijk belang. Ik herinner me dat de Japanse premier Junichiro Koizumi tegen president Bush zei: ‘U moet die oorlog tegen het terrorisme winnen, of we zijn allemaal verloren.’ Dat besef heeft het bondgenootschap gecreëerd.

De internationale samenwerking loopt heel goed. Veel landen hebben nieuwe wetten uitgevaardigd en kunnen nu de geldstromen van al-Qaeda opsporen en afdammen. Ze delen de informatie die hun geheime diensten verzamelen, niet enkel met ons, maar ook met elkaar. Zo wordt het anti-terreurnet altijd fijner geknoopt. Over de hele wereld worden leden van al-Qaeda opgepakt. Maar die successen mogen ons niet in slaap wiegen: de strijd is nog maar pas begonnen. Al-Qaeda heeft jarenlang tijd gehad om zich in te graven, wij zullen jaren nodig hebben om de organisatie op te sporen.

En ook dan is het niet voorbij: er zijn nog andere terroristengroepen die wereldwijd aan het werk zijn: Hamas, Hezbollah. Ook hen moeten we bestrijden.

Over de Europese bondgenoten.

Rice: De Europese solidariteit na 11 september ontstond uit het besef dat ook de Europese grootsteden kwetsbaar zijn. De terroristen haten Parijs, Berlijn of Londen even erg als New York of Washington. Omdat al die steden symbolen zijn van een vrije en open samenleving.

Dat gezamenlijke besef werd voor mij zeer duidelijk uitgedrukt door het activeren van artikel 5 van het NAVO-handvest. Dat stelt dat een aanval op een lidstaat een aanval op alle lidstaten inhoudt. We hebben altijd gedacht dat dat artikel gold bij een sovjetaanval op Europa. Ironisch genoeg, werd het voor de eerste keer van kracht nadat de Verenigde Staten aangevallen waren.

De hele filosofie van de NAVO – een aanval op één land is een aanval op alle landen – relativeert al onze andere meningsverschillen: over handel en klimaat, bijvoorbeeld. Of over het Internationale Strafhof.

Er is immers één terrein waar we hetzelfde denken en dezelfde waarden verdedigen: vrijheid. Als die aangevallen wordt, dan weten we weer wat echt belangrijk is.

Over Irak.

Rice: Ik had al voor 11 september verklaard dat Irak een probleem was. In dat land is een regime aan de macht dat duidelijk getoond heeft waar het voor staat. Moeten we nu echt nog bewijzen dat Saddam Hoessein een bedreiging vormt voor internationale stabiliteit en vrede? Twee keer is hij zijn buurlanden binnengevallen. Hij heeft chemische wapens ingezet tegen zijn buurlanden en tegen zijn eigen volk. Tot twee keer toe heeft hij geprobeerd nucleaire wapens in zijn bezit te krijgen. Hij beschikt over onvoorstelbare hoeveelheden chemische wapens. Hij weigert nog altijd de afspraken, gemaakt na de oorlog van 1991, uit te voeren. Vier jaar geleden heeft hij de VN-wapeninspectie uit zijn land gegooid en vandaag doet hij alsof hij toen de oorlog gewonnen heeft. Daarom spreken we over de noodzaak van een regimewissel in Bagdad.

Copyright Knack/Der Spiegel. Vertaald en bewerkt door Misjoe Verleyen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content