Johan Peleman is expert illegale wapenû en diamanthandel voor de Verenigde Naties. Zijn visie op het nut van sancties en de kans dat het in Afrika ooit weer beter zal gaan.
De internationale gemeenschap spant zich in om de wrede conflicten te stoppen, en de voedingsbodem van krijgsheereconomieën weg te halen. Er kwamen sancties van de Verenigde Naties (VN) tegen Angola, Liberia en Sierra Leone, en over de DRC wordt gedebatteerd.
De 36-jarige filosoof Johan Peleman, sinds 1997 directeur van de in Antwerpen gevestigde ngo International Peace Information Service (IPIS), volgt dit proces van nabij. In 1999 verwierf hij internationale bekendheid door zijn (integraal op het internet te lezen) boek The Arms Fixers. Om zijn kennis van illegale wapen- en diamanthandel huurde de VN hem in als expert. Hij werkte mee aan de recente VN-rapporten over bloeddiamant, Sierra Leone en Liberia.
Wat is het mandaat van zo’n VN-expert?
Johan Peleman: Het is een wat vreemd mandaat. Als niemand van het panel waarmee je moet werken over voorkennis beschikt, wat zou kunnen, gezien de procedures die de VN volgt, begin je van nul. Je hebt geen toegang tot VN-archieven, want over de smokkel van wapens of diamant bestaan die niet. Weinig lidstaten werken spontaan mee. Omdat je voor de VN werkt, moet je diplomatiek optreden. Je kunt dus niet zomaar staten tegen de schenen schoppen. Dat alles leidt tot de vervelende situatie dat je geen inlichtingendienst bent, maar wel een inlichtingenrapport moet samenstellen over duistere praktijken als smokkel, illegale financiering en witwasserij.
Hebben die rapporten dan wel een waarde?
Peleman: Het een al meer dan het ander. In feite zijn het name and shame-rapporten: ze blameren individuen en VN-lidstaten die niet meewerken aan het laten naleven van sancties. Het concept van deze panels ontstond uit de evaluatie van de sancties tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime. Er kwam een goed rapport over wapensmokkel naar de Rwandese milities in Oost-Congo na de genocide. En het Fowler-rapport over bloeddiamant die burgeroorlogen financierde, kreeg zoveel aandacht dat het schenden van VN-sancties ineens als crimineel gedrag werd beschouwd.
Maar in se is zo’n schending niet strafbaar?
Peleman: Het afkondigen van sancties is vooral een symbolische daad. De embargo’s lekken als een zeef en de VN heeft geen mandaat om daar wat dan ook aan te doen. Ze kan niemand arresteren en heeft geen recht tot huiszoeking. Ze kan enkel oproepen tot medewerking van lidstaten. Daarom is de publiciteit rond de rapporten zo belangrijk, omdat ze lidstaten dwingt te onderzoeken of wat er in het rapport beweerd wordt, waar is. In België heeft het rapport over bloeddiamant een storm veroorzaakt.
De sancties tegen Irak treffen vooral de burgerbevolking en niet het regime tegen wie ze gericht zijn.
Peleman: Inderdaad. Daarom hebben wij er in onze evaluaties van de situatie in Sierra Leone en Liberia over gewaakt om ‘slimme’ sancties voor te stellen. Zo is de export van ruwe diamant uit Liberia verboden, en is er een hernieuwd wapenembargo. Ook kwam er een travel ban voor Liberiaanse functionarissen en zakenlui betrokken bij het schenden van sancties. Ze mogen dus niet reizen en dat vinden ze vreselijk, want het bemoeilijkt hun contacten. Op die manier treffen we rechtstreeks de betrokkenen bij het conflict, en zo weinig mogelijk de burgerbevolking.
Heeft die nog iets te verliezen?
Peleman: Toen de oorlog vier jaar geleden stopte, was de Liberiaanse economie in een erbarmelijke staat. Maar het regime spendeert nu alles wat binnenkomt aan veiligheid, vooral van de president, en waarschijnlijk aan steun voor rebellengroepen in Sierra Leone en Guinee. Anderzijds krijgt sterke man Charles Taylor, een krijgsheer die zich democratisch tot president liet verkiezen maar het land blijft runnen alsof het zijn eigen gebied is, nauwelijks ontwikkelingshulp. Hij wordt in bedwang gehouden door de Wereldbank en andere donoren. Er komt dus weinig geld in het laatje. En de wederopbouw moet van nul af aan beginnen, met veel externe druk en hulp, want anders komt zo’n land er niet uit.
Treft het verbod op uitvoer van diamanten geen lokale gravers en hun gezinnen?
Peleman: Ja. Daarom stellen we Liberia voor om in navolging van Sierra Leone en Angola een gecontroleerd certificaat van oorsprong voor hun diamanten in te voeren, waarna het embargo op de uitvoer van ruwe diamant zou kunnen verdwijnen omdat er in principe geen bloeddiamant uit Sierra Leoons rebellengebied meer gesmokkeld kan worden. Ik vind het ook onzinnig dat er een verbod op uitvoer van hout uit Liberia zou komen. Een aantal grote namen uit de houtsector is weliswaar betrokken bij wapenhandel en andere schendingen van sancties, maar dat betreft uitsluitend exporteurs van ruw hout. We hebben voorgesteld om vanaf juli 2002 een embargo in te stellen op de export van ruw hout, maar niet van verwerkte houtproducten. Zo verplichten we de autoriteiten meerwaarde te creëren, wat werkgelegenheid bevordert en leegroof van hardhout countert.
In uw rapport staat dat Leonid Minin, een Oekraïens maffioso, zwaar in de Liberiaanse houtindustrie investeerde.
Peleman: En er naar schatting 270 miljoen frank (6,69 miljoen euro) mee verloor. Investeerders worden dikwijls gelokt met gunstige voorwaarden. Als ze belangrijk genoeg zijn komen ze in de entourage van de president terecht, die voortdurend zoekt naar mensen om hem te helpen met bijvoorbeeld wapens en valse papieren. Zo’n investeerder koopt dan een concessie, betaalt op voorhand belastingen en legt wegen aan naar zijn zone. Maar vanaf het ogenblik dat hij winst kan maken, is het spel dikwijls gedaan. Als de citroen is leeggeknepen, zoekt het regime andere investeerders. In Liberia worden dezelfde houtconcessies courant aan verschillende bedrijven verkocht.
Liberia heeft het op één na grootste scheepvaartregister ter wereld. Kan daarmee geen druk worden uitgeoefend?
Peleman: Wij stelden vast dat een belangrijk deel van de inkomsten uit dat register gebruikt wordt om wapens te kopen _ we vonden bewijzen in onder meer banktransfers naar de notoire Russische wapentrafikant Victor Bout. We stellen nu voor dat dit geld op een gecontroleerde rekening komt, zodat het niet meer misbruikt kan worden voor schendingen van het embargo. Daarenboven is de man die het register runt nauw betrokken bij wapensmokkel. Zulke mensen willen we met slimme sancties treffen. En er zijn zeker scheepvaartbedrijven die zich elders zullen laten registreren om te vermijden dat hun naam in een slecht daglicht komt te staan.
Wapenhandelaars als Bout en Minin, en vele anderen, blijken graag in België te vertoeven.
Peleman: Ja, dat is merkwaardig. Als België al niet een draaischijf in de wapenhandel is, hebben vele actoren hier toch hun contacten, firma’s, bankrekeningen en zelfs verblijfplaats gehad. Ik dank mijn expertise ten dele aan het feit dat er over veel hoofdrolspelers in de wereld van sanctions busting in België een en ander te vinden is. Er is natuurlijk de link tussen conflictlanden en de Antwerpse diamantsector. Diamant heeft een sterke aantrekkingskracht op maffieuze circuits. Inzake wapens spelen zeker de geografische ligging van België en de vestigingen van de NAVO een rol. Daardoor was ons land tijdens de Koude Oorlog een ontmoetingsplaats van geheime diensten. Vermoedelijk zijn een aantal van die circuits nooit helemaal ontmanteld maar wel geprivatiseerd, zodat ze niet meer voor staten opereren maar voor geld.
Wat vindt u van het bericht dat er een Antwerpse connectie tussen diamanten uit Sierra Leone en het terroristennetwerk al-Qaeda zou zijn?
Peleman: Een bizar verhaal. Ik wil aannemen dat er een link is tussen een aantal Libanese diamantairs in Sierra Leone en radicale facties in het Midden-Oosten, maar dat er een rechtstreekse lijn naar al-Qaeda zou zijn, vind ik nogal sterk. Ik heb er zelf in ieder geval niets over vernomen. Maar ik ben natuurlijk uiterst nieuwsgierig naar eventuele verifieerbare feiten.
Hoeveel diamant wordt er in Afrika nog op legale wijze verkocht?
Peleman: Tot nu toe definieerde de VN alleen stenen van de Sierra Leoonse en Angolese rebellen als conflictdiamant. Er zijn natuurlijk illegale diamantcircuits waarin stenen worden gesmokkeld om belastingen te ontduiken of geld wit te wassen. Dat is de bredere context voor de financiering van conflicten, illegale wapenhandel en mogelijk terreurnetwerken. Maar het is onmogelijk te zeggen hoe die zich tot de legale circuits verhouden. Ik heb sowieso moeite met alle statistieken over diamant, zelfs de officiële. Diamant is een cashmarkt waarin zo weinig mogelijk op papier wordt gezet.
Heeft een tracingsysteem om de oorsprong van diamanten na te gaan dan wel zin?
Peleman: Het probleem daarbij is de urgentie. Men definieert de conflictdiamant, zet er embargo’s op en een certificeringssysteem. Maar dat werkt alleen op langere termijn, terwijl conflictoplossing dringend is. Uiteindelijk wil je oorlogen stoppen door rebellen financieel droog te leggen. Een tracingsysteem zal nuttig zijn als het bestaat op het ogenblik dat er sancties komen.
Dus nu stop je niets?
Peleman: Voorlopig werken embargo’s als de fameuze communicerende vaten. Een embargo op Liberiaanse diamant doet de exportcijfers van Ivoorkust en Guinee stijgen. Als je daar embargo’s zou uitvaardigen, zou de handel zich nog uitspreiden. Momenteel heb ik helaas het gevoel dat zelfs certificering, dat ook voor betere statistieken moet zorgen, helemaal niet werkt.
Dan blijft er de prangende kwestie van de vrijhandelszones op bijvoorbeeld Zwitserse luchthavens?
Peleman: Inderdaad. In de transitzones op de luchthavens van Zürich en Genève bestaan lokalen waarin bedrijven grote pakketten diamant in kleinere pakjes herverdelen, om commerciële redenen. Dat is legaal, maar zulke operaties bemoeilijken het zoeken naar conflictdiamanten. In de legale wapenhandel wordt er dikwijls met tussenpersonen gewerkt die geen producent of handelaar zijn, meestal advocaat. Hun tussenkomst maakt het volgen van een transactie moeilijk. Men maakt er zich kennelijk niet druk om dat deze personen hun bedrijfjes in belastingparadijzen registreren, of na een transactie gewoon opdoeken. Zulke lacunes in de internationale wetgeving maken het bijna onmogelijk om illegale wapentransacties op te sporen.
Zijn er Belgische bedrijven actief in de handel in conflictdiamant?
Peleman: Dat is moeilijk aan te tonen. In het laatste VN-verslag over Angola staan vermoedens voor een aantal in België geregistreerde bedrijven, maar er worden geen namen genoemd. Het probleem is dat rebellendiamanten vaak met legale certificaten van oorsprong worden witgewassen vóór ze een land verlaten. Sierra Leone geeft zelfs toe dat het gebeurt, Angola niet. Je zou verwachten dat lokale autoriteiten VN-sancties die zijn afgekondigd om hun rebellen te remmen, strikt naleven. Maar de corruptie blijkt zo groot dat handelaars aan beide kanten deals sluiten en conflictdiamant via legale circuits exporteren.
Er wordt gefluisterd dat een expert van de VN-panels over Congo Antwerpse diamantbedrijven benaderde met het voorstel hen tegen betaling niet te noemen.
Peleman: Dat gerucht is mij niet bekend. Het is natuurlijk in het belang van het diamantwereldje om zelf zulke roddels te verspreiden en de panels in diskrediet te brengen. Over het Fowler-panel circuleerden vergelijkbare verhalen.
Vindt u dat sancties tegen Congo nuttig zouden zijn?
Peleman: Als ze goed zouden zijn gedefinieerd. Gezien de betrokkenheid van zoveel landen bij het Congolese conflict, zouden er niet alleen sancties tegen rebellen moeten komen, maar ook tegen hun buurlanden. En waarop ga je embargo’s leggen? Alleen op diamant, of ook op goud, hout, coltan, koffie, thee? Als je dat efficiënt voor alle sectoren moet organiseren, ben je vijftig jaar bezig. Hopelijk wordt het conflict daar sneller opgelost. Mij lijkt het dat ons concept van naming and shaming _ het aan de schandpaal nagelen van cruciale actoren in krijgsheereconomieën _ meer zoden aan de dijk brengt.
Zou het mogelijk zijn huurlingen in te schakelen om diamantmijnen te isoleren zodat ze niet gebruikt kunnen worden?
Peleman: Als de grondstoffen de motor van een conflict vormen, zullen ze een doelwit zijn. Controle over grondstoffen vertaalt zich vaak in macht. Er dreigen in zo’n geval ernstige confrontaties tussen rebellen en een interventieleger. Een ander probleem is dat mensen die huurlingen leveren, dikwijls ook in de wapen- en diamanthandel zitten. En je wil de kat hier niet bij de melk zetten. Misschien is wat momenteel in Sierra Leone gebeurt, een goed systeem. Daar is sinds twee jaar een grote VN-vredesmacht actief. Door een geduldige terreindiplomatie slaagde ze erin de rebellen mee aan tafel te krijgen en de frontgebieden weer onder een centraal gezag te plaatsen. Er wordt gewerkt aan een vorm van joint venture waarin rebellen en centraal gezag samen diamantmijnen uitbaten. Zo beloon je daders natuurlijk ten dele voor hun agressie, maar als dat een einde aan een bloedig conflict kan maken, dan moet dat maar. Er zijn niet veel betere opties.
Zijn landen als Sierra Leone nog te ontwapenen?
Peleman: De ontwapeningsprogramma’s duren meestal te kort. Eens wapens in circulatie zijn, is het moeilijk een uiterst wantrouwige bevolking te ontwapenen, tenzij je het forceert. Zelfs dan kunnen wapens verborgen worden om weer boven te komen als de internationale gemeenschap verdwijnt. In Sierra Leone hebben de rebellen ontwapeningsakkoorden getekend in ruil voor reïntegratie.
De burgers die ze terroriseerden, zullen ze graag zien komen.
Peleman: Het grote probleem is dat Sierra Leone een van de armste landen ter wereld is. Als ex-rebellen meer kansen krijgen dan hun voormalige slachtoffers, zal er groot moreel verzet komen. Maar als ze anderzijds niet genoeg aangeboden krijgen, zullen ze nooit de kalasjnikovs afgeven die hen in staat stellen te plunderen en de lakens uit te delen. Conflictoplossing is iets anders dan ontwikkeling, en in landen als Liberia en Sierra Leone sluiten die twee helaas nauw bij elkaar aan.
Een initiatief als de recente VN-conferentie over kleine wapens, heeft dat nut?
Peleman: Het is te vroeg om dat te zeggen. We moeten afwachten of het probleem voldoende ernstig genomen wordt zodat lidstaten met solide oplossingen voor de dag zullen komen. De resultaten van de conferentie zelf waren onder de maat. Zodra er over concrete voorstellen werd gepraat, raakten lidstaten met zichzelf in de knoop want ook bij legale wapenhandel komen tussenpersonen en commissies kijken. Ze willen wel iets aan de illegale handel doen, maar niet als dat legale leveringen hindert. Er was ook een voorstel om wapenleveringen aan niet-statelijke actoren, zoals rebellengroepen, te verbieden. Maar een aantal lidstaten had het daar moeilijk mee omdat ze bepaalde rebellengroepen als vrijheidsstrijders aan het hart drukken en inzetten voor hun eigen politieke manoeuvres.
Zelfs in de Verenigde Staten heerst een liberale houding ten opzichte van kleine wapens.
Peleman: Het is een complex probleem. Er is een groot surplus aan wapens als overschot van de Koude Oorlog. In Afrika worden er in toenemende mate wapens geproduceerd of op zijn minst hersteld. Er circuleert een enorme hoop wapens in privémarkten. Als er ergens een conflict afloopt, vinden die snel hun weg naar nieuwe afzetgebieden. Embargo’s en monitoring kunnen een stuk van die handel bemoeilijken, zodat de prijs van wapens stijgt. Dat maakt het voor rebellengroepen, die het financieel vaak niet makkelijk hebben, moeilijker om zich te bevoorraden. Ik ben er zeker van dat dit een rol heeft gespeeld in de bereidheid van de rebellen in Sierra Leone om over ontwapening te praten.
Ondertussen worden steeds meer krijgsheren zelfbedruipend door de rijkdommen in hun gebied.
Peleman: Daar moet je niet aan twijfelen. In Congo kunnen krijgsheren het nog decennialang volhouden. Als je geen stokken in de wielen van oorlogseconomen kan steken, blijft het voor vechtende partijen voordeliger oorlog te voeren dan naar vrede te streven. Je moet een instrument vinden waarmee je greep krijgt op dit soort actoren. Het is denkbaar dat je diplomaten met koffers vol geld stuurt die zeggen: we bieden u zoveel meer voor vrede dan u kunt verdienen met oorlog. Maar dan gaat het over heel veel geld. Tenzij slimme sancties die krijgsheren doen inzien dat het voordeliger kan zijn deel te nemen aan iets constructiefs dan chaos in de hand te werken. Dat is waar wij naar streven.
Dirk Draulans
VN-rapporten nagelen actoren uit krijgsheereconomieën aan de schandpaal.
Als een conflict afloopt vinden de wapens snel hun weg naar nieuwe markten.