Exclusief! Drie verfilmbare, zelf te monteren pagina’s Knack. Over politici met oog voor de camera, en over lichte televisie met oog voor een levende democratie.

Scène 1.(Intro: Dutroux in een wagen in het bos. Vertraagd en eindeloos herhaald.)

Eén nanoseconde lang heeft Paul Tant ons tijdens de afgelopen regeerperiode kunnen boeien. Zijns ondanks bezorgde hij ons een onvergetelijk politiek televisiemoment. Het was op de dag dat Marc Dutroux de benen nam. In het parlement sleurde Siegfried Bracke Tant voor de camera. Live in het journaal van zes uur. Of er geen ministers moesten aftreden? Tot vijf keer toe dezelfde vraag. Tot vijf keer toe hetzelfde gemurmel als antwoord.

Toen Bracke zich ten slotte weer tot de kijker richtte, molenwiekte Tant zichtbaar ontstemd weg. Iemand buiten beeld moest zijn verontwaardiging over zoveel journalistieke onbeschoftheid incasseren. “Die zien we niet meer terug”, dachten wij. Maar kijk, in het journaal van zeven uur schoof Tant opnieuw gewillig voor Brackes microfoon. En liet hij zich ten tweeden male dezelfde vragen toeblaffen. Het enige verschil was dat het gemurmel deze keer iets beter gearticuleerd was.

Tants lichaamstaal vatte alles samen. Politici haten camera’s, maar ze kunnen of willen niet zonder. Als Dehaene in het middagjournaal sneert naar “Tobbackske”, hangt de Leuvenaar prompt bij Bracke aan de telefoon om in het volgende bulletin iets venijnigs over “Jean-Lucske” te mogen zeggen. Het is geen kwestie van ons kent ons, maar van ons heeft ons nodig. A fortiori in tijden van verkiezingen.

Scène 2.(Wazige David Hamilton-achtige beelden van politici. Sfeer jaren zeventig. Grote brillen, zware camera’s. Vertraagd beeld, slepend.) Vroeger ging alles trager. Men wachtte rustig de verkiezingsdebatten af. Camera’s stonden roerloos als ooievaars. De microfoons leken op onhandige scheerapparaten.

Of er in de huiskamers van Vlaanderen ook maar iemand zat te kijken, was bijzaak. Politici klagen vandaag dat ze geen tijd krijgen om hun gedachten uiteen te zetten, laat staan hun programma. Maar krijgt de kiezer dezer dagen méér tijd om zijn gedacht eens te zeggen als er een politicus aan de deurbel hangt? Tuurlijk niet. Er staan elke ochtend tweeduizend adressen op het balboekje.

In de klacht van de politicus over de snelheid van het beeld hoor je de echo van diegenen die tien jaar geleden de woordcultuur verdedigden tégen de televisie. Televisie mocht, maar dan als verlengstuk of doorgeefluik voor Cultuur met C. Televisie werd niet gezien als een zelfstandig medium met een eigen taal, maar gewoon als een nieuwerwets kader voor vertrouwde verhalen. Een beetje belichting, wat extra watt voor De Boodschap. Er moesten gewoon plaatjes bij de praatjes komen. Voeling voor beeldtaal ontbrak. Het ideaal bestond erin om de tijd die nodig is om in een boek van de voor- naar de achterflap te geraken, zo getrouw mogelijk te benaderen op televisie. Televisie was een konijnenbak die niet werkte, want niet lokte.

Zo ook verwachtten politici van de televisie niet minder dan dat hun congrestoespraken rijkelijk werden “gecapteerd”. Men dwong de televisie tot saai- en taaiheid. In het verkiezingsprogramma van de PS wordt ter dichting van de kloof met de burger vandaag nog altijd voorgesteld om de parlementaire debatten integraal uit te zenden. Technisch gesproken is dat perfect mogelijk, zoals het ook “niet helemaal onuitvoerbaar is om een bouwput met een theelepel uit te graven of de bijbel per telex te zenden”, schreef Hans Magnus Enzensberger in zijn pleidooi voor een beter gebruik van televisie. “Alleen zijn theelepels en telexapparaten niet bestemd voor zulke ondernemingen.”

Camera en microfoon ook niet. Ze kunnen handiger, creatiever en daarom ook realistischer worden ingezet om de politieke snaar te doen trillen, zowel bij de politicus als de kiezer. Politieke televisiemakers in Vlaanderen zijn gelukkig uit de cocon van de studio gekropen. En uit die van de Wetstraat 16. En op Herman Van Rompuy na, die weigerde in “Stoelendans” op de VTM te gaan zitten – zonder het programma gezien te hebben -, verliezen ook de taaiste politici de stramheid in hun benen als er een camera in de buurt is. Televisie wordt er levendiger door. Het geeft daarom ook een juister beeld van wat politiek en democratie zelf zijn. “Politici passen zich tegenwoordig makkelijker aan aan de format“, zegt Siegfried Bracke.

Ook Paul Tant zal het wel leren.

Scène 3.(Werkvloer van de VRT-nieuwsredactie. Zenuwachtig rondzwaaiende handcamera.)

“Hallo Siegfried, Mariette hier. Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn briefje van vorige week.”

Mariette is een van de vierhonderd VRT-kijkers die de afgelopen weken een vraag voor de politici doorspeelden aan Bracke. Morgenavond gaat “Woord tegen Woord” voor het eerst op antenne. Verkiezingsdebatten gestoffeerd door de kijkers. Niet alleen politici begeven zich nog altijd wat wankel op de brug naar de burger. Ook de burger zelf en de televisiemaker tasten verder af. We zitten nog in de experimentele fase.

“Vox pop”, zo lezen we in Brackes draaiboek. Zo heten straatinterviews in het televisiejargon.

Het lijkt een gemakkelijkheidsoplossing, zo’n directe lijn met de Vlaamse huiskamers, een abdicatie van de journalistiek. Het maakt politieke televisie lichter, maar het is een lichtheid waar grondig over nagedacht is. Meer dan toen de politieke televisieprogramma’s “serieuzer” waren en de camera nog bleef staan waar hij stond.

Natuurlijk heeft die nieuwe, populaire wind in televisieland ook veel met kijkcijfers en Censydiam-studies te maken. Maar de optie om de kijker meer directe impact te geven op de inhoud van politieke programma’s, komt tegelijkertijd voort uit oprechte bezorgdheid. Ja, het is zelfs een antwoord op de oproep die politici nu al jarenlang tot de media richten: “Denk ook eens aan jùllie verantwoordelijkheid.” Bracke: “Ik weet het, het klinkt cliché. Maar ook wij denken hier al heel lang en diep na over onze taak om de kloof met de burger mee te helpen dichten.”

Ook Eddy Groenwals is door zulke gedachten op de formule van “Stoelendans” uitgekomen. Politiek in de ruime zin, democratie zelf, is ook altijd een mix van het boeiende en het belangrijke. De nieuwe formats voor politieke programma’s zijn een variant van de experimenten met meer rechtstreekse democratie. Het lijkt daarbij alleen maar alsof politici en journalisten herleid worden tot passieve disc-jockeys die draaien wat u vraagt. Maar dat is niet zo, als politici en journalisten hun deel van het werk tenminste goed doen.

“Het is voor ons juist meer werk in plaats van minder”, zegt Bracke. “Het voedt ons ook journalistiek. Er dient zich een bron aan van nieuwe inspiratie, invalshoeken waar je zelf vanuit je kantoor onmogelijk kan opkomen. Je moet die stroom uit de onderbuik van de samenleving niet filteren, maar verwerken, vertolken.”

Levende democratie is grillig, ongepolijst, complex en simplistisch. Het heeft geen zin, het is zelfs gevaarlijk om de donkere kantjes ervan te negeren. Die kantjes worden er alleen maar donkerder en groter van. Je kunt maar beter luisteren, praten en fijntjes bijsturen zonder te censureren. Zelfs als de vragen dom, brutaal en gewoon flauw zijn. That’s life.

Waarom denkt u dat Jean-Luc Dehaene al drie zondagochtenden heeft doorgebracht in de studio van Top Radio? Omdat het electoraal interessant kan zijn, natuurlijk. Maar ook uit louter professionele belangstelling als politicus. Zo legde hij ons uit: “Het is eindelijk eens een formule waarbij politici de kans krijgen om met een groot bereik enkele uren een directe confrontatie aan te gaan met de kiezer.” En dan mag het klinken en botsen.

Laat de televisiemakers dus maar verder experimenteren, en de politici ook. Daar op die brug naar de burger. Het maakt het beeld dat in de media wordt opgehangen van de realiteit en de politiek minder virtueel. Het zal er ook voor zorgen dat we overmorgen electorale calamiteiten makkelijker zien aankomen, en dus ook sneller kunnen voorkomen.

Scène 4.(Panorama van Antwerpse Sinksenfoor. Inzoomen op ingang Zuiderpershuis en affiche van D-Dag: “13 juni, moeder of misser”. Afgewisseld met flitsen van “Zwartwit” op Top Radio.)

De Dag van de Democratie leek ook dit jaar weer op een feestje van een voetbalploeg voor de supporters. Gezellig, en we mogen hopen dat we nog vele jaren mogen doorvieren.

“Het is onze bedoeling de interesse voor de verkiezingen te versterken”, schreven organisatoren René Los en Ewoud Monbaliu. We zullen er niet ver naast zitten als we zeggen dat zeventig tot tachtig procent van de supporters, pardon, aanwezigen al een levendige interesse voor die verkiezingen had voor de D-Dag begon. Het kan geen kwaad die interesse eens gezamenlijk te tonen en te beleven. Schaden doet het de democratie zeker niet. Het sterkt het groepsgevoel.

De D-Dag is door de organisatoren ook bedoeld als een gelegenheid voor de burger om de politici aan te spreken. Op televisie gebeurt dat contact tegenwoordig directer en massaler. In al zijn grauwheid, platheid, maar ook soms ontroering haalt “Zwartwit” op Top Radio misschien meer uit voor de democratie dan de D-Dag. Zeker is dat de mensen die bij Jürgen Verstrepen binnenwaaien niet alleen talrijker zijn dan de bezoekers van de D-Dag maar dat ze ook iets dringender politiek “positief” moeten worden beïnvloed.

Het kan geen toeval zijn dat De Morgen en Knack bijzonder weinig lezersvragen kregen voor de politieke tenoren op D-Dag. Bij Bracke en Verstrepen staat de fax en de e-mail niet stil. In die zin isD-Dag wellicht meer een reservaatje dan die paar vierkante meters ongezellige studio van Top Radio. Het een is een bevestiging van de democratie, het ander een potentieel wingebied. D-Dag mag er zijn natuurlijk. Nee, het moét er zijn. Je zou alleen hopen dat de spionkop wat groter wordt. Dat er de komende jaren ook eens iemand die nu nog briesend aan de lijn hangt bij Verstrepen zijn licht komt opsteken. Een beetje gelouterd misschien, een beetje geleerd.

Scène 5.(Close-up van twijfelende traan in ooghoek van Vincent Van Quickenborne op de verkiezingsmeeting van VU-ID.)

Goede infotainment is een serieuze zaak. Sommige politici of politici in spe denken dat het gemakkelijk is. Dat ze maar een kunstje hoeven op te voeren. Ook televisiemakers zelf slaan nog wel eens de plank mis in hun zoektocht naar het evenwicht tussen het boeiende en belangrijke. Op VTM leren ze bij. Gerty Christoffels en haar rubriek “De mens achter de politicus” is geruisloos afgevoerd uit “Stoelendans”.

De mix van info– en tainment is delicaat. De informatie moet op niveau zijn, en het amusement ook. En ze moeten een eenheid vormen, anders ben je bezig met bedrog. Bracke: “Vroeger beperkte onze samenwerking met de Dienst Amusement zich tot de vraag aan de vooravond van de verkiezingen of ze a.u.b. geen zanger en orkestje konden leveren om de gaten in ons debat te vullen? Nu is er voor het eerst sprake van echte samenwerking en kruisbestuiving tussen nieuwsdienst en amusement. Ook dat levert nieuwe invalshoeken op.”

(Generiek. Voice off.)

Ja, verkiezingen en democratie worden iets directer door het oog van de camera. Al zie je soms niet wat je ziet. Voor VVQ en andere politici die denken dat lichte televisie gemakkelijk zou zijn, zoals de democratie, en die geloven dat het volstaat om voor de camera enige veren in een lichaamsopening te steken, graag volgende doordenker van Italo Calvino: “Er bestaat een lichtheid die voortkomt uit nadenkendheid, naast de lichtheid die we kennen als kenmerk van lichtzinnigheid. Deze nadenkende lichtheid kan lichtzinnigheid zelfs zwaar en ondoorzichtig doen lijken.”

Faites vos jeux. En let op de kleintjes.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content