DOOR FRANS VERLEYEN

In Vilvoorde dreigt de Renault-fabriek in te storten als een gigantisch filmdecor, jarenlang naarstig opgebouwd door meer dan drieduizend man. Straks komen de neervallende brokstukken terecht op vele hoofden : die van het werkvolk zelf, van een paar machteloze regeringen en Europese beleidmakers en hoewel minder waarschijnlijk van een club voorname aandeelhouders en bedrijfsdirecteuren in Parijs.

Dergelijke industriële rampen veroorzaken meer schade dan alleen maar het massale verlies van jobs. Op grote schaal ondermijnen ze immers het geloof in de maatschappelijke ordening zelf, de door het gezag verdedigde evenwichten waarin het leven van de bevolking zich moet afspelen. Zeer zeker in Vlaanderen doet de overheid graag uitspraken over de bij ons hoog ontwikkelde arbeidsethos en productiviteit, de onvolprezen nijverheidsdeugden van haar onderdanen. Die worden dan ook voortdurend positief geïnformeerd over de doeltreffendheid van de vrije markt, het wegvallen van economische grenzen en de gewenstheid van buitenlandse investeringen, uiteraard naast een binnenlandse verankering van eigen ondernemingen en hun kapitaal.

Aan die grote uitgangspunten wordt een doctrine van maatschappelijke rechtszekerheid gekoppeld : in de moderne verzorgingsstaat wordt niet langer met mensen gesold. In ruil voor hun geregelde en geregistreerde arbeid staan zij onder de bescherming van de sociale wetgeving en de algemeen verplichte solidariteit onder alle leden van de gemeenschap. Zo groeit dan het beeld van een medisch en mentaal gezonde, zich duurzaam ontwikkelende samenleving. Dat alom gepredikte geloof in een democratie van onderlinge hulpvaardigheid is bovendien versmolten met het Europese ideaal waarmee ook ons kleine land groot is geworden. Het vormt, daarover mag geen discussie bestaan, de grondslag van het zogenaamde Rijnlandmodel, het sociaal-politieke regime in ons deel van de wereld.

De crash van Vilvoorde, thuisbasis van de Belgische eerste-minister, maakt dit hooggestemde discours in grote mate ongeldig. De vrije markt, aan de teugel gehouden door een stevig vakbondswezen, biedt géén minimum aan veiligheid. Een goedlopende en rendabele onderneming kan wèl de dood worden ingejaagd. De trotse Europese machinerie kan bij dat alles niets doen tegen sommige vormen van brutaliteit waarmee multinationale industriekapiteins naar eigen believen optreden. Ondanks haar omvang, prestige en managerscultuur blijkt de grootindustrie elementaire fouten te kunnen maken, waardoor ze in haar eigen hoofdkwartier miljarden verlies lijdt en elders chaotisch op de vlucht slaat.

Dit is dus geen economie meer, maar oorlog. Die schijnt zich op het grondgebied van de Europese Unie trouwens gaandeweg uit te breiden, onder verschillende benamingen : herstructurering, delokalisatie, globalisering van de concurrentiestrijd en van de financiële markten. Bij het aanhoren van die rare, dikke woorden voelt de goegemeente haar vertrouwen slinken in niet alleen de kapitalistische maar in alle soorten bevelvoering waaraan de maatschappij onderworpen is. Onder de groeiende twijfel aan de voorgehouden waarheden, onder de aanblik van de wanorde, begint een ook morele dissidentie te gisten.

Van het volk wordt veel gevraagd en het toont zich warempel bereid om aan de gestelde eisen te gehoorzamen : zich in een wilde en slecht geregelde mobiliteit storten, samen met multiculturele buren jachtige grootsteden bewonen, op enkele jaren tijds overschakelen van de vulpen naar de laptop en de informatiesnelweg, de alles overheersende commercialisering als een weldaad omhelzen en in heel die economische rodeo politiek correct blijven.

Via haar verschillende soorten politie kijkt de overheid waakzaam toe op die gonzende biotoop : een bos dat zich voortdurend dient te laten kappen en heraanplanten en waarin veel mensen vogels zijn die ieder jaar naar een andere boomtak moeten uitkijken. Zij schijnen geen recht meer te hebben op vaste beginselen, waarden en waarheden. Want vastheid gaat nu eenmaal niet samen met creativiteit en plooibaarheid waaraan de moderne levenswijze een chronische behoefte heet te hebben.

Regeerders die samenlevingen besturen, moeten misschien gaan overschakelen op een ander verhaal. In grote delen van Europa neemt immers de achterdocht toe tegenover hun belangrijkste geloofswaarheden, al dan niet neergelegd in een paradijselijk Witboek of bezegeld tijdens hun om de zes maanden opklaterende topbijeenkomsten. Zolang ze geen hold-up zoals die in Vilvoorde kunnen verijdelen, zullen ze als keizers zonder kleren worden waargenomen.

OUDERWETSE RECHTVAARDIGHEID

Mensen kunnen aanvaarden dat in de loop van hun leven de waarheid verandert, dat die binnen ieders eigen biografie een paar keer over de kop gaat naarmate de decennia verstrijken. Grootmoeder dacht geen moment aan uithuizige arbeid, haar kleindochter heeft hem nodig. Maar ook binnen dat glijdende spel van de ene generatie met de andere heeft zelfs de meest moderne mens behoefte aan rust. Omdat die duidelijk te schaars wordt in een beschaving met elke week een economische of politieke oplawaai, ontstaan de bekende verschijnselen van ontreddering : jobonzekerheid, heroïne, sekten, verkeersagressie, house, kalmeermiddelen, onzin.

De overheid kan er niet eeuwig mee doorgaan die tijdgeest van nooit aflatende crisis te bestrijden met ?sociale kitsch? : het door steeds meer welzijnswerkers georganiseerde medelijden voor mislukkende levens. De staat is te veel pijnstiller-verzorger geworden en te weinig garant van ouderwetse rechtvaardigheid. Van die leemte maken andere machten gewiekst gebruik, tot verdriet van heel Vilvoorde.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content