‘Zeggen dat de N-VA een racistische partij is, zoals sommige Franstaligen doen, is zwaar overtrokken’, zegt Wouter Van Bellingen, directeur van het Minderhedenforum. ‘Maar de uitspraken van Theo Francken zijn door en door verwerpelijk.’ Een gesprek over Sinterklaas, blanke taxichauffeurs, en de economische meerwaarde van migranten.

‘Ik ben er zeker van dat racisme bij taxibedrijven al jarenlang bestaat’, zegt Wouter Van Bellingen. ‘Gelukkig wordt het vandaag als een probleem ervaren. Dus eigenlijk is het positief dat zulke verhalen nu naar buiten komen: dat Vlaamse en Brusselse taxibedrijven op verzoek een blanke chauffeur sturen, stond vrijdag zelfs op de voorpagina van de krant. Steeds meer mensen vinden het anno 2014 not done om nog langer op die manier met elkaar om te gaan.’

Sinds juli van dit jaar is Van Bellingen directeur van het zogenaamde Minderhedenforum, de koepelorganisatie en belangenbehartiger van zeventien federaties van etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen. Wat racisme betreft, is hij een ervaringsdeskundige. ‘Ik ben er mijn hele leven mee geconfronteerd.’

Ironisch genoeg zette een racistisch incident hem in 2007 voor het eerst op de kaart, toen nog als politicus bij het links-liberale Spirit. Van Bellingen was in zijn thuisstad Sint-Niklaas nog maar een paar maanden schepen toen bekend raakte dat een aantal koppels niet door hem getrouwd wilde worden. Van Bellingen:’Ik wilde die zaak eigenlijk stil houden. Ik zei tegen mijn ambtenaren: “Er zijn drie opties. Of ze aanvaarden mij toch. Of ze verhuizen naar een andere gemeente. Of ze wachten zes jaar met trouwen.” Maar ineens was die weigering dus Groot Nieuws. Het leidde tot een golf van volkse sympathie voor Van Bellingen. Er werd zelfs een massatrouwpartij op de Grote Markt van Sint-Niklaas georganiseerd, met meer dan zeshonderd koppels die zich tegelijk lieten trouwen. Door Wouter Van Bellingen.

Klopt het dat bij die ‘weigeraars’ ook Turkse koppels zaten?

WOUTER VAN BELLINGEN: Nee. Dat is een taaie roddel die het Vlaams Belang in Antwerpen heeft verspreid. Met name Janice Laureyssen, een goede vriendin van Wim Verreycken die toen net van Antwerpen naar Sint-Niklaas was verhuisd, lag aan de basis van de verspreiding van die roddel.

U komt zelf ook uit een Vlaams nest.

VAN BELLINGEN: Mijn grootoom Amedee Verbruggen was een frontsoldaat in de Eerste Wereldoorlog en een van de stamvaders van de Vlaamse Beweging. Ik heb altijd een bijzondere band met hem gehad. De bekende pijp waarmee hij steevast op foto’s staat afgebeeld, is in mijn bezit. Tegelijk hebben mijn ouders zich in Sint-Niklaas altijd voor migranten, vluchtelingen en asielzoekers ingezet. Tot op heden trouwens. Nog dagelijks gaat mijn moeder, zelfs als ze ziek is, vluchtelingen helpen. Ook dat heeft mij sterk beïnvloed: die verdraagzame, solidaire onderstroom van Vlaanderen die jammer genoeg te weinig in beeld komt. Ook ik was van kindsbeen af actief in het verenigingsleven. In het jeugdhuis, in de speelpleinwerking en bij de scouts, waar mijn totem ‘spitssnuitdolfijn’ was. (lacht) Dat is een sociaal dier, met een sterk verantwoordelijkheidsgevoel, dat zwakkere dieren beschermt. Dat is mij op het lijf geschreven.

Ging u als kind met uw ouders naar de IJzerbedevaart?

VAN BELLINGEN: Jazeker, maar op een gegeven moment is dat abrupt gestopt. De laatste keer was ik een jaar of negen. Die dag hadden andere deelnemers ineens kritiek op mijn vader omdat hij een zwart kind had meegenomen: ‘Dat kunt u niet maken.’ Als kleine jongen begreep ik natuurlijk niet wat er aan de hand was. Dat werd me pas veel later duidelijker, toen ik op de tachtigste editie van de IJzerbedevaart in mijn functie van schepen bloemen ging neerleggen aan de IJzertoren: de boodschap van ‘nooit meer oorlog’ heeft altijd veel betekenis voor mij gehad. Op de affiche van die tachtigste editie stond een grootvader met zijn kleindochter, een zwart kind. Die man, Pol Sturtewagen, kwam toen naar me toe en zei: ‘Wouter, ik was erbij toen jouw vader werd aangesproken op je huidskleur. Je hebt er geen idee van hoe blij en trots ik ben dat ik vandaag samen met mijn gekleurde kleindochter op deze affiche sta.’

U hebt in uw latere leven ook heel wat ervaring opgedaan in het omgaan met radicale nationalisten. Toen u schepen was, kwam Gertrude Van Bellingen, ofwel tante Trudy, namens Vlaams Belang in de gemeenteraad.

VAN BELLINGEN: (lacht) Ze was de opvolger van de bekende VB’er Wim Verreycken, die uit de politiek was gestapt. Weet u, in mijn familie was het hele politieke spectrum vertegenwoordigd, van extreemlinks tot extreemrechts. Zoals veel Vlaamse families op dat moment hadden we op familiefeesten de gewoonte aangenomen om het vooral niet over politiek te hebben. Maar het was toch wel een vreemde situatie in de gemeenteraad. Ook voor mijn tante, trouwens. Ze is gelukkig snel met politiek gestopt.

U hebt het in de gemeenteraad niet vaak aan de stok gehad met ’tante Trudy’?

VAN BELLINGEN: Ze was gelukkig niet bepaald verbaal. (lacht) Kijk, iedereen heeft natuurlijk recht op een eigen mening. Maar de uitdaging van de toekomst is niet het benadrukken van de verschillen, maar juist het zoeken naar wat ons bindt. Neem het hoofddoekenverbod. Dat is niet meer van deze wereld. De hele discussie daaromtrent is een zinledig tijdverdrijf voor moraalfilosofen geworden. Wat is in hemelsnaam het probleem met levensbeschouwelijke tekens als keppeltjes, tulbanden of hoofddoekjes? Mensen willen aan het gemeenteloket gewoon correct geholpen worden. Ik vind het trouwens een groot probleem dat het hele verhaal van interculturaliteit verengd wordt tot een discussie over de islam.

Open VLD-voorzitster Gwendolyn Rutten zegt dat de hoofddoek een manier kan zijn om moslimmeisjes te onderdrukken. Vandaar dat zij bijvoorbeeld begrip heeft voor het hoofddoekenverbod in het Gemeenschapsonderwijs.

VAN BELLINGEN: Rutten lijkt me soms erg wereldvreemd. Een liberaal die voor een verbod pleit. Heeft ze eigenlijk wel moslima’s als vriendinnen? We leven in Vlaanderen nog te veel naast elkaar.

Verandert er niets?

VAN BELLINGEN: Discriminatie en racisme zullen natuurlijk niet zomaar verdwijnen. Maar in contacten met bijvoorbeeld Voka, Unizo en beleidsmakers merk ik toch dat we op een keerpunt staan. Vlaams minister-president Geert Bourgeois heeft zelfs gezegd dat discriminatie op de arbeidsmarkt bestaat, en dat hij dat verwerpelijk vindt. Tien jaar geleden was zo’n uitspraak ondenkbaar. De economische crisis zorgt ervoor dat we het ons als samenleving niet meer kunnen veroorloven om grote groepen mensen aan de kant te laten staan. We hebben alle handen nodig om de verzorgingsstaat overeind te houden.

Geert Bourgeois kan dat wel zeggen, maar zitten er in het beleid ook maatregelen om discriminatie op de arbeidsmarkt daadwerkelijk te bestrijden?

VAN BELLINGEN: We willen nu ook daden zien. De tijd van de vrijblijvendheid is echt voorbij. Als de overheid miljarden uitgeeft aan lastenverlagingen voor bedrijven, verwachten wij ook dat ze voorwaarden oplegt in verband met de werkgelegenheid voor kansengroepen. En als bedrijven daar niet aan willen, moeten ze die subsidies maar weigeren. Maar als we erin zouden slagen om de helft van die ‘nieuwe Belgen’ die om allerlei redenen niet kunnen werken toch aan het werk te zetten, zou dat de Belgische schatkist jaarlijks miljarden opleveren.

Pleit u voor quota op de werkvloer?

VAN BELLINGEN: Quota of bindende streefcijfers – what’s in a name? We willen dwingende maatregelen voor alle kansengroepen, ook voor mensen met een handicap en voor alleenstaande moeders. En dus ook voor allochtonen. Als samenleving moet je op een gegeven moment zulke dwingende maatregelen durven op te leggen. Omdat het werkt. Denk aan de quota voor vrouwen in de politiek. De helft van onze achterban zit onder de armoedegrens, in Brussel ligt dat cijfer zelfs nog hoger.

Is het dan zo gek dat iemand als Theo Francken bedenkingen heeft bij de economische meerwaarde van bepaalde groepen migranten?

VAN BELLINGEN: Kijk, om nu op grond hiervan te zeggen dat de N-VA een racistische partij is, zoals sommige Franstalige partijen doen, is zwaar overtrokken. Maar de uitspraken van Theo Francken zijn door en door verwerpelijk. Wie zegt dat onze mensen niet willen werken? Bedrijven en instellingen staan gewoon niet open voor allochtone werknemers. Dertig jaar lang heeft Vlaams Belang erop gehamerd dat sommige groepen te lui zijn om te werken. Die boodschap is in Vlaanderen als een stinkende walm blijven hangen. Terwijl we wel verpleegsters en ingenieurs in het buitenland gaan halen.

Is het dat niet waar Theo Francken het over had? Bij onze migranten zitten blijkbaar weinig ingenieurs.

VAN BELLINGEN: Ho maar. Er is op dit moment een echte braindrain aan de gang van hoogopgeleide nieuwe Vlamingen die hier geboren en getogen zijn, richting Marokko, Turkije, Groot-Brittannië. Het zijn net de beste krachten die emigreren, uit frustratie over de wijdverbreide discriminatie op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ze hebben immers wel het juiste diploma, maar de foute voor- en achternaam.

Is het probleem toch niet vooral dat veel allochtone jongeren hun school niet afmaken en niet over de juiste competenties beschikken om te slagen op de arbeidsmarkt?

VAN BELLINGEN: 30 procent van de jongens en 25 van de meisjes met een migratieachtergrond verlaten inderdaad de middelbare school zonder diploma. Dat betekent dat ons onderwijs dringend bij zichzelf te rade moet gaan. Werkgevers klagen steen en been over slecht opgeleide jongeren en over studierichtingen die nauwelijks aansluiten bij de arbeidsmarkt. Maar het onderwijs houdt zich Oost-Indisch doof voor die kritiek. Tegelijk worden buitensporig veel jongeren met een migratieachtergrond zonder gegronde reden naar het bso en het tso gestuurd. Er worden ook meer B- en C-attesten gegeven aan kinderen met een migratieachtergrond dan aan autochtone kinderen, zelfs als ze dezelfde punten hebben. Er gaat echt veel mis in ons onderwijs. Laten we het kind bij zijn naam noemen: als er in de hele maatschappij racisme en discriminatie voorkomt, dan ook in het onderwijs. Alleen verhinderen de structuren daar vaak dat die verhalen naar boven komen. Wat wordt er gezegd in de beslotenheid van de klassenraden? Denkt u echt dat er bij de CLB’s geen werk meer aan de winkel is? Er moet meer transparantie komen. En echte inspraak voor leerlingen en ouders. Evaluaties en deliberaties moeten ook stoelen op objectievere criteria.

Moet het Interfederaal Gelijkekansencentrum op al die gebieden niet wat vaker zijn tanden laten zien?

VAN BELLINGEN: Het is toch vooral een taak van de bestaande inspecties en controles bij de verschillende overheidsdiensten van dit land. Weet u dat er vorig jaar in Vlaanderen één pv is opgemaakt in verband met discriminatie door de Inspectie Werk? Eén!

Welke toekomst heeft het Gelijkekansencentrum nog? Met Matthias Storme heeft de N-VA zonet een bestuurder benoemd voor wie het Centrum eigenlijk op de schop mag.

VAN BELLINGEN: Het Gelijkekansencentrum blijft nodig, meer dan ooit.

Zelfs Dyab Abou Jahjah noemt het een schaamlapje, een handig excuus zodat we de problemen niet echt hoeven aan te pakken.

VAN BELLINGEN: (schudt het hoofd) Ik ben het daar niet mee eens. We hebben een onafhankelijke, gezagvolle stem nodig die zich kan uitspreken over gevallen van discriminatie. Maar het zou wel een goede zaak zijn indien het Interfederaal Gelijkekansencentrum zich zou ontwikkelen tot een echt mensenrechteninstituut, zoals de Europese Unie en de Verenigde Naties dat van België verwachten. Het Centrum zou ook moeten kiezen voor een meer offensieve houding. Het werd ooit opgericht vanuit een defensieve reflex. Onze hele sector is in dat bedje ziek. Onze mensen worden altijd aangesproken op hun zwakheden: ‘u kent de taal niet’, ‘u hebt het juist diploma niet’. Op den duur werden ze zo sterk in een slachtofferrol geduwd dat men er zelf in is gaan geloven. We moeten dringend vertrekken vanuit onze sterktes. Wij zijn meertalig en hebben heel wat competenties in huis die onze samenleving broodnodig heeft.

En u zou ook willen dat Jozef De Witte, directeur van het Gelijkekansencentrum, wat offensiever te werk ging?

VAN BELLINGEN: Precies. Maar onze verstandhouding is wel goed. Samen met het Kinderrechtencommissariaat en het Interfederaal Gelijkekansencentrum werken we nu aan een oplossing op lange termijn voor het probleem van de kinderen van de woonwagenbewoners. Het Gelijkekansencentrum heeft daarin het voortouw genomen.

Het Gelijkekansencentrum oordeelde recent ook dat er bij Zwarte Piet geen sprake is van racisme. U, daarentegen, huldigt de stelling dat Zwarte Piet op termijn gedoemd is te verdwijnen.

VAN BELLINGEN: Het gaat om een traditie, maar ook tradities evolueren. Als je vandaag moet vaststellen dat een minderheid wordt gekwetst door de oude gewoonten van de meerderheid, waarom kunnen we die gewoonte dan niet veranderen?

Mensen mogen zich natuurlijk gekwetst voelen, maar zou het in een superdiverse samenleving toch niet beter zijn als iedereen niet zulke lange tenen had?

VAN BELLINGEN: Dat is een typische opmerking van blanke middenklassers. Als het gaat over relaties tussen de gevoelens van de meerderheid en de gevoelens van de minderheid, lijkt tweerichtingsverkeer me toch de beste optie. In het debat over Zwarte Piet zou ik ervoor pleiten om elke vorm van populisme achterwege te laten en aan historici en onderzoekers aan onze universiteiten te vragen om een en ander in de juiste context te plaatsen. Zelf vind ik dat er veel belangrijker thema’s zijn om onder de aandacht te brengen.

Goed, maar de discussie leeft, in Nederland heel heftig zelfs. Hoe komt dat toch?

VAN BELLINGEN: Het gaat natuurlijk niet alleen over Zwarte Piet, maar over de wil van de meerderheid aan de ene kant en de rechten van de minderheid aan de andere kant in een sterk veranderende maatschappij. Vroeger werd het publieke debat in de media uitsluitend gevoerd door hoogopgeleide blanke mannen. Nu komen ook andere meningen aan bod. Wat doen we daarmee? Negeren, of er juist rekening mee houden?

Wat moeten we doen met een strip als Kuifje in Congo?

VAN BELLINGEN: Ik heb dat album ook gelezen als kind. Maar vandaag zeggen mijn kinderen: ‘Wat een ouderwets gedoe is dat?’ Die lezen Kuifje niet meer, die kijken naar YouTube. De échte vraag is: in welke mate heeft Vlaanderen het kolonialisme ooit verwerkt?

Wat heeft lectuur van oude stripverhalen met neokolonialisme te maken? Neem Suske en Wiske en de tamtamkloppers, een klassieker van Willy Vandersteen. In dat album kan een Afrikaanse stam niet op tegen de apen, maar gelukkig is er hulp van de blanke helden. Moeten we dergelijke albums ook verbieden?

VAN BELLINGEN: Nogmaals, die oude stripverhalen behoren niet meer tot de leefwereld van de kinderen van vandaag. Ik zie de zin van verbieden dus niet in. Maar tegelijk stel ik me vragen bij de onwil om het debat daarover aan te gaan. Onlangs liet Radio 1 Didier Volckaert aan het woord, de maker van een documentaire over mensenzoos tijdens de wereldtentoonstelling van 1913 in Gent. Hij zei: ‘Ik vind het raar dat veel Vlamingen durven af te zien van oude gebruiken als het over dieren gaat, zoals het drinken van levende visjes in Geraardsbergen, of paardenrennen her en der. Als het gaat over dierenrechten, kan de Vlaming dus wel empathie opbrengen. Maar empathie voor gevoeligheden van mensen met een migratieachtergrond lukt niet.’ Vlamingen hebben kennelijk meer empathie voor dieren dan voor migranten. Laten we dat debat eens aangaan. Welke mechanismen zijn hier aan het werk? Ik denk soms dat Vlaanderen een psycholoog nodig heeft, om eindelijk eens in het reine te komen met zijn trauma’s: van de weigering om de wreedheden van het kolonialisme onder ogen te zien, via collaboratie en repressie, tot de moeizame omgang met migranten en nieuwkomers.

Zit het zo diep?

VAN BELLINGEN: Eigenlijk leiden zaken als Zwarte Piet me af van wat ik echt belangrijk vind: onderwijs en de arbeidsmarkt. Maar het is wel een symbooldossier. Het gaat over de vraag of we in dit land bereid zijn om tot een nieuwe consensus te komen. Kijk naar de Rode Duivels. Ik volg de Rode Duivels al sinds 1982. Ik was de buurjongen van Marc Baecke, en hij mocht met de Duivels mee naar het WK van 1982 in Spanje.

‘Baecke de back.’ De linksachter van SK Beveren.

VAN BELLINGEN: Inderdaad. Jean-Marie Pfaff stond in het doel en zijn Beverse ploegmaat Marc Baecke mocht mee. Dat was toen nog een bijna volledig klassiek-Belgische ploeg. Dat is langzaam geëvalueerd. In de jaren negentig was Josip Weber nog een eenzame migrant die snel werd genaturaliseerd om de hele ploeg beter te maken. Vandaag is het Belgische elftal de afspiegeling van de superdiverse samenleving die het land is geworden. Bondscoach Marc Wilmots handelt als een ceo die diversiteit als een meerwaarde beschouwt. We mogen daar best nog wat trotser op zijn. We zouden beter stoppen met zeuren over wat ons scheidt. Daarom erger ik me vaak aan al die discussies in kranten en tijdschriften. Men zoomt alleen in op de verschillen.

In een column in De Morgen had Hans Vandeweghe kritiek op Afrikaanse voetballers. Daarop ontstond ophef…

VAN BELLINGEN:(onderbreekt) Terecht!

Waarom, terecht?

VAN BELLINGEN: Omdat hij altijd maar hetzelfde liedje zingt. Zijn aanval op Afrikanen was geen eenmalige uitschuiver. Sorry, maar ik begrijp dat niet van De Morgen. Vrije meningsuiting is oké, maar er zijn grenzen.

De feiten op het WK hebben Vandeweghe wel gelijk gegeven over het Afrikaanse voetbal.

VAN BELLINGEN: Ik lees wat ik lees. Er was op z’n minst de suggestie dat Afrikanen geen professionele houding hebben in topsport, juist omdat het Afrikanen zijn. Hij legde een verband tussen de slechte voetbalresultaten en de ‘mindere’ Afrikaanse cultuur. Dat kan echt niet. De Duitse en vroeger de Franse nationale ploeg hebben bewezen dat voetballers van Afrikaanse afkomst op topniveau kunnen spelen en toernooien winnen.

Ging het niet precies over Afrikanen in Afrikaanse nationale ploegen, en de gebrekkige en deels corrupte omkadering daarvan?

VAN BELLINGEN: Een groot deel van de lezers van de krant heeft dat dan toch anders begrepen, namelijk als een schoolvoorbeeld van hoe de media vooroordelen versterken in plaats van ze te bestrijden. Hoe komt het anders dat de KVS en zo veel andere culturele organisaties zich zo sterk tegen die krant hebben afgezet? Ook de ‘kut-Marokkaantjes’ uit die mail van Theo Francken zijn ooit in Vlaanderen geïntroduceerd in een stuk van Yves Desmet in De Morgen. Het doel heiligt toch niet altijd de middelen? Als je middelen in conflict komen met de waarden die je zegt te verdedigen, heb je een probleem.

Wordt het debat niet vooral gevoerd door blanke middenklassers? Een racistisch incident komt blijkbaar vooral in de media als er blanken bij betrokken zijn. Toen VRT-journalist Peter Verlinden het woord ‘neger’ op zijn gevel aantrof, bijvoorbeeld…

VAN BELLINGEN: … of toen schrijfster Saskia De Coster een klacht indiende wegens racisme bij de NMBS. Zo is het: als de klasse van de BV’s iets aanbrengt, wordt het een item.

Dat werkt natuurlijk in twee richtingen. Als Sien Eggers één vuile racistische opmerking maakt, nagelt de pers haar aan het kruis.

VAN BELLINGEN: Maar er werd ook snel gesust: ‘Zo is Sien eigenlijk niet.’ Ik wil niet blijven steken in individuele anekdotiek. Vandaar mijn pleidooi voor academisch onderzoek. We moeten af van debatten vanuit het buikgevoel. Vandaar mijn eis voor meer inspecties en meer controles: dan krijgen we meer concrete cijfers en kunnen we de échte omvang van de discriminatie op de woonmarkt eindelijk in kaart brengen. Of op de arbeidsmarkt en in het onderwijs.

Tot Yves Desmet het woord ‘kut-Marokkaantjes’ gebruikte, kreeg progressief Vlaanderen het verwijt dat het de negatieve gevolgen van migratie met de mantel der liefde probeerde toe te dekken. En dat dit koren op de molen was van Vlaams Belang.

VAN BELLINGEN: Mij gaat het om oplossingen. Wat heeft het gebruik van ‘kut-Marokkaan’ voor positiefs bijgebracht?

Denkt u niet dat er vandaag veel volwassener over multiculturaliteit wordt gesproken dan vijftien jaar geleden?

VAN BELLINGEN: Dat hebben we toch niet te danken aan beledigende stukken in kranten? Wel aan het feit dat er met name in mijn achterban mensen zijn opgestaan, academici, journalisten en opiniemakers, die het debat op een volwassen manier voeren. Ondanks de media. Want degenen die mee verantwoordelijk zijn voor de polarisatie in het migratiedebat, hebben zo juist verhinderd dat wij onze stem konden laten horen.

Daar bent u wel mee bezig. Klopt het wat in de Wetstraat over de politicus Wouter Van Bellingen werd gezegd? Te populair, maar ook te ambitieus en te hoog in de bol?

VAN BELLINGEN: Elk verhaal heeft een kern van waarheid. Maar vrouwen in de politiek worden soms ook hysterisch genoemd als ze gewoon boos zijn, en jongeren arrogant als ze een bedreiging vormen voor de gevestigde orde. Ik was populair als politicus en wie geen ambitie heeft, die begint nergens aan. Maar mijn ambitie hangt niet samen met een of ander politiek mandaat. Mijn ambitie is de samenleving. Ook hier vraag ik mij af: hoe kan ik impact hebben? Hoe kan het Minderhedenforum het verschil maken? Want als we er niet voor zorgen dat al die mensen met een migratieachtergrond een volwaardig onderdeel worden van deze samenleving, zoals de arbeiders in de negentiende eeuw en de vrouwen na de Tweede Wereldoorlog, hebben we een levensgroot probleem. Niet alleen mijn achterban, maar de samenleving als geheel.

DOOR WALTER PAULI EN HAN RENARD, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Minister-president Geert Bourgeois heeft gezegd dat discriminatie op de arbeidsmarkt bestaat, en dat hij dat verwerpelijk vindt. Tien jaar geleden was zo’n uitspraak ondenkbaar.’

‘Rutten lijkt me soms erg wereldvreemd. Een liberaal die voor een verbod pleit. Heeft ze eigenlijk wel moslima’s als vriendinnen?’

‘Ik denk soms dat Vlaanderen een psycholoog nodig heeft, om eindelijk eens in het reine te komen met zijn trauma’s.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content