door Andreas Tirez

Inkomensongelijkheid hoeft op zich geen probleem te zijn, op voorwaarde dat ieder-een de kans heeft om op te klimmen. Indien er voldoende sociale mobiliteit is, dan is de maatschappij rechtvaardig, ook al zijn de inkomens ongelijk. Als we Vlaanderen vergelijken met andere landen, dan blijkt dat Vlaanderen op het vlak van sociale mobiliteit het veel beter kan doen. Om meer inzicht te hebben in deze problematiek organiseert Liberales op 18 oktober te Gent een studiedag over sociale mobiliteit.

Sociale mobiliteit wordt vaak gemeten aan de hand van de correlatie tussen het inkomen van de ouders en dat van het kind. Hoe lager die correlatie, hoe hoger de sociale mobiliteit, omdat dan afkomst de sociale positie minder bepaalt. Meer en meer wordt echter ook gekeken naar de onderwijsprestaties aange-zien die het inkomen en de sociaaleconomische status in toenemende mate bepalen. Hierdoor kan sociale mobiliteit gemeten worden door na te gaan in hoeverre onderwijsprestaties overgeërfd worden.

Uiteraard is een bepaald deel van iemands onderwijsprestatie genetisch bepaald, waardoor er altijd een zekere correlatie zal blijven tussen de prestaties van de ouders en die van het kind, zeg maar het genetisch minimum. Van deze genetische mechanismen kun je aannemen dat ze overal op dezelfde manier werken. Dat betekent dat een land waar de correlatie tussen onderwijsprestaties van bijvoorbeeld vaders en zonen veel lager is dan in Vlaanderen, sociaal mobieler en dus rechtvaardiger is dan Vlaanderen.

En dat is ook het geval: de correlatie inzake onderwijsprestaties ligt in Vlaanderen een derde hoger dan in Denemarken, de beste leerling van de Europese klas. Het verschil met Finland is ongeveer een kwart. Met Nederland is dat 10 procent. En een correlatie hoeft niet negatief te zijn voor het algemene onderwijspeil: Finland presteert zeer sterk in internationale onderwijstests van de OESO, net als Vlaanderen, trouwens.

Om van Vlaanderen een rechtvaardiger maatschappij te maken, moeten we dus niet zozeer de stijgende inko-mensongelijkheid bestrijden, maar wel de sociale mobiliteit bevorderen. Dat betekent dat we elk kind een gelijke kans moeten geven om zijn talenten te kunnen ontwikkelen, wat zijn of haar sociaaleconomische status ook is. Daarvoor moeten we echter weten hoe de sociale mobiliteit bevorderd kan worden. Wat er zich afspeelt binnen de schoolmuren is daarbij cruciaal, maar ook belangrijk is de situatie van het gezin en zijn omgeving evenals wat er op de arbeidsmarkt gebeurt. Om daarin meer inzicht te krijgen zal op de Liberales-studiedag gediscussieerd worden over deze drie aspecten van het leven die de sociale mobiliteit sterk kunnen bevorderen of verhinderen, namelijk gezin, onderwijs en werk.

Misschien wel de belangrijkste conclusie van het onderzoek naar sociale mobiliteit is dat de empirische gegevens de liberale, optimistische visie op de mens ondersteunen. Het snoert de pessimisten de mond die stellen dat er met de kinderen van ‘sociale gevallen’ toch niets aan te vangen is en het toont aan dat investeren in gelijke kansen de rechtvaardigheid van een samenleving verhoogt. ANDREAS TIREZ IS KERNLID VAN LIBERALES.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content