Zowel in de Noordzee als op wereldschaal slinken de visvoorraden spectaculair. Is herstel nog mogelijk?

De kabeljauw sterft uit. In de Noordzee zwom in 1971 nog 277.000 ton kabeljauw rond, vorig jaar nog slechts 59.000 ton. In dertig jaar tijd viel de kabeljauwpopulatie dus met driekwart terug. Dramatisch is dat er voor een leefbare populatie ongeveer 150.000 ton nodig is – dat is het ‘veilig biologisch minimum’ voor de kabeljauw in de Noordzee. Begin jaren tachtig dook de kabeljauwpopulatie onder deze norm, en sindsdien bleven de cijfers zakken. De International Council for the Exploration of the Sea (ICES) – een instelling die al in 1902 werd opgericht als reactie op de vrees voor overbevissing – berekende vorige winter dat alleen een verbod op het vangen van kabeljauw het voortbestaan van de soort in de Noordzee kan redden.

Daarmee deed de ICES net op tijd beter dan Canadese visserijdeskundigen die systematisch de kabeljauwpopulatie voor de kust van Oost-Canada overschatten, met als gevolg dat begin jaren negentig de visserij er totaal in elkaar klapte. Veertigduizend vissersgezinnen raakten in de problemen omdat er geen kabeljauw meer overbleef. De foute statistieken vloeiden voort uit het feit dat wetenschappers bij hun staalnamen een willekeurige route over de visgronden volgden, terwijl vissers zich met steeds betere vismethoden concentreerden op de warmere zones waar ook de vis samentroepte. Tien jaar na een ban op de kabeljauwvangst in de regio zijn er geen tekenen dat de populatie zich herstelt.

Het laatste Quality Status Report (voor het jaar 2000) van de Noordzee gaf geen reden tot meer optimisme. Naar schatting 30 tot 40 procent van alle vis in de Noordzee wordt jaarlijks weggevist – in 1995 3,5 miljoen ton, waarvan ons land een procent aanvoerde. In de jaren zeventig moest de haringvisserij worden verboden, omdat de soort op het punt stond te verdwijnen. Nu gaat het weer wat beter, maar waakzaamheid blijft ook voor deze vis geboden, net als voor onder meer makreel, schelvis, schol en tong.

STEEDS MINDER GROTE VISSEN

Het gaat overal slecht met de vis. Twee derde van de visvoorraden in de wereld worden overbevist. Het vakblad Science rapporteerde dat sinds de Tweede Wereldoorlog de vis steeds lager op de voedselketen wordt gevangen: er zijn steeds minder grote vissen. Vele vissen worden nu gevangen voor ze zich zelfs maar één keer konden voortplanten. De trend werd vergeleken met de sportvisser die eerst kleine aasvisjes gebruikt om grote roofvissen aan de haak te slaan, maar uiteindelijk zijn aasvisjes moet opeten omdat er geen grote vissen meer zijn. Ook de populaties van het kleine grut gaan ondertussen achteruit. Het is evident dat het verdwijnen van toppredatoren ecosystemen ontwricht. De ontsporing van kwallenpopulaties in de Zwarte Zee heeft alles te maken met het verdwijnen van roofvissen.

In Nature verscheen vorige maand een vrij onthutsend rapport. Omdat Chinese vissers, gedreven door overheidsinitiatieven die succes aanmoedigen, steevast hogere vangstresultaten rapporteerden dan ze eigenlijk realiseerden, maskeren globale vangstcijfers een feitelijke daling van het wereldvisbestand sinds midden jaren negentig. De hoeveelheid aangevoerde vis blijft dus niet langer constant rond 80 miljoen ton per jaar, zoals wordt aangenomen, maar zou een dalende trend hebben ingezet. Wat impliceert dat autoriteiten minder tijd hebben om iets aan het probleem van dalende visstocks te doen dan ze dachten. Vele waarnemers stellen dat er drastisch moet worden ingegrepen, of het fiasco van de Canadese oostkust zal zich op wereldschaal herhalen.

Computersimulaties bevestigen dat de hoop op een snel herstel van gehavende visbestanden niet realistisch is. Sterke dalingen impliceerden voor bijna alle van negentig onderzochte visstocks langdurige herstelperiodes. Alleen haring en enkele andere soorten die vroeg in hun leven rijp worden en met selectieve methodes worden gevangen, zouden aan deze trend ontsnappen. Voor kabeljauw, platvissen en de rest werd vijftien jaar na een reductie van hun biomassa met minstens de helft, nog niet het eerste teken van herstel waargenomen. Ook vissen hebben tijd nodig.

De vraag blijft of de diverse instanties die zich met de problematiek bezighouden, het voldoende snel eens zullen worden over de te nemen maatregelen. Dat vissers en visserijbiologen constant met elkaar overhoop liggen, is geen nieuws. Dat de waarschuwingen van wetenschappers dikwijls te voorzichtig worden geformuleerd, gaf visserijlobby’s de kans om politici te overtuigen minder drastische maatregelen te nemen dan gevraagd – uitzonderingen op deze regel zijn schaars. Ook wetenschappers onderling zijn het niet eens. Sommigen vinden bijvoorbeeld dat er moet worden afgestapt van de op biologie gebaseerde berekeningen van quota, die steunen op moeilijk meetbare factoren als het voortplantingssucces van een vis. Een alternatief zou zijn zich te baseren op afmetingen en verplaatsingen van vissersboten, maar daar zijn de vissers tegen.

DE KIP UIT DE AQUACULTUUR

Het probleem dreigt nog te verergeren. Europeanen en Amerikanen eten gemiddeld per hoofd zo’n 22 kilogram vis per jaar, en dat cijfer daalt niet terwijl de wereldbevolking toeneemt. The State of World Fisheries – een rapport van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties – voorspelde dat er in 2010 19 miljoen ton vis te kort zal zijn om aan de vraag te voldoen. In de veronderstelling dat er een aanvoer van ongeveer 90 miljoen ton zal zijn. Er zullen dus maatregelen moeten komen om het aanbod van commerciële vis te verhogen, en het valt te vrezen dat de zee daarvoor niet zal kunnen opdraaien.

Links en rechts worden inspanningen geleverd om vissen uit te zetten. Zo worden elk jaar vijf miljard zalmpjes uit kwekerijen losgelaten om natuurlijke populaties aan te vullen. Maar volgens de Journal of Fish Biology haalt minder dan 50 procent daarvan de volwassen leeftijd. Het voornaamste probleem is dat de visjes niet hebben geleerd te vluchten voor vijanden. Een bijkomend probleem is dat zulke vissen ziekten in de natuur kunnen brengen. Het vakblad Conservation Biology uitte onlangs het vermoeden dat het wereldwijde drama dat momenteel populaties van kikkers en padden treft, veroorzaakt zou zijn door een voor amfibieën dodelijke schimmel die met uitgezette zalmen waterrijke biotopen binnendrong.

De meeste vissen worden echter niet gekweekt om uitgezet te worden, maar voor consumptie. Wetenschappers dromen hardop van een ‘blauwe revolutie’, naar analogie met de groene revolutie die voor een verhoogde productie van landbouwgewassen zorgde. In 2020 zou deze revolutie meer vis moeten leveren dan de klassieke vangst – momenteel is een kwart van het visaanbod op de wereldmarkt gekweekt. Veel wordt verwacht van de zoetwatervis tilapia: de ‘kip’ uit de aquacultuur, omdat hij zich zo gemakkelijk laat kweken. Kwekers slagen erin een bepaald ras op vier generaties tijd 60 procent sneller te laten groeien dan de wilde versie. Maar voor zeevissen als kabeljauw zou kweek weinig soelaas bieden wegens te ingewikkeld en te duur.

Hoewel al op grote schaal geschermd wordt met de term ‘duurzame viskweek’ zijn er veel nadelige neveneffecten aan kweek verbonden. Kwekerijen vervuilen het water, verhogen het risico op ziekten (zoals besmetting met luizen en schimmels) en verschralen de genetische diversiteit. Ze leggen ook druk op natuurlijke biotopen. Meer dan 80 procent van de viskweek gebeurt nu in Azië, waar prachtige mangrovebossen op volstrekt onduurzame wijze in kweekvijvers worden omgetoverd. In India en Thailand verdween in de jaren negentig op enkele jaren tijd tussen 20 en 40 procent van de mangroven als gevolg van aquacultuur (voor vissen en garnalen). Mangroven zijn eigenlijk broedkamers voor wilde dieren: per kilogram gekweekte vis of garnaal gaat een halve kilogram wilde exemplaren verloren.

Vorig jaar verscheen in Nature een scherpe analyse van het effect van kweek op de wereldvisstocks. Het blad stelde vast dat de globale kweek van vis de jongste tien jaar van 10 tot 29 miljoen ton steeg. En dat vele mensen dat interpreteren als een stap die de druk op de vissen in de zee zal verzachten. Maar dat gaat niet altijd op. Voorlopig is er geen enkel argument waaruit blijkt dat verhoogde aandacht voor viskweek wilde vispopulaties de kans geeft te herstellen, onder meer omdat de visserijsector niet geneigd is de netten aan de haak te hangen.

Vele geschikte consumptievissen, zoals kabeljauw, zijn roofdieren en moeten dus met een aangepast dieet worden gevoed. Dat is nu vismeel, gemaakt met andere vissen. Volgens rapporten van onder meer de FAO is er meer dan twee kilogram vis voor meel per kilogram gekweekte vis nodig. Een nettoverlies van vis dus. In sommige intensieve kweeksystemen loopt het verschil zelfs op tot een factor vijf. De aanslag op kleinere wilde vissen zoals ansjovis, makreel en sardine heeft voor een deel te maken met hun succes als basisingrediënt voor vismeel (dat overigens ook in de veeteelt terechtkomt). En het argument van kwekers dat wilde roofvissen minstens dubbel zoveel kleine visjes eten, weegt in dit kader maar licht. Het wegvangen van visjes voor vismeelproductie geeft een extra dreun op de al door overbevissing gehavende roofvispopulaties.

VISSEN OP CAPE CANAVERAL

Voorts kan viskweek ecosystemen ontwrichten, omdat vreemde dieren (‘exoten’) uit kwekerijen ontsnappen en klappen toedienen aan lokale soorten. Het Wereldnatuurfonds (WWF) meldde vorig jaar dat de wilde Atlantische zalm in zijn voortbestaan onder meer wordt bedreigd door overbevissing én commerciële zalmkweek, omdat ontsnapte exemplaren de soort met vreemde genen en ziekten besmetten. Volgens de Journal of Marine Science is momenteel 40 en 90 procent van de zalm gevangen in respectievelijk de Atlantische Oceaan en de Baltische Zee van gekweekte oorsprong.

Conservation Biology waarschuwde ervoor dat in West-Canada Atlantische zalmen massaal uit kwekerijen ontsnappen en het voortbestaan van lokale zalmsoorten bedreigen. Een probleem dat zou kunnen verergeren als op grote schaal genetisch gemanipuleerde zalmen zouden worden gekweekt. Het Canadese bedrijf Aqua Bounty Farms voert proeven uit waarbij Atlantische zalmen het gen voor een groeihormoon van een andere zalmsoort ingeplant kregen, gekoppeld aan een sterke promotor zodat het veelvuldig tot expressie komt. Deze ’transgene’ vis groeit sneller en kan dus vlugger op de markt worden gebracht dan andere. Het risico dat zulke vissen in de natuur terechtkomen en daar kruisen met wilde dieren, zou worden vermeden door ze steriel te maken.

Maar die methode is nooit honderd procent feilloos. En de vrees bestaat dat de genetisch bijgestuurde soorten niet alleen sneller rijp worden, maar ook groter worden dan hun natuurlijke tegenhangers. Simulaties in de Proceedings of the National Academy of Sciences, waarin het concept van het ‘Trojaanse gen’ werd gelanceerd, bewezen dat zestig transgene vissen die groter werden dan het origineel, op veertig generaties tijd een populatie van 60.000 wilde dieren konden uitschakelen. Doorgedreven inspanningen om visconsumptie te optimaliseren, dreigen het op termijn voor de wilde vis nog erger te maken dan het al is.

Er lijkt slechts één duurzame oplossing te zijn om wilde vispopulaties de kans te geven zich te herstellen: het aanleggen van mariene reservaten waar vissen ongestoord hun gang kunnen gaan. In een recente publicatie uit Science stond te lezen dat in de wateren rond de Amerikaanse ruimtevaartbasis Cape Canaveral, waar om veiligheidsredenen sinds 1962 niet meer gevist mag worden, twaalf keer meer grote vissen leven dan elders.

In vele mariene reservaten mag echter worden gevist. Een gevolg van het feit dat te weinig visserijbiologen een echte beschermingsreflex hebben. ‘Visserijbiologen zouden meer als natuurbeschermers moeten denken,’ poneerde een prominent Canadees visserijdeskundige in New Scientist. Zelfs in reservaten waarin maar een derde vissersvrij was gemaakt, verdubbelde de hoeveelheid gevangen vis op vijf jaar tijd. Daarom is het zo belangrijk dat in de Noordzee voldoende vangstvrije zones worden aangewezen om kabeljauw en andere soorten de kans te geven zich te herstellen.

Een vangstverbod in 40 procent van de zee zou maximale resultaten opleveren. Wat volgens New Scientist alleen kan als er parallel een reductie met 40 procent van de vissersvloot wordt doorgevoerd. En als er methodes komen om stroperij te beteugelen, zoals de genetische vingerafdruk waarmee de herkomst van kabeljauw kan worden bepaald (vorige herfst gepubliceerd in Nature). Want duurzaamheid impliceert, helaas, stringente controles. De vispopulaties in het grootste mariene reservaat ter wereld, de Banc d’Arguin voor de kust van Mauritanië, krijgen toch klappen omdat een vloot dure (onder meer Nederlandse) vissersboten langs het reservaat klaarligt om elke vis die zich buiten de grenzen waagt te vangen.

En de beschermde vispopulaties in de Beringzee tussen Rusland en Amerika worden nu leeggevist door de maffia. Vissen zijn zo schaars geworden dat criminele netwerken ze interessant beginnen te vinden.

Dirk Draulans

Vissen zijn zo schaars geworden dat criminele netwerken ze interessant beginnen te vinden.

De kabeljauw sterft uit. In dertig jaar tijd viel de kabeljauwpopulatie in de Noordzee met driekwart terug.

Vele vissen worden nu gevangen voor ze zich zelfs maar één keer konden voortplanten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content