Terwijl de media berichten over de verkiezingen in Iran mogen we niet vergeten dat de overheid er de laatste jaren steeds machtiger is geworden. Ondanks de ontevredenheid van het volk hebben de mullahs kranten opgedoekt en tegenstanders opgesloten. In dezelfde regio zorgt Libië voor een interessant contrast. Terwijl het vroeger maar al te graag terrorisme steunde, liberaliseert het nu de economie, ontvangt het toeristen met open armen en is er zelfs sprake van politieke hervormingen. Het verschil tussen de twee landen is de manier waarop wij met hen omgaan. In Iran willen we het regime veranderen, met Libië willen we relaties aanknopen.

Dat zijn niet de enige landen waar dergelijke patronen opvallen. Washington probeert Cuba al een halve eeuw te veranderen met peperdure maatregelen. Zonder resultaat. Vergelijk eens met het communistische Vietnam, waar de VS de meeste plooien gladstreken. De Vietnamese regering blijft weliswaar vasthouden aan leninistische principes, maar is een stuk minder machtsgeil dan Fidel Castro, en het land is toegankelijk geworden. Voor de burgers van Vietnam en Libië heeft het Amerikaanse beleid positieve gevolgen.

Begrijp me niet verkeerd, ik vind ook dat de regeringen in Teheran en Havana zo vlug mogelijk van deze aardbol moeten verdwijnen. Maar zal dat met ons buitenlandse beleid wel gebeuren? Washington zondert ze af en overstelpt ze met sancties, dan is het alleen nog een kwestie van wachten tot ze in elkaar storten.

Sommigen weerleggen mijn kritiek door te verwijzen naar de gebieden waar regeringen vielen en vrijheid overwon. ‘Oekraïne en Georgië, die in nog geen twee jaar enorm veranderden, zijn twee uitstekende voorbeelden’, beweren ze. Terwijl die landen net onderstrepen wat ik al een hele tijd verkondig. De Verenigde Staten hebben nooit geprobeerd die landen te veranderen of te isoleren. Meer zelfs, de verschuivingen vloeiden voort uit goede relaties.

‘Maar’, hoor ik u denken, ‘het beleid in die landen was niet wreedaardig.’ Wel, laten we dan eens praten over het China van Mao. Richard Nixon en Henry Kissinger besloten contacten te leggen met misschien wel het goorste regime uit die tijd. Het gevolg is dat China nu een stuk opener is dan voordien, zowel economisch als sociaal. Hadden de VS meer resultaten geboekt met het afzonderen en bestraffen van China?

Ik besef dat het moreel juist lijkt om ‘iets te doen’ tegen kwaadaardige regimes. Maar ons beleid zorgt er al te vaak voor dat we landen de toegang ontzeggen tot de beste kansen op hervorming: informatie, contact en handel. Om een regime te veranderen moet je oorlog voeren of de samenleving meer macht geven. Privé-ondernemingen, media en gemeenschapsverenigingen kunnen een sfeer creëren waarin verandering mogelijk is.

We ontdekken nu dat de sancties tegenover het Irak van Saddam zorgden voor het verdwijnen van de middenklasse, terwijl de regering ongehinderd haar gang bleef gaan. Nu zien we hoe moeilijk het is om van dat land een democratie te maken, net omdat de maatschappelijke fundamenten daar al jaren dood waren. Het lijkt erop dat ons beleid net versterkt waartegen het gekant is. Laten we de klassieke tactiek daarom begraven en opteren voor maatregelen die werkelijk iets veranderen.

FAREED ZAKARIA

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content