Al twaalf jaar probeert een ombudsvrouw oplossingen te vinden voor concrete Palestijnse problemen waarop de ministeries geen antwoord vinden. Haar voornaamste taak bestaat in het bestrijden van de veelvuldige ambtelijke willekeur en politieke gunsten.

‘Al vier jaar vraag ik de overheid om mij te geven waar ik recht op heb – ik heb zelfs een advocaat ingeschakeld – maar ze sturen me van het kastje naar de muur. Dit is mijn laatste kans’, zucht Mahmoud (57) – een magere, tanige boer uit de Westelijke Jordaanoever en vader van tien kinderen – in de wachtkamer van de ombudsvrouw in Ramallah, terwijl hij met een zakdoek de zweetdruppeltjes van zijn voorhoofd veegt.

Mahmouds probleem, zo blijkt uit de correspondentie in zijn lijvige dossier, is eigenlijk heel eenvoudig.

Het begint zo’n 25 jaar geleden. Mahmoud vertrekt in de vroege ochtend samen met zijn buurman Ibrahim naar zijn boomgaard om de olijfbomen te inspecteren. Aan de rand van Mahmouds land staat een bulldozer en Israëlische soldaten zijn druk in de weer om een deel van zijn land af te bakenen.

Ze vertellen Mahmoud dat het land door de Israëlische staat in beslag genomen is. Een jaar later wordt op die plaats de Joodse nederzetting Shilo gebouwd.

In de loop van de jaren herhaalt dit proces zich. De nederzettingen rijzen als paddestoelen uit de grond en de kolonisten verbouwen op de vruchtbare grond van Mahmoud groenten, fruit en ook olijven. Mahmoud ziet zijn stuk grond almaar kleiner worden.

‘Het is mijn grond’, zegt Mahmoud verontwaardigd. ‘Het land is al vijf generaties in mijn familie en dat kan ik bewijzen ook, want ik heb een eigendomsakte uit de tijd van het Britse mandaat, van voor de tijd dat Israël überhaupt bestond!’

Mahmoud vraagt de politie om hulp, maar er wordt niet opgetreden en als Mahmouds vader – een zieke man van 85 jaar – bij de kolonisten protesteert, wordt hij zo hard geslagen dat hij zijn been breekt.

Van zijn oorspronkelijke 100 doenam land (100.000 m2) rest Mahmoud nu nog een rotsachtig perceel (20.000 m2) op de bergtop. Maar om die grond te ontginnen, heb je een tractor nodig, en daarvoor heeft Mahmoud geen geld.

In 2001 wordt de zaak voorgelegd aan de Palestijnse Autoriteit, die Mahmoud als compensatie voor zijn verliezen een tractor toezegt. Mahmoud is dolgelukkig. Hij krijgt zelfs een officiële bevestiging, ondertekend door president Yasser Arafat.

Vanaf dat moment begint het getouwtrek tussen de verschillende Palestijnse ministeries. Volgens het ministerie van Financiën is er een wachtlijst voor tractoren en moet het ministerie van Transport voor de tractor zorgen, maar dat ministerie beweert dat er geen importvergunning voor de tractor is.

‘Onzin’, zegt Mahmoud boos. ‘Andere boeren hebben wel een tractor gekregen. Volgens mij is het vriendjespolitiek!’

Eén deur verder, vanachter haar imposante bureau met stapels dossiers, legt Lamis Alami, de ombudsvrouw van de Palestijnse Autoriteit, uit dat de bestrijding van ambtelijke willekeur en politieke gunsten, die helaas nog veel voorkomen, een van haar belangrijkste taken is.

‘We leven in een moeilijke tijd. Sinds het begin van de tweede intifada in september 2000 zijn de Palestijnse instanties erg verzwakt. Door de Israëlische bezetting zijn verschillende gebieden afgesloten, de infrastructuur is vernield en de Palestijnse Autoriteit is beperkt in haar handelsvrijheid. Tegelijkertijd heeft zich in Palestina ongehinderd een illegaal systeem van gunsten en corruptie kunnen ontwikkelen. In zo’n gecompliceerd machtsspel is het voor ons moeilijk manoeuvreren, maar als we echt een democratisch land willen worden, is wat we doen noodzakelijk.’

De taak van ombudsvrouw werd twaalf jaar geleden in het leven geroepen, maar is volgens Alami nog maar drie jaar echt operationeel en effectief. Bovenop de afhandeling van klachten geeft zij voorlichtingsprogramma’s voor overheidspersoneel en medewerkers van de rechterlijke macht en politie, en schrijft ze juridische aanbevelingen voor rechters en advocaten.

‘We stuitten op veel weerstand bij de overheid. Men zei: “Wie denk je dat je bent om ons eisen te stellen.” Door consequent onderzoek en publicaties hebben we langzaam maar zeker onze geloofwaardigheid verworven. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld een uitgebreid onderzoek ingesteld naar de gezondheidszorg, vooral de zuigelingenzorg, omdat burgers maanden op medische hulp moesten wachten of zelfs helemaal geen hulp kregen. En wat bleek? Degenen die bevriend waren met de arts of de directeur van een consultatiebureau kregen voorrang, en een deel van de gelden ging direct naar diens privé-rekening. Zoiets kan natuurlijk niet. Het is corruptie en discriminatie. Ik heb mijn resultaten gepubliceerd en het ministerie van Gezondheidszorg nam onmiddellijk maatregelen. De situatie is verbeterd. Nu heb ik 70 procent positieve respons op mijn beslissingen. Dat is nog onvoldoende, maar het gaat de goede kant op.’

Middeleeuwse burchten

Even later doet Mahmoud, die in de spreekkamer in een gemakkelijke fauteuil zit, zijn zaak uit de doeken, terwijl Alami mierzoete Arabische koffie in kleine kopjes schenkt. Mousa, de juridische adviseur van de ombudsvrouw, buigt zich intussen over Mahmouds dossier.

Het lijkt meer een koffiekransje dan een zitting te zijn. Hier vind je geen advocaten in zwarte toga’s of moeilijke juridische verzoekschriften – je kunt je klacht zelfs telefonisch indienen – want de ombudsvrouw wil voor alle burgers bereikbaar zijn.

En dat Alami succes heeft, blijkt uit de bijna duizend klachten die jaarlijks binnenstromen. ‘Niet in alle zaken valt een beslissing. Sommige klachten zijn niet terecht of juridisch niet haalbaar, maar dit jaar hebben we al 350 individuele zaken voor burgers opgelost’, aldus Alami.

De ombudsvrouw heeft een klein team van negen juristen en zes veldwerkers, die overal in de Westelijke Jordaanoever en Gaza zitten. ‘Omdat het reizen voor ons heel moeilijk is – op de Westelijke Jordaanoever met zijn 39 militaire controleposten moeten we een speciale vergunning hebben en in de Gazastrook mogen we al vijf jaar niet binnen – hebben we nog drie kantoren in Nabloes, Bethlehem en Gaza-stad geopend. Daar vindt het eerste gesprek plaats en de beoordeling door de plaatselijke juristen. De veldwerkers verzamelen de feiten en lossen kleinere problemen vaak ter plaatse op.’

Ook in Mahmouds zaak schakelt de ombudsvrouw een veldwerker in. ‘Ik wil weten of Mahmoud die tractor echt nodig heeft, met andere woorden: of hij door de onzorgvuldigheid van de overheid wordt gedupeerd. Dan kan ik het ministerie ter verantwoording roepen.’

Mamoun, de veldwerker in het gebied rond Nabloes, reist twee uur later met Mahmoud naar zijn dorp Kariot in het hart van de Westelijke Jordaanoever. Hij is heel wat sceptischer.

Op Kariot, een slaperig dorpje in een bijbels bergland met olijfbomen en geiten – volgens de overlevering leefde Judas Iskariot hier tweeduizend jaar geleden – hebben de Israëlische aanwezigheid en de Joodse kolonisatie hun sporen nagelaten.

De Joodse nederzettingen op de bergtoppen, omgeven door muren en prikkeldraadafrasteringen, lijken op middeleeuwse burchten. ‘Kijk, dat was mijn grond’, zegt Mahmoud, waarbij hij naar een tiental stacaravans wijst. Daarboven bevindt zich een spinnenweb van elektriciteitsdraden en telefoonkabels. Een geasfalteerde weg leidt naar de caravans. Ernaast nieuw aangeplante olijfgaarden.

Mamoun knikt begrijpend. ‘Die kolonisten zijn heel agressief, en na de ontkoppeling van Gaza lijkt het hier nog gevaarlijker te worden. De Palestijnen durven nauwelijks nog naar hun land te gaan.’ Vorige week werd een van Mahmouds buren door kolonisten beschoten terwijl hij op zijn eigen terrein aan het werk was.

Mamoun werkt al drie jaar in dit gebied en vreest soms dat hij de bewoners niet echt kan helpen. De ombudsvrouw kan niet optreden tegen de kolonisten of de staat Israël en de middelen om de eigen overheid aan te spreken zijn beperkt.

‘We kunnen geen boetes of straffen opleggen en missen de bevoegdheid om voor de burgers procedures te voeren’, aldus Mamoun.

Waarom gaat Mamoun door met zijn frustrerende werk? Hij lacht luid en slaat Mahmoud op de schouder: ‘Als wij een beter leven willen, dan zullen wij, Palestijnen, elkaar moeten helpen. We zijn nog te veel verdeeld. We denken in lokale problemen en in dorpen en families, maar niet als één volk. Ik geloof dat dit land wordt opgedeeld in twee staten; een Israëlische en een Palestijnse. We moeten ons voorbereiden op de democratie. Heel wat Palestijnen denken er net zo over.’

Maar de bewoners van Kariot halen minzaam hun schouders op. Voor hen blijven de successen van de ombudsvrouw nog verborgen. Ze vertellen over de lokale sjeiks, die de dienst uitmaken en vaak meer te vertellen hebben dan de centrale overheid; over de Palestijnse milities, die de burgers angst aanjagen en volgens sommigen veel gevaarlijker zijn dan Hamas; over de joodse kolonisten die het land bezetten. Maar vooral spreken ze over de corruptie, want als arme boeren trek je aan het kortste eind.

Volgens Muíen, een oude man met gekromde rug en slimme ogen, lost die klaagzang van zijn buren niets op. ‘Alle hulp van de ombudsvrouw is welkom’, zegt hij gedecideerd. ‘We zijn moe van de oorlog en de bezetting, en willen in rust en vrede leven. We willen een dak boven ons hoofd, de zekerheid dat we morgen ons land kunnen bewerken en de wetenschap dat er een dokter is als we ziek zijn.’

Voor Mahmoud mag die hulp iets specifieker: hij wacht met spanning op de komst van zijn tractor.

Simone Korkus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content