Alleen de in de VS bekende oppositiegroepen tegen Irak genieten een ‘officiële’ status.

Irak heeft, na de decennialange dictatuur onder Saddam Hoesseins Baath-partij, een menigte oppositiegroepen in binnen- en in buitenland. De grootste, in het buitenland bekende groepen, zoals het Iraaks Nationaal Congres (INC), zijn vaak koepelorganisaties die een aantal kleinere groeperingen bundelen. Daarnaast zijn er semi-autonome Iraaks-Koerdische groepen en Iraaks-sjiitische groepen, die in een speciale situatie verkeren. De meeste van deze groepen lobbyen al jaren om de aandacht en de gunsten van de VS, hetzij vanuit Washington, hetzij vanuit Londen of zelfs Irak. In december 2002 gaf de Amerikaanse president George W. Bush het Pentagon de opdracht zes van deze groepen, die Saddam Hoessein willen omverwerpen, te steunen met miljoenen dollars aan militaire uitrusting en training.

Het Iraaks Nationaal Congres (INC) gesticht in 1992, is de bekendste groep in ballingschap. Deze koepel van Koerdische en sjiitische oppositie had midden de jaren negentig een klein legertje in het door de VS beschermde Koerdische gebied in Noord-Irak. Het kreeg hulp van de CIA en van de Britse en Amerikaanse luchtmacht die de no-fly zone boven Noord-Irak handhaafden. Maar een reeks militaire nederlagen verzwakten het INC, en de leiding ervan werd door Saddams regime geëxecuteerd of vluchtte in ballingschap – onder meer de huidige leider, Ahmed Chalabi, die op steun zou kunnen rekenen in het Amerikaanse Congress en in het Pentagon. Maar ín Irak zou het INC weinig aanhang hebben. Chalabi zelf wordt persoonlijke ambitie verweten.

Het Iraaks Nationaal Akkoord (INA) gesticht in 1990 door de Iraakse sjiiet Ayad Alawi, groepeert vooral overlopers uit het militaire en veiligheidsapparaat – er zouden een duizendtal gevluchte Iraakse officieren in Europese en Amerikaanse ballingschap leven. Het INA zou financiële steun krijgen van de VS, het Verenigd Koninkrijk, Saudi-Arabië en Koeweit. In 1995 begroette het de schoonzoon van Saddam Hoessein, generaal Hoessein Kamil al Majid, met zijn schat aan informatie over Iraks wapenprogramma’s. Maar een jaar later bleek de organisatie geïnfiltreerd door het regime, en een honderdtal officieren in Irak werden opgepakt en sommigen geëxecuteerd.

De Hoge Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (SCIRI) groepeert de sjiitische bannelingen uit Zuid-Irak, de gemeenschap die zestig procent van de Iraakse bevolking omvat. De groep wordt gesteund door Iran, haar leider Mohammed Baqir al-Hakim heeft zijn hoofdkwartier in Teheran. Naast de grote Koerdische groepen is de SCIRI de belangrijkste gewapende oppositie tegen Saddam Hoessein. Ze zou een behoorlijk ontwikkeld guerrillanetwerk in Irak hebben, met tussen de 7000 en 15.000 strijders. Maar de leiding zou niet gewonnen zijn voor een Amerikaanse aanval op Irak om Saddam ten val te brengen – en Teheran wellicht evenmin. Er zijn nog andere sjiitische groepen actief, en de sjiitische gemeenschap heeft slechte ervaringen met de VS.

De Koerdische partijen zijn vooral de Koerdische Democratische Partij (KDP) van Massoud Barzani, en de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) van Jalal Talabani. Samen controleren zij – nu ze niet onder elkaar aan het vechten zijn – de noordoostelijke Koerdische Autonome Regio in Irak. Met rond de 40.000 troepen vormen zij de belangrijkste gewapende oppositie tegen Saddam Hoessein. Met het oog op de mogelijke grenzen van een toekomstige Koerdische staat (Mossul en Kirkuk zijn olierijke gebieden) komt het er voor hen op aan bij de mogelijke Amerikaanse actie de verworven voordelen van hun Autonome Regio niet op het spel te zetten.

Voorts zijn er natuurlijk nog tal van andere Koerdische groepen actief.

De zesde groep op de Amerikaanse lijst is een Beweging voor een Constitutionele Monarchie, gebaseerd in Londen, die de oude koninklijke familie weer op de troon wil (met name erfgenaam Sharif Ali ibn al Hoessein), en die trouwens deel uitmaakt van het INC. n

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content