Ondanks het zware verlies bij de verkiezingen overtuigt de nieuwe D66-leider Boris Dittrich de leden dat deelnemen aan de regering beter is voor de partij én voor het land.

‘D66 juist nu!’ was de slogan waarmee de democratische hervormingspartij de vorige verkiezingen inging. Nederland anno nu bleek echter een andere gedachte toegedaan. D66 betaalde de rekening voor twee paarse regeringen. Van de 24 zetels die de partij had in Paars-I waren er na 22 januari 2003 een schamel half dozijn over. Toenmalig leider Thom de Graaf trok zijn conclusies en trad af. Niet de gedoodverfde kandidaten als vice-fractievoorzitter Bert Bakker of europarlementariër Lousewies van der Laan namen het roer over, maar Boris Dittrich (47).

De nieuwe leider liet meteen na het dramatische verlies weten dat oppositie de enige optie was voor zijn partij. Maar twee maanden aan mislukte onderhandelingen tussen PvdA en CDA later liet hij zich toch verleiden tot coalitiebesprekingen. Op een haastig belegd partijcongres in Rotterdam rechtvaardigde hij zijn radicale ommezwaai tegenover de veelal onwillige leden. ‘Moest ik de deur dichthouden en toezien hoe CDA en VVD met LPF of met de kleine christelijke partijen aan tafel zouden gaan zitten? Of moest ik in een chaotische politieke situatie mijn verantwoordelijkheid nemen.’ Bovendien, zo hield Dittrich zijn toehoorders voor, moet de partij niet kiezen voor ‘langzaam wegkwijnen met een redelijk geluid in de oppositie’. Schoorvoetend gaven de leden hun leider het gewenste mandaat om met de christen-democraten en liberalen de regeringsboot in te stappen.

Het belang van land en partij zijn welluidende motieven voor Dittrichs manoeuvre. Maar tegen- en medestanders vermoeden dat zijn persoonlijke ambitie er ook het nodige mee te maken heeft. Voormalig PvdA-kamerlid Bert Middel, die Dittrich jarenlang meemaakte in de kamer, stelde in NRC Handelsblad onomwonden: ‘Hij was altijd bezig zo hoog mogelijk te komen.’

De prestatiedrang die als een rode draad door Dittrichs carrière loopt, openbaarde zich pas relatief laat op politiek vlak. Als twintiger wilde hij niets liever dan schilder worden. Als stagiair bij het Amsterdamse advocatenkantoor Stibbe, Blaisse en de Jong volgde hij avondcursussen aan de Nieuwe Academie. Maar na een afwijzing van de kunstacademie – zijn figuratieve kunst was de toelatingscommissie te ouderwets – liet hij het schilderen over aan zijn levenspartner Joshua Rozenman en wierp hij zich geheel op de advocatuur. Daar schopte hij het al snel tot compagnon en uiteindelijk rechter.

Maar de politieke opvoeding door vader Zdenek, zelf in 1948 als politiek vluchteling uit Tsjecho-Slowakije naar Nederland gekomen, had toch zijn sporen achtergelaten. In 1981 werd Dittrich lid van D66. Zijn actieve politieke loopbaan begon hij negen jaar later in de stadsdeelraad van Amsterdam-Zuid. Het was een opstapje naar het grotere werk. In 1994, het jaar waarin D66 het hoogste aantal zetels ooit haalde, kwam hij als nummer 13 op de lijst in de Tweede Kamer. Hij bleek gedreven en mediageniek – volgens sommigen zelfs ‘mediabelust’. Als woordvoerder op de dossiers asielbeleid, justitie en cultuur speelde hij zich in de kijker. Binnen de kortste keren prijkte zijn naam in de top-tien van meest geciteerde kamerleden. Amper negen jaar na zijn debuut in de landelijke politiek staat Dittrich nu aan het hoofd van de partij.

BORIS-ZAKEN

In het debat over het nieuwe regeerakkoord vorige week dinsdag kreeg Dittrich flink wat kritiek te verduren. SP-leider Jan Marijnissen noemde de plannen ‘onaanvaardbaar asociaal beleid dat met dank aan D66 kan worden gevoerd’. PvdA-voorman Wouter Bos nam de woorden ‘meedogenloos’ en ‘zonder compassie’ in de mond. En Femke Halsema van GroenLinks bezigde het predikaat ‘armoedig boekhoudersakkoord’.

Het zal Dittrich pijn hebben gedaan, die kritiek op het weinig sociale gehalte van het door bezuinigingen gedomineerde hoofdlijnenakkoord. Wie op zijn cv afgaat, kan niet om zijn maatschappelijke betrokkenheid heen. Al tijdens zijn studie werkte hij als vrijwilliger bij een telefonische hulpdienst en in de kibboets Dovrat in Israël. Hij vervulde functies bij tal van organisaties, variërend van het Nederlands Studenten Orkest tot het 4 en 5 mei Comité, en is nog steeds bestuurslid van het Aids Fonds. Als advocaat legde hij zich toe op de sociale advocatuur. Zijn cliënten waren vaak misdeelden met hopeloze zaken, die op zijn kantoor al snel het etiket ‘Boris-zaken’ kregen opgeplakt.

Ook in de Tweede Kamer liet hij zich niet onbetuigd. Hij verbond zijn naam aan diverse initiatiefwetsvoorstellen over onder andere de vaste boekenprijs, vrouwenbesnijdenis en stalking. Hij was lid van verscheidene kamercommissies, waaronder die over biotechnologie. Maar tot zijn grootste politieke triomfen rekent hij de euthanasiewet, de afschaffing van het bordeelverbod en het openstellen van het huwelijk voor homostellen. Dat laatste wapenfeit verstevigde zijn imago als strijder voor homorechten en leverde hem vorig jaar een derde plaats op op de lijst ‘populairste homo-politicus’ in de Gaykrant, net achter Pim Fortuyn en Peter Rehwinkel (PvdA).

Zijn successen heeft Dittrich vooral te danken aan zijn sterke capaciteiten als onderhandelaar. Met kalmte en vasthoudendheid vraagt hij vaak het onderste uit de kan en weet hij dat soms ook te krijgen. Zo ging hij ook de onderhandelingen in met VVD en CDA. Hij kreeg van zijn veel grotere coalitiepartners gedaan dat er honderd miljoen euro extra werd ingeboekt voor onderwijs en dat er een Innovatie Platform naar Fins model wordt opgericht. Milieu krijgt 250 miljoen euro. En binnen een jaar zullen er wetsvoorstellen worden ingediend over de gekozen burgemeester en de invoering van een districtenstelsel.

DOOIE MUS

Toch maken de winstpunten weinig indruk op de oppositie, die Dittrich in het kamerdebat gebruikten als kop van Jut. Mat Herben van de LPF schimpte dat ‘voor de Democraten de olympische gedachte vooropstaat: meedoen is belangrijker dan winnen’. Links en rechts interpreteren de regeringsdeelname van D66 als opportunistisch en voorspellen dramatische gevolgen voor de partij. Jan Marijnissen stelde dat ‘D66, ooit opgericht om het bestel op te blazen, nu begint bij zichzelf’.

En Dittrich moet toegeven dat er pijnpunten zitten in het akkoord. Het correctief referendum, steevast aangeduid als ‘een van de kroonjuwelen van D66’, is geruisloos van de onderhandelingstafel verdwenen. Dat de kerncentrale van Borssele openblijft tot 2013 strookt niet met de anti-kernenergiehouding van de partij. En voor de identificatieplicht vanaf 14 jaar en het zeer beperkte pardon voor uitgeprocedeerde illegalen geldt eveneens dat D66 concessies heeft moeten doen.

Maar zelfs waar het aankomt op de overwinningen van D66 zijn de oppositiepartijen genadeloos hard in hun oordeel. Femke Halsema van GroenLinks denkt dat D66 zich op het vlak van milieu en onderwijs blij heeft laten maken met een dooie mus. De voorgestelde investeringen zijn volgens haar net genoeg om ‘gedeeltelijk te repareren wat in Balkenende-I is wegbezuinigd’. Bovendien heeft Dittrich verzuimd te specificeren hoeveel van de 250 miljoen voor milieu er naar natuurbehoud gaat en hoeveel naar compensaties van boeren, waardoor volgens Halsema het merendeel hoogstwaarschijnlijk bij de boeren terechtkomt. De 530 miljoen die verdeeld zal worden over wegenbouw en verbetering van het openbaar vervoer, gaat volgens haar ‘naar asfalt’.

De storm van kritiek had Dittrich wel verwacht. Maar na een vijf uur durende stroom verwijten, werd ook hij kregel. Aan het einde van zijn toelichting op het akkoord bitste hij de eerder door CDA afgewezen PvdA-leider Bos toe: ‘U staat daar weliswaar met schone, maar ook met lege handen.’

Het is alleen de vraag hoeveel Dittrich zelf over vier jaar nog in handen heeft.

Edo Dijksterhuis

‘Hij was altijd bezig zo hoog mogelijk te komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content