Sefardische liederen uit Thessaloniki.

De sefardim, uit Spanje en Portugal afkomstige joden, hebben een bewogen geschiedenis achter de rug. Vermoedelijk woonden ze vanaf de Romeinse tijd op het Iberische schiereiland. Ze kenden een bloeiperiode onder het islamitische bewind van de Oemajjaden-dynastie (755-1031). Onder de Almohaden (1130-1269) werden ze van hun voorrechten beroofd en verlieten velen het land.

Geleidelijk heroverden de katholieke vorsten het schiereiland. Aanvankelijk lieten ze de joden met rust, maar vanaf 1391 werden velen vervolgd. Tijdens het bewind van Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië werd Granada, het laatste islamitische bolwerk, veroverd. De inquisitie werd doorgevoerd en op 31 maart 1492 tekenden Ferdinand en Isabella het officieel nooit herroepen Verdrijvingsedict van de joden. Binnen de drie maanden moesten ze het land verlaten. Sommigen vluchtten naar Noord-Afrika, anderen naar Italië (Venetië), Portugal of het Ottomaanse Rijk. Zo ontstonden ook in Griekenland sefardische gemeenschappen.

Muziek is van oudsher een belangrijk onderdeel van de sefardische cultuur. Ondanks of dankzij hun leven in de diaspora hebben zij een aantal muzikale kenmerken weten te behouden die in Spanje en Portugal verdwenen zijn. Op een originele manier wordt de eigen sefardische muziektraditie gecombineerd met elementen uit het gastland. Zo roepen een aantal Grieks-sefardische liederen naar opbouw en thematiek reminiscenties op aan het Spaanse romancero. Contrafacta, waarbij nieuwe woorden op een bestaande melodie worden gezet, komen binnen deze context vaak voor.

Een aantal liederen is verbonden met geboorte, huwelijk en dood. Zo verwelkomen de canticas de parida (liederen voor de aanstaande moeder) de nieuwgeborene. Ook wiegeliederen zijn bijzonder populair. Huwelijksliederen bezingen via kunstige metaforen de schoonheid van de bruid en de voorkomendheid van de bruidegom of verhalen de stadia binnen een joodse bruiloft. Rouwliederen ten slotte bezingen het innemende karakter van de overledene, de leegte van het huis, of het ontroostbare verdriet van de familieleden. Tot hetzelfde genre behoren de liederen van Tisha b’Av, de dag waarop de verwoesting van de tempel in Jerusalem wordt herdacht.

De Griekse zangeres Savina Yannatou (1960) legt zich ook toe op werk uit de Middeleeuwen, de Renaissance en de barok. Met haar uitgebreid stembereik en grote vocale expressie is zij een aangewezen uitvoerder van sefardische liederen. Ze wordt begeleid door een ensemble waarin naast de bendir (grote, enkelvoudige raamtrommel) ook de ‘ûd (Arabische korthalsluit), tanbura (langhalsluit), qanûn (hakkebord), ney (lange open fluit), viool, altviool en contrabas worden bespeeld.

Johan Van Acker

Sefardische liederen uit Thessaloniki, 17/11, (20.00), PSK, Ravensteinstraat 23, Brussel. 21/11 (20.30), Gele Zaal, Nonnemeersstraat 26, Gent.

Savina Yannatou : grote vocale expressie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content