Barokke deugdelijkheid uit Mechelen: de meubelen van Keizer Karel.

In de vijftiende eeuw ontstond in Mechelse beeldsnijderskringen het ‘Mechels poppetje’, een beeldje van zo’n 25-30 centimeter hoog van een vrouwelijke heilige met een bolrond hoofdje, een smal neusje en een kleine mond. Het figuurtje werd een prototype en veranderde van naam (Maria, Anna of Ursula) naargelang van de attributen die het meekreeg. Meestal ging het om op zich staande beeldjes, maar in Mechelen zijn ze ook terug te vinden in de ‘besloten hofjes’, de in middeleeuwse mystiek gedrenkte retabels, die de Gasthuiszusters daar in hun vrije tijd in elkaar knutselden. Enkele Mechelse popjes en zeven besloten hofjes staan aan het begin van een parcours door de wereld van Het Mechels meubel 1500-2000, waarmee Mechelen deelneemt aan het Keizer Karel-jaar. De jonge Karel werd immers opgevoed aan het Mechelse hof van zijn tante Margareta van Oostenrijk.

Mechelen heeft de naam een meubelstad te zijn, maar dat wordt enigszins genuanceerd: het ‘meubelstad’-verhaal is eigenlijk maar 150 jaar oud. Maar de Mechelse beeldensnijders hadden al sinds de tijd van Karel V een stevige reputatie. Het waren uitstekende ambachtslui, wier werk te vinden is in talrijke kerken en kloosters in Brabant en Vlaanderen. Slechts weinigen van hen zijn met naam bekend. De ‘Meester van de zespuntige ster’ is intussen geïdentificeerd als Thomas Hazar, een man die wat boven zijn collegae uitstak. Hij slaagde er vaak in emotie in zijn werk te leggen en zijn wapperende klederen pasten goed in de renaissancekunst, die in de 16de eeuw stilaan de gotiek begon te overschaduwen. Van hem is in de tentoonstelling een tiental beelden te zien.

Het belang van de Mechelse beeldsnijders kan ook worden afgeleid uit een commercieel-religieuze anekdote. Toen aartsbisschop Matthias Hovius in 1604 de eik liet vellen waarin het miraculeuze beeldje van Scherpenheuvel was gevonden, kregen de Mechelaars het alleenrecht om het hout te gebruiken. Weldra kwamen tientallen beelden en beeldjes van ‘Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel’ op de markt. Met succes overigens, want in de tentoonstelling zijn voorbeelden te zien uit kerken en kloosters in Waterloo, Menen en Maastricht. In de barok werden in Mechelen nog wel beelden in hout gesneden, maar met Lucas Faydherbe kreeg het stenen beeld toch de bovenhand.

NIEUWE BLOEI

Enkele eeuwen later, in 1851, waren meubelen van het Mechelse familiebedrijf Van den Brande te zien op de eerste wereldtentoonsteling in Londen. Dat was zowat het begin van een nieuwe bloei van het houtsnijwerk in Mechelen. Het ‘Mechels meubel’ werd een begrip, zij het soms met een negatieve bijklank. Dat sloeg dan op de overladen barokke versiering. Positiever klonk het als werd verwezen naar de degelijkheid van de meubelen, die voor succes zorgde in heel Europa en de Verenigde Staten.

Het Mechels meubel is niet aan een stijl gebonden. In de bloeiperiode werden zowel neogotische, neobarokke als neo-Louis-meubelen gemaakt. De vraag bepaalde het aanbod. In de tentoonstelling in het Cultureel Centrum is een vrij compleet overzicht te zien van al deze stijlen. Helaas staan deze vaak grote stukken er te dicht op elkaar. Het is niet altijd mogelijk voldoende afstand te nemen.

Er wordt ook uitgebreid stilgestaan bij de Mechelse art-nouveau- en art-décomeubelen. Want meegaan met de tijd zat er altijd wel in. De sobere ontwerpen van modernisten als Huib Hoste en de Nederlander Jan Kuper steken wel schril af tegen de barokke overdaad in de andere zalen.

In een derde expositie wordt ruimschoots aandacht besteed aan het hedendaagse ‘Belgisch’ design (vanaf 1950). Het is een confrontatie van werk van onder meer Marcel-Louis Baugniet, Charles Vandenhove, Renaat Braem (Het Kiel), Pieter de Bruyne, Emile Veranneman en Mechelaar Alfred Hendrickx. Functionaliteit was de term waarmee in de jaren ’50 en ’60 deze ontwerpers zich een plaats in de meubelwereld trachtten te veroveren. En ten slotte is er in een nieuwe expositieruimte ‘De Garage’ een eerste overzichtstentoonstelling te zien van de ontwerpen en meubelen van de jonge Maarten Van Severen. Van zijn vader, kunstschilder Dan, heeft hij alvast de zin voor strenge soberheid meegekregen.

‘Het Mechels meubel 1500-2000. Van houtsnijwerk tot design’. In het Schepenhuis, het Cultureel Centrum Antoon Spinoy en De Garage in Mechelen. Tot 7 mei.

Paul Dossche

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content