Het bestaan van Filip Dewulf strekt verder dan de lijnen van het tennisveld. ?Het leven van een proftennissser is eigenlijk oersaai.?

De genezende kracht van vaatwaswater ? Samen met de potten en pannen spoelt Filip Dewulf de teleurstelling van een erbarmelijk tennisjaar. ?Een nieuw elan gevonden. Ik ben via de Open Universiteit met een cursus psychologie begonnen en mijn vriendin en ik wonen nu samen. Dat brengt nieuwe verantwoordelijkheden. Plots moet ik zelf afwassen.?

Heeft hij het tennisveld verlegd naar verre streken ? ?Het tennis ? Daar kan ik me ook minstens nog een jaar voor opladen.?

Dat leek een paar maanden geleden helemaal anders. Toen sprak Dewulf van stoppen. Hij verbrandde zijn gedachten aan elke racket die hij vasthield. Geen bal viel nog juist. Elke slag een karwei. De minste match beëindigde hij verslagen. In het ATP-klassement tuimelde Dewulf uit de tophonderd. In oktober van 1995 was hij nog opgeklommen naar stek 44. Hij gaf toen, in de finale van het toernooi van Wenen, Thomas Müster klop. Dé Thomas Müster. Als vers ontstoken vuurwerk, zo vonkte de euforie toen op. Nadien lag die vreugde gewoon te verroesten. Dewulf zakte door de bodem van de fel geparfumeerde verwachtingen.

FILIP DEWULF : De eerste drie maanden van ’96 waren uitstekend. Drie kwartfinales en een halve finale in sterkbezette toernooien, dat bevestigde de stunt van Wenen. Dan volgde het gravelseizoen en liep het fout. Op snelle gravelcourts kom ik altijd al minder uit de verf, maar vorig jaar ontspoorde het. In de eerste twee toernooien haalde ik nog de tweede ronde, maar raakte ik licht geblesseerd. Toen ben ik blijven doorspelen, omdat ik het mezelf niet kon aanpraten om al die aanbiedingen voor sterke toernooien naast me neer te leggen. Als ik daar de tijd genomen had om de fysieke en mentale wonden te laten helen, was ik waarschijnlijk nooit zo diep in de put geraakt.

Was Wenen een uitschieter ? Te vergelijken met wat Dick Norman overkwam op Wimbledon ’95. Zo’n eenmalig stuntwerk, kan dat ?

DEWULF : Dat kan. Soms gebeuren prestaties onverwacht. Aan speciale trainingen ligt het meestal niet. Het heeft ook met geluk te maken. Je speelt zoveel toernooien na elkaar, dat je er ooit wel eens eentje lukt waar alles meezit. Een goede tableau, uitstekende conditie, tegenstanders die nog achter hun topvorm aanhollen.

Toeval ?

DEWULF : Dat nu ook weer niet. De tijd moet er rijp voor zijn. Er hangen nog wel meer grote Belgische prestaties in de lucht. Dat heeft veel te maken met onderlinge concurrentie. Johan Van Herck, Kris Goossens, Dick Norman en ik zijn redelijk aan elkaar gewaagd. Bij de vrouwen speelt dat nog sterker : Dominique Monami, Sabine Appelmans, Els Callens, Laurence Courtois, Stéphanie Devillé en Nancy Feber, ze draaien allemaal mee in het internationale circuit. Misschien hadden de mannen iets sneller progressie kunnen boeken, maar dat vloeit ook voort uit een gebrek aan ervaring. De verschillen in de tophonderd zijn zeker niet onmetelijk groot, als je die paar absolute topspelers buiten beschouwing laat.

Wat heeft de winst in Wenen veranderd in je leven als tennisser ?

DEWULF : Ze kennen me meer in het circuit. Ik vind makkelijker trainingspartners, vrijwel iedereen wil nu met me oefenen. Vroeger lag dat moeilijker, omdat ik me niet van die hiërarchie kon losmaken. Ik speelde voortdurend met mensen die ik kende. Naast het tennis heeft Wenen me het leven wat moeilijker gemaakt. Er valt al eens meer een uitnodiging voor tv-optredens in de bus. Ik moet meer interviews toestaan.

Terwijl je helemaal niet graag in dat circus meedraait.

DEWULF : Na elke interview-afspraak die ik maak, zit ik me af te vragen waarom. Ik weiger ook veel, neem alleen de dingen die me interesseren. Of de maffe voorstellen, zoals toen met die modereportage voor Weekend.

Lag die drukte na Wenen niet aan de basis van de malaise achteraf ?

DEWULF : Misschien onbewust wel. Ik heb altijd gezegd dat de winst in Wenen weinig druk op mijn schouders legde. Maar toch. Toen de kranten na die eerste maanden van 1996 hardop vroegen wanneer ik na drie kwartfinales eindelijk nog eens bij de laatste vier van een toernooi zou geraken, begon ik onwillekeurig toch ook te twijfelen. Je legt de lat altijd hoger en creëert te veel druk voor jezelf.

Kan je Wenen nu al beter relativeren ?

DEWULF : Ho, maar daar heb ik nooit problemen mee gehad. Ik wist dat de omstandigheden in Wenen meezaten : goede baan, uitstekende conditie, haalbare loting. In al die euforie ben ik heel sereen kunnen blijven. Toen Appelmans en Monami zoveel belangstelling kregen door hun prestaties in de Australian Open, sprak ik er nog van met mijn vriendin. Ze maken er nogal kabaal rond, zei ik. Net zoals toen in Wenen, antwoordde ze. Ik heb daar weinig van gemerkt. Ik zat er middenin, heb nooit beseft wat er rondom mij gebeurde.

Je zenuwachtigheid staat nochtans bekend : Filip Dewulf zet zichzelf makkelijk onder druk.

DEWULF : Ik hou mijn zenuwen nu al beter onder bedwang dan vroeger. Bij de jeugd was ik een kop groter dan de rest en bovendien kon ik niet tegen mijn verlies. Ik ben negatief ingesteld op mijzelf. Als het niet perfect is, is het niet goed voor mij. Dat heeft negatieve kanten, zeker tijdens de wedstrijd. Omdat je daarin heel ver kan gaan. Als de tegenstander een goede bal slaat, kan je dat als een sterk moment van de tegenstander interpreteren. Ik daarentegen ga altijd zoeken waar ik in de fout ging.

Een bizarre vorm van schizofrenie. Aan de ene kant ben je perfectionistisch ingesteld als tennisser ; aan de andere kant wil je in je leven meer dan tennissen alleen.

DEWULF : Misschien heb ik wel de verkeerde sport gekozen. In een ploegsport zou ik beter aarden. In het tennis trekken sommige dingen me aan, andere stoten me af.

Zoals ?

DEWULF : Het gevoel van een groep vrienden, die samenwerken voor één resultaat : dat mis ik in het tennis. Ik cijfer me graag voor anderen weg. Daarom hou ik zo van de Davis Cup. Omdat je daar als groep naar één doel werkt. Dat doorgedreven sociaal contact vind ik een verademing. Want de tenniswereld blijft zeker niet verstoken van collegialiteit, maar het is natuurlijk altijd wel competitiegericht. Soms wordt dat me te veel.

Je moet de vriend sportief vernederen.

DEWULF : Ik heb het daar moeilijk mee. De Belgen, bijvoorbeeld, die ken ik veel te goed. Als ik tegen die jongens moet spelen, treden er in mijn hoofd wetten in werking, die niet verenigbaar zijn met wat je op het terrein hoort te denken. Een speler die ik ken, kan ik niet afmaken.

Je komt niet uit de stal van de Vlaamse Tennisvereniging (VTV), waar driekwart van de Belgische tennistop traint

met Koen Gonnissen. Waarom niet ?

DEWULF : Ze hadden mij al op jonge leeftijd voorgesteld om op de tennisschool te komen, maar in samenspraak met mijn ouders verkoos ik eerst mijn humaniora af te maken. Tennis was toen meer een hobby.

Pas op je achttiende koos je voor een professionele tenniscarrière.

DEWULF : Kiezen is een groot woord. Na mijn humaniora kon ik niet beslissen wat ik zou gaan studeren. Dus dacht ik : misschien moet ik tennis eens proberen. Ik was niet echt supergemotiveerd. Tot mijn zeventiende had ik alleen tijdens de schoolvakanties gespeeld. In mijn laatste jaar had ik een maand vrij genomen om toernooien te spelen. Zo ben ik automatisch in het proftennis gerold.

Als je toen al die interesse voor psychologie had opgevat, was je nooit proftennisser geworden.

DEWULF : Ik denk dat ik het toch geprobeerd had. Anders zou ik me nu altijd zitten afvragen hoever ik geraakt zou zijn.

Maar zo gedreven was je toch niet met tennis bezig. Je werkte twee jaar zonder trainer.

DEWULF : Ik trainde met Benny Van Houdt, de vader van Tom, maar die kon niet met ons meereizen. Tom en ik gingen altijd samen naar de tennistoernooien. Om de kosten te drukken. We hadden allebei een VTV-beurs maar moesten toch ons budget minutieus in de gaten houden. Na een tijdje kom je alleen niet meer vooruit. Je hebt een coach nodig die op je fouten wijst. Dat is nu Gabriel Gonzalez. Die regelt bovendien ook veel praktische zaken : hotels boeken, banen reserveren, trainingspartners zoeken.

Heb je een trainer nodig die achter jouw veren zit ?

DEWULF : Zelfdiscipline is nooit een probleem geweest. Wel die kleine foutjes zien, als je aan het trainen bent. Als je speelt, wil je die bal over het net, het maakt je niet zoveel uit hoé je dat doet. De coach kijkt vanaf de zijlijn toe en corrigeert. Een trainer die 24 uur op 24 met je bezig is, dat moet vruchten afwerpen. Technisch heeft Gonzalez me veel bijgebracht. Zelfs mijn backhand is verbeterd. En taktisch ? Hij kent werkelijk elke speler uit het circuit, kan heel precies analyseren hoe elke tegenstander speelt.

Een coach die 24 uur op 24 met je bezig is ? Maar je bent zelf allesbehalve 24 uur op 24 met tennis bezig.

DEWULF :(lacht) Gabriel noemt me een semi-professional die voltijds tennist. Dat geeft wrijvingen en ik kan daar inkomen. Maar hij wist van tevoren wat hij aan me had. Ik ben niet honderd procent tennisminded, ik heb veel ontspanning nodig en wil ook andere dingen doen. Het leven van een proftennisser is oersaai. Het speelt zich integraal af tussen het veld, het vliegveld en het hotel.

Verspert dat gemis aan gedrevenheid niet de weg naar de absolute top ?

DEWULF : Ik heb die gedrevenheid nooit bezeten en ben toch tot op nummer 44 in de wereld geraakt. Dus is het mogelijk. Want vergis je niet : ik ben heel veel met tennis bezig. Ik train hard, oefen veel op conditie, speel veel toernooien. Maar als ik het hek van het tennisveld achter me dichttrek, denk ik niet meer aan de volgende training of het volgende toernooi.

De keuze voor Gonzalez was opnieuw een keuze tegen de VTV.

DEWULF : Gonzalez leek me de meest logische keuze. Ik kende hem van de Davis-Cupploeg, toen hij Xavier Daufresne trainde. Koen Gonnissen was toen nog niet zo lang bezig en bovendien had hij al twee spelers onder zijn hoede.

Een uitspraak van jou : ?De beste coach van de wereld kan niets met mij aanvangen, als ik hem niet honderd procent vertrouw.?

DEWULF : Een proftennisser is met zijn trainer getrouwd. Je moet dus met die man kunnen omgaan. Ik heb van mezelf al moeite om iets van een ander aan te nemen. Als ik niet met iemand omkan, neem ik zeker geen kritiek van hem aan.

Waarom neem je zo moeilijk iets van een ander aan ?

DEWULF : Een aangeboren afwijking (lacht). Het is koppigheid, denk ik. Kritiek in kranten raakt me niet, wel als hij van mensen komt die ik ken. Gabriel moet geregeld kritiek geven. Dat leidt geregeld tot fikse discussies, maar die zijn nooit kwaadaardig.

Koen Gonnissen bewerkt zijn spelers ook op het psychologische vlak. Zoiets moet jou toch aanspreken.

DEWULF : Toch niet. Mijn trainingen zijn specifieker naar het tennissen gericht. Koen heeft veel kennis over de psychologische benadering van spelers verzameld, maar eigenlijk sta ik daar niet open voor. Die theoretische aspecten van mentale training, van speciale geestesoefeningen op het terrein : dat lijkt me allemaal zo gemaakt. Tennis moet juist een eenvoudig spelletje blijven. Mijn problemen in 1996 hebben er juist mee te maken dat ik tennis een veel te complex gegeven voor me werd. Ik streef liever naar een vorm van tennis waarbij je niet moet nadenken.

Je noemde jezelf tennismoe. Wat moet men zich daarbij voorstellen ?

DEWULF : ’s Morgens sta je op en je hebt geen zin om te trainen. Je overtuigt jezelf, maar na een half uur op het terrein sta je weer te twijfelen. Ik kon het niet meer opbrengen om tegen die bal te kloppen. Een weekje niet oefenen en dan een toernooi spelen hielp ook niet, want dan verloor ik in de wedstrijd mijn beheersing en mepte ik veel te hard. Andere weken trainde ik wel keihard, maar dan kon ik tijdens wedstrijden die competitiegeest niet meer opbrengen.

Wanneer kwam er beterschap ?

DEWULF : Een drietal maanden later, toen het indoorseizoen weer begon. Dan wilde ik weer winnen, om de negatieve emoties van de zomer te bannen.

Kon je, toen je in dat dal zat, geen psychologische begeleiding à la Gonnissen gebruiken ?

DEWULF : Ik heb toen veel met Koen gepraat, maar hij kon me ook niet helpen. Mijn problemen behoorden niet tot zijn expertisegebied, want dat ligt op het terrein. Mijn probleem wortelden dieper, die staken in mezelf. Ik was gedemotiveerd, niet meer geïnteresseerd in tennis en het leven dat daaraan vasthing.

Hoe kan je nu plots alle interesse kwijtraken ?

DEWULF : Ik ben nooit tennisgek geweest, maar ik had wel een plaats in de topvijftig vooropgesteld. Ik heb nooit speciale trainingen gevolgd, maar plots win ik een toernooi, tegen ieders verwachtingen in, en sta ik bij de eerste vijftig tennissers van de wereld. Ik had mijn doel bereikt en verwachtte dat mijn leven zou veranderen. Dat ik ineens meer zou houden van het leven van een proftennisser, dat ik betere wedstrijden zou spelen. Maar drie weken later was ik de luxe alweer gewoon en verviel ik in dezelfde sleur van vroeger. En aangezien mijn sportieve doel bereikt was, viel ik in een zwart gat.

Hoe geraak je daaruit weg ?

DEWULF : Ik begon later te trainen dan de voorbije jaren. Ik liet dan ook de racket langer in de kast, de voorbereiding was vooral op conditie geijkt. Dat deed ik liever dan tennissen.

Is je concentratievermogen op training verbeterd ? Want dat was in het verleden niet altijd optimaal.

DEWULF : In de voorbije jaren kon ik echt trainingen missen : fysiek was ik er wel, maar geestelijk was ik helemaal afwezig. Nu ben ik rustiger, beter bij de zaak. Dat komt omdat ik op het pure tennisvlak gas teruggenomen heb. In de plaats van vier uur te tennissen, ben ik twee uur in de fitnessruimte en twee uur op het veld. Kwalitatief zijn mijn trainingen niet minder, omdat de oefeningen beter geconcentreerd zitten.

Is de twijfel nu helemaal weg ?

DEWULF : Mijn leven zit nu op het goede spoor. Elk jaar zat ik me af te vragen of ik toch niet moest beginnen te studeren. Ik zag tennis als een leeg bestaan in een wereld waar ik me niet zo goed thuis voelde. Nu zie ik tennis meer als een beroep, waar ik andere dingen naast kan doen. Ik hoef nu niet te twijfelen of ik zou studeren, want ik studeer al. Zelfstudie, met examens aan het eind. De cursussen bewijzen me uitstekende diensten, zeker in die lange reisdagen.

Want het tenniswereldje is natuurlijk wel hetzelfde gebleven. Het leventje, waar jij zo van baalde.

DEWULF : In bepaalde opzichten is het ook een fantastisch leven. Ik kan de grootste wereldsteden bezichtigen, heb veel vrije tijd. Maar één keer als je in zo’n toernooi zit, breng je het grootste deel van je tijd wachtend door. Je mag niet goed eten, je mag niet veel stappen, je speelt een wedstrijd, traint een paar uur, wacht een dag, speelt nog een wedstrijd. Het klinkt blasé, maar professioneel tennis komt niet neer op een constante vakantie. Daarom probeer ik zoveel mogelijk te profiteren van elk vrij moment. Jammer dat Gabriel het niet zo begrepen heeft op die stadsbezoeken.

Het is dan ook nogal ongewoon in het circuit.

DEWULF : Proftennissers zijn niet zo’n museabezoekende mensen (lacht). Hooguit rijden ze mee als de organisatoren rondritten in de stad uitstippelen. De meesten zijn echter heel fanatiek met tennis bezig.

Hoe lang kan je het op deze manier nog vol houden ?

DEWULF : Normaal heb ik nog heel wat jaren voor de boeg. Ik ben nu 24 jaar, de meeste spelers blijven tot hun 32ste in het circuit. Maar een blessure kan alles in de war sturen. Of misschien krijg ik straks een ongelooflijke jobaanbieding, die ik met beide handen grijp.

Staat jouw toekomst als tennisser in het teken van een bepaald ATP-klassement ?

DEWULF : Ik denk nooit in cijfers. De eerste drie maanden heb ik al mijn punten te verdedigen. Als ik tot maart mijn klassement kan houden, kan ik aan stijgen denken. Maar ik wil me niet op die cijfers blindstaren. Ik zou me, bijvoorbeeld, perfect kunnen verzoenen met plaats 75, als ik dan mijn eigen leven kan blijven leiden. Misschien motiveert de ranking andere spelers, maar mij in elk geval niet. Ik heb me ooit vastgepind op mijn ATP-plaats. Dat werd niks. Ik zat voor elk toernooi uit te rekenen hoever ik moest doorstoten om tot welke plaats te komen. Voor je het weet, sta je dan verkrampt te tennissen. Na Wenen heb ik me voorgenomen om gewoon toernooi per toernooi te spelen.

Frank Demets

Filip Dewulf : Ik ben negatief ingesteld op mezelf.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content