Hip-hip-hoera voor Tom Lanoye, jazeker. Maar succes komt niet zomaar en sommige media maken het al te bont in hun overspannen Lanoye-adoratie omdat ze er zelf beter van hopen te worden. Wie zorgt mee voor de verkoop van het merk Lanoye?

‘Voor de Poen.’ Toen Tom Lanoye 25 jaar geleden officieel debuteerde met Rozegeur en maneschijn, een bundeling kritieken, liet hij zijn eersteling provocatief met deze opdracht met grote P te water. Ondertussen bestiert hij open en bloot en zonder enige ironie whatsoever een heuse nv, waar zijn partner René Los, econoom van opleiding, de boekhouding van voert en Lanoyes zus de juridische kant van verzorgt. Zelf steekt Lanoye het niet onder stoelen of banken dat hij goed boert. In een interview met Het Nieuwsblad van 29 maart 2003 zei hij dat een goed jaar hem acht à tien miljoen frank (200.000 à 250.000 euro) opbracht. Volgens Graydon, bureau van handelsinformatie, keerde de nv Lanoye aan zijn aandeelhouders in 2005 een dividend uit van 3000 euro; in 2006 bedroeg die winstuitkering 20.000 euro. Niet verwonderlijk dus dat Lanoye zich een Zuid-Afrikaanse, zonovergoten residentie mét zwembad kan veroorloven, waar hij zich in de kille Belgische wintermaanden terugtrekt om netjes volgens het businessplan zijn nieuwste producten in elkaar te draaien. Want ‘Literaire variété & afgewerkte producten’, zoals hij zijn schrijverij in 1991 tegenover Paul Buekenhout typeerde, blijven zijn waarmerk.

Ook toen al wist Lanoye deksels goed wat zijn imago was en hoe dat perfect in het mediawereldje paste. Hij was immers de meester van de goedgekozen oneliner en de treffende soundbyte. Vandaar dat grote publieksmedia het merk Lanoye maar al te graag binnenhaalden. Op die manier ontstond de typische win-winsituatie: De Standaard, hopeloos op zoek naar verjonging, kreeg dankzij de gastbijdragen van Lanoye de zo begeerde hippe uitstraling en Humo, bezorgd om het cultiveren van zijn zogenaamd rebelse imago, vond in Lanoyes polemische columns het ideale uithangbord voor het uitdragen van zijn huisstijl waar meer en meer sleet op kwam. Spreekt vanzelf dat Lanoye daardoor spectaculair zijn publiek en omzet kon vergroten. De media werden zijn favoriete podium om zijn ‘afgewerkte producten’ te slijten. En als die media dan ook nog eens de rode loper uitrollen, hoeft zelfs Lanoyes eigen uitgeverij geen kosten meer te maken voor een feestje voor de sterauteur. Wat een contrast met Cees Nooteboom, die op 31 juli 75 werd en bij gebrek aan aandacht vanwege zijn eigen uitgeverij bij Atlas wegtrok en naar De Bezige Bij verkaste. Het zal Lanoye zeker niet overkomen. Hij wacht allang niet meer op de muze voor inspiratie, maar bekommert zich liever om zijn merkbekendheid.

Partners in crime bij dit uitgelezen staaltje van literaire branding waren Anni Van Landeghem en Bart Vanegeren. Van Landeghem, Lanoyes redactrice van het eerste uur, lanceerde hem in 1983 bij uitgeverij Kritak, waar zij toen André Van Halewyck assisteerde in het uitgeefbedrijf. Wanneer Van Landeghem de overstap maakt naar De Standaard en daar opklimt als adjunct-algemeen hoofdredacteur en rechterhand van Peter Vandermeersch, slaat het uur van Lanoye. Waar hij vroeger vooral in De Morgen en Humo zijn ding deed, wordt hij nu door Van Landeghem gelinkt aan de verjongingsoperatie binnen De Standaard, zónder AVV-VVK maar mét internetadres op de voorpagina. Lanoyes bewerkingen van Engelse gedichten uit de Eerste Wereldoorlog werden er in november 2001 met veel poeha in vervolgafleveringen gepubliceerd, ondanks protest van Paul Claes over de bedenkelijke vertaalkwaliteit ervan. Geen wonder dat Lanoye bij zijn vijfigste verjaardag een exclusieve Standaard der Letteren-hommage kreeg aangeboden waarin enkele slippendragers hem kritiekloos konden bewieroken. Vanegeren, jarenlang maatje van Lanoye en medeaandeelhouder van de nv Lanoye, maakte zich in de Gouden Uil-jury telkens sterk voor het werk van Lanoye en slaagde erin om hem in 2003 voor Boze tongen, een karikatuur van een roman en zeker niet zijn beste werk, effectief te laten bekronen. Sinds Vanegeren adjunct-hoofdredacteur van Humo is, staat er wekelijks een gastcolumn van Lanoye in het blad, ook al valt het Lanoye soms zichtbaar moeilijk om zich nog echt ergens over op te winden. Toen Geert Joris, levensgezel van Anni Van Landeghem, drie jaar geleden baas werd van Boek.be, de koepelorganisatie voor al wie van het boek leeft, kon de pret voor Lanoye niet meer op. Hij werd prompt door Joris ingehuurd om een nieuwe, meer swingende en vooral mediagenieke editie van de Literaire Lente in Gent boven de doopvont te houden.

DE NIEUWE CLAUS?

Natuurlijk is er niets op tegen dat Lanoye doet wat hij doet. Integendeel zelfs: ein-delijk nog eens een schrijver die bewijst dat literatuur de massa’s kan beroeren. Vooral Lanoyes uitzinnige toneelbewerkingen – en vroege polemieken waar nog authentieke verontwaardiging in omging – zullen overeind blijven. Maar de media-aandacht die Lanoye voor zijn variéténummertjes krijgt, is buiten proportie en niet evenredig met de literaire kwaliteiten ervan. Dat Lanoye zich graag het imago van een nieuwe Claus (zie de special van Vrij Nederland) laat aanleunen na het vacuüm dat door diens overlijden in literair Vlaanderen ontstond, betekent nog niet dat dit ook zo is. Uit de Knack-enquête die naast de 50 onsterfelijke, canonieke Vlaamse werken eveneens peilde naar de tien meest geapprecieerde boeken van nog levende auteurs bleken – na Claus – Walter van den Broeck en Ivo Michiels het best te scoren (zie Knack van 2 april 2008). Pas na dat trio volgden Lanoye, Jef Geeraerts, Ward Ruyslinck en Dimitri Verhulst. Wanneer Klara zich dus naar aanleiding van Lanoyes vijftigste verjaardag helemaal omtoverde tot kritiekloze Lanoyeboetiek en alle andere literaire kanalen en blogs zelfs tijdelijk afsloot, gaf de VRT daarmee het signaal dat Lanoye de literaire norm vertegenwoordigt, terwijl hij slechts een van de vele interessante Nederlandstalige auteurs is. (Alleen radiojournalist Johan De Haes deed niet mee aan het obligate hip-hip-hoera en karakteriseerde Lanoye terecht op de eerste plaats als pastichekunstenaar of creatieve imitator.) Nochtans is de VRT tot nader order een overheidsbedrijf dat genuanceerde informatie en diversiteit hoog in het vaandel voert. Het marketingargument van literaire branding geldt met andere woorden niet voor een niet-commercieel bedrijf als de VRT. Door mee te gaan in de marketingstrategie van privébedrijven als Sanoma ( Humo) en Corelio ( De Standaard) doet de openbare omroep de Vlaamse literatuur dus drastisch tekort. Of gaat ze binnenkort ook een happening organiseren voor de 90-jarige Michiels, de 70-jarige Van den Broeck, de 65-jarige Claes of de 50-jarige Yves Petry (die laatste party laat dan nog wel eventjes op zich wachten)?

ENTER VERHULST

Ondertussen draait de brandingcarrousel nieuwe rondjes. Recentste staaltje van merkdenken is de stunt van Humo om gratis de jongste roman van Dimitri Verhulst aan te bieden. Verhulst is de nieuwe jonge god en past dus perfect bij de geambieerde, jeugdige uitstraling van het blad. Als Humo nu triomfantelijk met de nieuwe Verhulst uitpakt, heeft dat niets met literatuur te maken, zeker als je weet dat het blad nog nauwelijks aandacht aan het betere literaire boek besteedt en verzuimd heeft om na Herman Brusselmans en Lanoye nieuw en jong Vlaams talent een echte kans – lees: column – te bieden. Anders was Verhulst nu allicht een Humo-boy geweest die heel wat minder economisch kapitaal had gevraagd om met deze stunt het broodnodige culturele kapitaal van het blad op te krikken richting jongeren. Trouwens, niet alleen Humo maar ook directeur Joris van Boek.be heeft ondertussen het merk Verhulst ontdekt. Hij was er als de kippen bij om hem, na Lanoye en Anne Provoost, aan te trekken voor het curatorschap voor de Literaire Lente van volgend jaar.

Je zou van minder heimwee krijgen naar tijden toen er in de meeste media nog plaats was voor kritische kanttekeningen en eigenzinnige dissidentie, in plaats van het hosannatoontje van tegenwoordig. Klaas Tindemans was destijds alvast niet onder de indruk van Jamboree, de eerste literaire performance van Lanoye uit 1983, en kon zijn kritische reserves ook nog kond doen in de kolommen van De Standaard van 2 februari 1984: ‘Literair is Tom Lanoye een mager beestje, en als polemist trapt hij open deuren in: seksuele taboes, klerikalisme, de neoflowerpower en andere thema’s waarover de meeste intellectuelen allang uitgepraat zijn. (…) Lanoye klopt schuim, dat weliswaar zoet smaakt maar dat je zonder moeite kan wegblazen. Om echt subversief te zijn, moet je van betere huize komen.’

Als Lanoye nu met Woest, een gelegenheidscompilatie uit vroeger werk, de Vlaamse schouwburgen aandoet, dient die gespeelde verontwaardiging met een serieus korreltje zout te worden genomen. Een dergelijk optreden is in eerste instantie bedoeld om het merk Lanoye warm te houden. Woest? Tja, vooral voor de Poen.

‘WOEST’ VAN EN DOOR TOM LANOYE, NOG TOT 14 NOVEMBER (VOOR DE VOLLEDIGE SPEELLIJST: www.begeerte.be)

DOOR FRANK HELLEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content