Er zijn plaatsen in België waar 13 juni maar een verre echo is. Walshoutem, Kelmis, Pecq, Leers. Ver van Dehaene en de kippen. Maar toch niet zonder politiek.

In het jaar 1999 zuchtte heel België onder de bezetting van canvassende, plakkende, bussende en handjesschuddende politici. Héél België? Neen.

In de streek rond Landen, van Walshoutem tot Jeuk en verder door naar Horpmaal en Heks, zijn de holle wegen te smal voor de XXL-dertientonner van Jean-Luc Dehaene, of voor andere caravans. Te onbevolkt ook voor politici om er hun zolen te verslijten. Louis Tobback zegt dat er dezer dagen op de akkers van Vlaanderen in plaats van graan borden van CVP en VLD groeien. Maar niet hier. Een prijs voor wie hier een affiche vindt. Hier tiert alleen het fluitenkruid welig. Hier valt er voor kippen nog wat te scharrelen. Lebensraum!

Wie de dorpen binnenrijdt, ziet ze natuurlijk wel. De koppen. Maar ze staan er bij alsof het niet hoeft. Alsof ze zich van verkiezingen en van land vergist hebben. Ze staan voor de kerk of de gemeenteschool. Of in een voortuintje, te glimlachen naar… Ja, naar wie eigenlijk? Naar de postbode en de melkboer wellicht.

In Walshoutem gaat de prijs naar René Leemans. Drie VLD-koppen op één garagepoort. Als René de poort opendoet om de auto binnen of buiten te rijden, is er tijdelijk geen campagne in Walshoutem. “Ge zijt van Knack? Voor de verkiezingen, zegt ge? Hier? Ik heb niet veel tijd. Ik moet gaan pétanquen.”

In het begin van de jaren zestig kregen ze in Walshoutem hoog bezoek uit de Brusselse Wetstraat. Heren die de passen telden tussen Walshoutem en Avernas-le-Bauduin. Ze deden links een praatje in het Vlaams, rechts in het Frans of Waals. Ze zetten een kruisje op papier, sloegen een denkbeeldig paaltje in de grond. Prezen zich gelukkig dat de autosnelweg, die uitvinding van de moderne tijd, enkele jaren eerder met zoveel gevoel voor linguïstiek was aangelegd. A peu près dan toch. In 1964 zagen ze in Walshoutem en omstreken niets noemenswaardig veranderen in het landschap, maar ze was er plots wel: de taalgrens, in beton gegoten. Wat ten noorden van de snelweg lag, Walshoutem, werd overgeheveld van Luik naar Brabant.

De melkboer of de postbode hebben er hun parcours niet voor veranderd. De Walen in Walshoutem kregen geen faciliteiten en daar werd niet om gemaald. En ook die paar Vlaamse boeren die eigenlijk naar Limburg hadden gewild, sloegen de hand weer vredig aan de ploeg. “Ik was in die tijd voorzitter van de voetbalclub”, zegt René. “Tot 1964 speelden we in de provinciale competitie van Luik. Nu en dan riep er eens een snotneus salle boche als we een bal misten, maar meer strijd is hier niet geleverd over de taalgrens.” René heeft bijna twintig jaar de burgemeesterssjerp gedragen, eerst van Walshoutem en na de fusie van Groot-Landen.

Het zal in Jeuk wel niet anders gegaan zijn. Jeuk, heimat van Gaston Onkelinx, vader van Laurette. Zelfs als de appel in deze streken niet ver van de boom valt, rolt hij al snel op vreemd grondgebied. Het is een hele wereld hier, op die paar kluiten Belgische grond. Laurette zei op1 mei dat Pristina ook niet ver van Vlaanderen ligt, “en niet alleen geografisch”.

België is veranderd, René’s dorp ook. En het is niet duidelijk wat daar het meest toe heeft bijgedragen: de autosnelweg of de taalgrens. Want je kon wel onder die snelweg door, maar toch verwaterde het contact. “Vroeger deden de Walen veel mee aan het verenigingsleven in Walshoutem. En de Vlamingen gingen naar de markt van Hannuit. Dat is gedaan.”

Het is omdat we naar een communautair verhaal hebben gevraagd, dat we er één hebben gekregen. Want als René zijn eigen bril opzet, legt hij ons hetzelfde een tweede keer uit, maar dan anders. Er is gewoon minder verenigingsleven tout court, minder volk op de markt overal. In Hannuit, Jeuk, Heks of waar dan ook. Het zegt wellicht meer over de Belgische politiek dan de va et vient over de taalgrens.

Zijn dorp is hem de laatste tien jaar vreemder en vreemder geworden. “Er zijn hier veel mensen uit het Leuvense komen wonen. Dat komt hier eten en slapen. En de landbouwgrond is door de verkaveling geconcentreerd in minder handen. Vroeger wist je wie wie was. Elke familie had zijn kleur, en dan was het altijd kamp tijdens de verkiezingen.”

“De gezelligheid is weg, het aangename. Dat heeft alles en niets met politiek te maken. Er wordt nu veel gepraat over de ‘herwaardering van het lokaal mandaat’. Maar meer geld zal daar niets aan veranderen. Het dorp bestaat niet meer. Het is niet slechter, het is kouder geworden. De jeugd heeft gelijk als ze niet meer komt bedelen bij de politici voor een job, die we hen toch niet kunnen geven. En het is goed dat de mensen tegenwoordig zelf hun belastingbrief kunnen invullen, of desnoods zelf naar de administratie bellen. Nàchten ben ik daarmee zoet geweest, met belastingbrieven invullen. En met stapels bierkaartjes ben ik naar huis gekomen, volgekrabbeld met ditjes en datjes. Dat was geen plat dienstbetoon. Dat was contact. En dat is nu weg.”

“En nu moet ge mij excuseren, want ik moet gaan pétanquen. En daar wordt niet veel over de verkiezingen gesproken. Alleman kijkt naar het balletje.”

De garagepoort gaat open, de campagne is voorbij.

“Ja, die affiches. Als ik er geen hang, wie zou het hier dan wel nog doen?”

Avernas-le-Bauduin. Het is vooral in tijden van verkiezingen dat je de taalgrens ziet in het landschap. Aan de schaarse affiches. Op een kwartier wandelen zie je de kleuren, namen en koppen veranderen. Van VLD naar PRL-FDF-MCC. Niet dat het zoveel verschil uitmaakt. In het hele dorp is er maar één straat die aan 13 juni herinnert. In de rue E.Volont woont de plaatselijke kandidaat, de PS’er Charles Volont. Van achter zijn raam heeft hij zicht op het enige kiesbureau in de gemeenteschool. De kinderen moeten er zich nog tot 13 juni een weg banen tussen de verkiezingsborden. Maar die ene kandidaat op wie de moeder die haar kind zit op te wachten misschien nog zou willen stemmen, “die van de commissie met de kinderen”, hangt er niet tussen. Het liefst zou ze naar Landen verhuizen, waar haar zuster woont. Niet voor de politiek, “maar omdat het kadaster daar goedkoper is dan in Hannuit”. En nog liever naar Frankrijk, wél voor de politiek. “Daar moet je niet gaan stemmen.”

Waar stopt België precies? In Kelmis/La Calamine misschien. Ver van Brussel, ver van een vetsmelterij ergens in Deinze. Rare campagne hier in dit tweetalig Duits-Franse dorpje. Op de kieslijsten komt maar één partij het onderonsje van de Duitstalige PSC, PS, PRL en Ecolo verstoren: Vivant. En op één nacht heeft het Front National er alle affiches van de anderen overplakt.

De jonge advocaat Didier Cremer, Ecolo, probeert in de laatste dagen van de campagne het dioxineschandaal te benutten. Vurig vertelt hij het groene verhaal zoals we het al van Jos Geysels of Jacky Morael hoorden. Met een voetnoot weliswaar, een groen lachje: “Jammer dat de mensen daar geen verhaal aan hebben, hier in Kelmis. De meesten kopen hier hun eieren bij de boer.”

Het kan soms te goed gaan ook, natuurlijk. En bovendien heeft Ecolo hier al een score waar Geysels en Morael zelfs mét dioxine nog lang zullen mogen van dromen: dertien procent.

Waar houdt de campagnecaravan op? In Pecq misschien al een beetje. In de provincie Henegouwen. Vijf minuten van Vlaanderen, Spiere-Helkijn, en tien minuten van Frankrijk. Ver genoeg om veilig te zijn. Op de markt gaan de kippenvleugels en -borstjes vlot van de hand. “100 pourcent volailles françaises.”

Het is een begin, denken ze wellicht bij W.A.L.L.O.N., de partij die hier opkomt voor “la Wallonie plus forte avec la France”.

Twee PSC’ers die zijn overgelopen naar de MCC van Gérard Deprez blijven even weifelend aan de rand van de markt staan, niet zeker of het wel zin heeft om hun kaartjes uit te delen. Dit is niet echt de plek voor politieke praatjes. Er worden tafellakens verkocht. “Ge ziet dat dit gaaf is. Dat glanst. Ge moet er natuurlijk niet elke dag op eten.”

De mensen lopen hier sowieso niet te hoog op met afvallige PSC’ers. Iets verderop, in Péruwelz, heeft de PRL een electoraal middengewicht van de PSC zelfs verboden om naar de liberalen over te stappen. Het politieke is hier nog zeer persoonlijk, blijkens de voor buitenstaanders wat cryptische argumentatie. “We wilden niet in zijn schaduw gaan staan.” En: “Hij heeft een zeer aparte humor, soms zelfs sarcastisch, en dat staat niet iedereen aan.”

Geen succes bij de man met de tafellakens, dan maar een Vlaamse journalist geprobeerd. De MCC’er wil ons onderhouden over de visie achter de M en de C en de C van de beweging van Gérard Deprez. Hij begint zijn betoog met de Witte Mars. Ver van Pecq.

Verder van Pecq, weg van hier. Naar de grens, over de kleinste baantjes. We naderen een niemandsland. Of is het een éénmansland? Slechts één gezicht staart ons nog zo nu en dan aan van in een tuintje of van achter een raam: Daniël Senesael, de PS-burgemeester van Estaimpuis, derde op de lijst voor het Waals Parlement.

Verder nog. Leers Nord. De prijs voor de laatste affiche op Belgisch grondgebied in deze uithoek van ons land gaat naar het huis op nummer twaalf in de Chemin Mitoyen. Alweer voor Daniël Senesael. We bellen aan. “Vous vous interesséz aux élections belges, monsieur? Ah, c’est dommage. Je ne peux pas vous aider. Je suis française.” En dat ze die affiche daar alleen maar heeft gehangen omdat ze niet in ruzie wil vallen met de vrouw van Daniël. Verkeerd gecanvast. Mevrouw moet vijfhonderd meter verder gaan stemmen, in Frankrijk. Ook al woont ze dan aan de “Belgische kant” van de Chemin Mitoyen.

Onbaatzuchtigheid, het bestaat. Ook in verkiezingstijden. En zeker in streken waar het er niet echt toe doet.

Er was eens een kip en ze heette Charlie. Doodgemoedereerd waggelde ze over de landgrens, van het Belgische Leers Nord naar het Franse Leers. Voorbij een groot bord dat ons meldt dat Leers gejumeleerd is met Leers Nord. Tja. Charlie vreesde geen controles. Dit is Europa, dacht ze, de grenzen zijn open, het kakelen staat eenieder vrij. We volgden haar, weg uit België. Zin in coq au vin, een glas gekoelde witte wijn. Op een terrasje waar de mensen niet beter weten of 13 juni is een van die 52 zondagen van het jaar, en liefst een zonnige. Charlie duikt langs de weg in het struikgewas. Wij zetten onze tocht alleen verder tot in het dorp. Zie ginds, een poelier. In de etalage van Au poulet dodu hangt een affiche, niet voor deze of gene politicus maar voor onvervalste Franse kip. Al goed dat Charlie is ondergedoken.

Wist u dat ze in Frankrijk het spreekwoord “leven als God in Frankrijk” niet kennen? Zo chauvinistisch zijn ze nu ook weer niet. Het heet daar gewoon “vivre comme un coq en pâte”.

O wat doet dat deugd. Geen Tobback. Geen Dehaene. Geen Verhofstadt. Geen… O nee! Glad vergeten. Ook hier wordt straks gestemd, voor Europa. Ook al zijn de borden voor de gemeenteschool bijna blanco, twee affiches volstaan om de pret te verbrodden. Eén van de PS. En één van Bruno Mégret. Pour l’avenir. Ook hier. Die Partij. Lag de toekomst maar al achter ons.

Kom terug kip! Het was maar om te lachen. Het gras is niet groener aan de overkant. Joehoe. Komkomkom.

Ja, verkiezingen. ’t Is veel van ’t zelfde en toch altijd en overal anders. Obelix maakte dienaangaande een zeldzaam wijze opmerking toen hij met Asterix op de Belgen Vandendomme, Vandenkettinge, Vandenbloede, Vandenschricke en Vandenballe stuitte: “’t Is dat we dezelfde taal niet spreken, anders zou je denken dat we gewoon thuis waren.”

Kameraden, ten laatste male, ons stemadvies. Faites vos jeux. En let op de kleintjes.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content