Het Lumumba-onderzoek in de Kamer is afgerond. Deze joint venture van wetenschap en politiek stelt niemand echt tevreden.

In de Congolese hoofdstad Kinshasa maakten de excuses van minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (PRL) niet bijster veel indruk. Vorige week dinsdag verontschuldigde de minister zich namens België voor de rol die de Belgische overheid in 1960-1961 speelde in de agitatie tegen Congo’s eerste premier Patrice Lumumba. Die eindigde in Lumumba’s gruwelijke dood op 17 januari 1961. Daarin, aldus Michel, dragen Belgische politici een morele verantwoordelijkheid wegens hun ‘apathie en kille onverschilligheid’ – een volgens sommigen bepaald minimalistische interpretatie van de feiten.

Laten de Congolezen vandaag uitschijnen dat ze, met de nu al jaren aanslepende oorlog in hun land, wel iets anders aan het hoofd hebben dan wat ze als oude geschiedenis aanzien, ook in Brussel leek men daar niet echt anders over te denken. Toch niet in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, waar Michel zijn excuses uitsprak. Hij deed dat bij de bespreking van het eindrapport van de commissie, voorgezeten door Geert Versnick (VLD), die ruim anderhalf jaar lang de Belgische betrokkenheid in de moord op Lumumba onderzocht. Op de leden van de commissie zelf na vond amper één volksvertegenwoordiger het de moeite waard om de plenaire zitting bij te wonen.

Op een wat wrange manier illustreert die onverschilligheid wat de Lumumba-commissie zelf omschreef als ‘het onverwerkt verleden’: deze episode uit het vaderlandse verleden blijft een voorwerp van emoties, nog niet van rationele discussie. En het bijna duizend bladzijden tellende eindverslag mag er wel uitzien als een tamelijk unieke joint venture van wetenschap en politiek, eenduidige conclusies leverde het toch niet op.

Tekenend daarvoor is de rol van koning Boudewijn in de hele affaire. Uit het onderzoek van de vier experts die de commissie bijstonden, blijkt ondubbelzinnig dat Boudewijn en bepaalde kringen rond het hof een heel eigen Congopolitiek voerden. Daarin stond de eliminatie – politiek of anderszins – van de als hinderlijk beschouwde Patrice Lumumba centraal. De koning nam zelf een reeks initiatieven en stelde de toenmalige rooms-blauwe regering daar niet altijd van op de hoogte, laat staan dat hij daarin altijd door zijn ministers was ‘gedekt’.

Dat bleek het duidelijkst in het najaar van 1960. Op 26 oktober vernam Boudewijn dat het plan bestond om Lumumba ‘compleet te neutraliseren, als het kan fysiek’. Dat klinkt zonder meer als een moordplan. Het was bedacht door de twee sterke mannen in het Congo van toen, Joseph-Désiré Mobutu, opperbevelhebber van het Congolese leger, en Moïse Tshombe, president van de afgescheurde provincie Katanga. Het hof bracht de regering niet van die informatie op de hoogte en deed ook geen poging om de moordplannen te ontraden. Integendeel, een dag later, op 27 oktober, schreef de koning in een brief aan Tshombe dat het onduldbaar was dat de Belgisch-Congolese relaties zouden worden ‘vernietigd door de politiek van één man’, Lumumba. Het is niet moeilijk om dat als een indirecte goedkeuring van het moordplan te aanzien. De experts van de commissie noemen die reactie van Boudewijn ‘hetzij naïef, hetzij berekend, maar in elk geval bezwarend’.

EEN POT MET GELD

Geheel in strijd met die en analoge bevindingen van de commissie, stelde Louis Michel in zijn reactie op het rapport evenwel: ‘wat de koning betreft, hebben de informatiekanalen tussen het staatshoofd en de regering, zoals vastgelegd door de grondwet en het gewoonterecht, normaal gefunctioneerd’. Het is dus maar wat ‘normaal’ heet. Ook anderen ontpopten zich tot paladijnen van het hof. Zo liet de hoogbejaarde gewezen eerste minister Pierre Harmel (PSC) kamervoorzitter Herman De Croo (VLD) ongevraagd een brief geworden met de verder ongemotiveerde boodschap dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat Boudewijn inzake Congo een andere politiek voerde dan de regering. De precieze historische rol van de monarchie blijft dus nog altijd in een taboesfeer hangen.

Aanvankelijk wou Louis Michel de excuses beperken tot de familie van Lumumba. Op aandringen van SP.A en Agalev breidde hij die uit tot het geheel van de Congolese bevolking. Ze komen neer op een feitelijke bekentenis van schuldig verzuim in een toch zwaarwichtige zaak als een politieke moord, bestatigd op het gezegelde papier van de parlementaire handelingen. Velen stellen zich nu de vraag of België zich hiermee niet aan juridische schadeclaims blootstelt. De Congolese minister van Informatie en woordvoerder van de regering, Kikaya Bin Karubi, liet alvast weten dat hij excuses alleen serieus kan nemen als er een schadevergoeding aan vasthangt.

Volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken is dat echter uitgesloten. Bij de tumultueuze conferentie die de Verenigde Naties vorige zomer omtrent racisme organiseerden in het Zuid-Afrikaanse Durban, spraken de EU-lidstaten immers af dat ze zich best wel wilden verontschuldigen voor hun koloniale verleden, maar dat van financiële compensatie daarvoor geen sprake kon zijn. Niettemin voorzag de Belgische regering in een financiële tegemoetkoming. Of zo werd het toch begrepen. Ze doet dat door in Kinshasa een Stichting Patrice Lumumba op te richten, die de democratie en de rechtstaat in Congo wil helpen bevorderen. Ze krijgt een startgeld van 3,75 miljoen euro mee en België zal er elk jaar een half miljoen subsidie in storten. Velen, onder anderen CD&V-kamerlid Mark Eyskens, aanzagen dit als een cadeau aan de familie-Lumumba, dat ‘in het beste geval’ aan verkiezingscampagnes zou worden besteed.

Nochtans had Louis Michel in de Kamer met zoveel woorden gezegd dat de familie alleen bij het beheer van de stichting ‘betrokken’ zal worden. Dat zal gebeuren via een soort adviesraad, die over zo veel of zo weinig beslissingsmacht zal beschikken als de financier, de Belgische staat dus, zal toestaan. In feite zal het geld niet anders zijn dan een potje in de bilaterale internationale betrekkingen tussen België en Congo. Zo bestaan er nogal wat, vooral bij Ontwikkelingssamenwerking, maar ook Buitenlandse Zaken, voor conflictpreventie. Als het meevalt, zal voor de Stichting extra geld worden vrijgemaakt, anders krijgt ze kortweg al bestaande fondsen toegewezen. Een interkabinettenwerkgroep moet zich daar al deze week voor het eerst eens over buigen.

Marc Reynebeau

Over de rol van koning Boudewijn is het taboe nog altijd niet geweken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content