Hubert van Humbeeck

In de Europese Conventie draait de diplomatie op volle toeren. Het moment om te beslissen, lijkt stilaan aangebroken. Het gaat in de discussies vanzelfsprekend in de eerste plaats om de macht. Wie wordt de sterkste in Europa?

De verkiezingen zal hij er niet mee winnen. Toch bestaat de kans dat het premierschap van Guy Verhofstadt vooral in verband met de Europese Conventie enkele regels in het geschiedenisboek krijgt. De idee om zo’n vergadering bijeen te roepen, rees tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2001. Het was een uitweg uit een impasse. De uitbreiding van de club tot 25 leden stelt een aantal problemen, die in het Verdrag van Nice van december 2000 maar half waren opgelost. Bovendien stond de internationale agenda na 11 september ook in Europa zo goed als volledig in het teken van de strijd tegen het terrorisme.

Een organisatie zoals de Europese Unie draait zoals een tanker op zee. Tenslotte moeten eeuwenoude tegenspelers op het schaakbord van de wereld het met elkaar eens proberen te worden. Frankrijk, Duitsland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk willen daarbij wel eens over het hoofd zien dat ze op die schaal eigenlijk nog alleen bij de gratie van de Verenigde Staten meespelen.

De idee was dus: zet afgevaardigden van alle betrokkenen bij elkaar en laat ze een tekst voorbereiden. Doorgaans achterdochtige staatshoofden en regeringsleiders kunnen daar weinig bezwaar tegen maken, aangezien ze achteraf toch het laatste woord hebben. Het werk van de Conventie wordt namelijk hoe dan ook voorgelegd aan een Intergouvernementele Conferentie (IGC) van alle chefs. Alleen zij kunnen de Unie een nieuw verdrag geven. De ambitie is overigens groter dan dat: de Conventie zou een heuse Europese grondwet moeten klaarstomen. Omdat de nieuwe leden op 1 mei 2004 toetreden, moet de klus zo ongeveer eind 2003 geklaard zijn.

In de Conventie zetelen vertegenwoordigers van de parlementen van de lidstaten en van het Europees parlement, van de nationale regeringen en de Europese Commissie, uit het sociale middenveld en de nieuwe lidstaten – samen ruim honderd mensen. Voorzitter is de eigenwijze Franse ex-president Valéry Giscard d’Estaing. Hij wordt bijgestaan door twee ondervoorzitters, de Belg Jean-Luc Dehaene en de Italiaan Giuliano Amato.

De Conventie is nu bijna een jaar aan de slag en ze treedt zo langzamerhand in een definitieve fase. Er is in werkgroepen gepraat en gewerkt, de voorzitter heeft zijn zeg gedaan, de Commissie heeft voorstellen neergelegd, de Benelux heeft laten weten wat ze wil, Frankrijk en Duitsland hebben samen ideeën geformuleerd. Van de werkgroepen is alleen de sociale nog aan de slag – maar om dat terrein heeft Europa zich nooit erg bekommerd.

DE ABC-CLUB

Een verrassende ontwikkeling was de grote activiteit die de Britse diplomatie van bij het begin aan de dag legde. De vertegenwoordiger van Tony Blair in de Conventie, Peter Hain, dwong andere landen om vlugger dan gepland op hun beurt grotere kanonnen in stelling te brengen. Hain scoorde op een bepaald ogenblik zo hoog, dat Parijs en Berlijn wel moesten ingrijpen. De Belgische minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel was al lid van de Conventie. Eind vorig jaar schoven kort na elkaar ook de Fransman Dominique de Villepin en de Duitser Joschka Fischer aan.

De vergaderingen, waarbij de vertegenwoordigers van de regeringen elkaar afzonderlijk ontmoeten, kregen zo snel veel meer allure. Ze werden zo’n beetje een voorafbeelding van wat de latere IGC kan worden. De diplomatie speelt nu volop. Het gewicht van de Conventie is er alleen maar groter door geworden.

Onder meer de Belgische diplomatie vindt dat er van de gelegenheid gebruik moet worden gemaakt om door te zetten. Als de Conventie nu nog zonder een stevige, afgeronde tekst zou worden afgesloten, zou ze zonder meer zijn mislukt. In haar drang om op te schieten, komt ze – niet verrassend – Jean-Luc Dehaene tegen. Zijn gewoonte getrouw geeft de voormalige eerste minister er de voorkeur aan om beslissingen op het laatste moment in besloten kring door te drijven. Dat is tenminste de indruk die hij bij Belgische vertegenwoordigers wekt. Het zorgt voor verwarring over de bedoelingen van Dehaene, die het ondertussen verkorven heeft bij de veelgeplaagde Commissievoorzitter Romano Prodi. Maar in het presidium van de Conventie voelt de burgemeester van Vilvoorde zich duidelijk als een vis in het water.

Het mag niet verbazen, maar eigenlijk gaat de hele discussie totnogtoe vooral om die ene vraag: wie wordt de baas? De Europese Unie wordt geleid door, enerzijds, de Europese Commissie en, anderzijds, de Europese Raad – de vergadering van staatshoofden en regeringsleiders. Die Raad krijgt tot vandaag elke zes maanden een andere voorzitter. Nu zijn de Grieken aan de beurt, in de tweede helft van het jaar volgen de Italianen. Dat systeem zorgt voor veel gemor. Omdat elk voorzitterschap zijn eigen agenda naar voren schuift, ontbreekt het de politiek van de Unie aan continuïteit. Met straks 25 leden zou de zesmaandelijkse rotatie de werking van de organisatie volledig verlammen.

Een sterk triumviraat bestaande uit de Spaanse eerste minister José María Aznar, de Britse premier Tony Blair en de Franse president Jacques Chirac – de ABC-club – stelt voor om de Raad een voorzitter te geven voor een langere periode. Die voorzitter zou bij voorkeur, maar niet noodzakelijk, uit de Raad zelf worden gekozen.

Vooral de kleine landen zijn tegen zo’n voorzitterschap gekant. Zij scharen zich doorgaans aan de kant van de Commissie, die ze als hun natuurlijke bondgenoot tegen de grotere lidstaten beschouwen. Een nieuw voorzitterschap zou de Unie met twee leiders opzadelen, argumenteren ze: de voorzitter van de Commissie en die van de Raad. Dat kan, naar hun mening, niet werken. Ze verwijzen daarvoor naar het buitenlands beleid van de EU, dat nu wordt gedragen door commissaris Chris Patten en de Hoge Vertegenwoordiger van de Raad, Javier Solana. Het is dat de heren welopgevoed en verstandig zijn, anders vlogen ze elkaar om de haverklap in de haren. Daar is aanleiding genoeg toe.

Veel diplomaten vinden die hele discussie overtrokken. Ze wijzen op de belangrijke afspraken die er in de Conventie al zijn gemaakt. De taboes die zijn gesneuveld. Zo, bijvoorbeeld, is nu algemeen aanvaard dat het volgende Europese verdrag een grondwet zal vastleggen en dat het charter van de fundamentele rechten daarin zal zijn opgenomen. Er is overeenstemming dat het in veel gevallen mogelijk zal zijn om bij gekwalificeerde meerderheid te beslissen. Het lijkt er ook op dat de functies van Patten en Solana in een volgende Commissie zullen worden samengesmolten. Er is al veel bereikt, dat een jaar geleden nog onbespreekbaar leek.

EEN DIRECTOIRE

Toch zal de Conventie pas geslaagd zijn als ze erin lukt om de Gordiaanse knoop rond het voorzitterschap van de Raad te ontwarren. Het is de brug tussen twee manieren om naar de Unie te kijken. Wordt het op termijn toch een politieke federatie, met een eigen regering? Of blijft het een losser verbond van landen, die vooral economisch aan elkaar geklonken zijn? Er wordt aangenomen dat wie voor een sterke voorzitter van de Raad pleit eigenlijk naar de tweede optie neigt.

De Benelux koppelde in zijn memorandum een Commissievoorzitter die door het parlement zou zijn verkozen aan een afgezwakte vorm van roterend voorzitterschap van de Raad. Dat leek een sterke formule, omdat ze aanvankelijk de steun had van de Duitse bondskanselier Gerhard Schröder. Maar in het Frans-Duits akkoord zette die de Benelux in de wind en volgde hij Jacques Chirac. Ook Duitsland kiest nu voor een tweehoofdig leiderschap van de Unie en de teerling is daarmee zo goed als geworpen.

Daarmee heeft ook de Belgische diplomatie de handen weer vrij. Guy Verhofstadt bekende vorige week dat ook bij hem de overtuiging is gegroeid dat het wisselende voorzitterschap van de Raad met 25 leden niet werkt. Hij verklaarde zich bereid om een voorzitter te overwegen, die binnen de Raad is verkozen en zijn nationaal mandaat ook behoudt. Dat wil zeggen: iemand die zich beperkt tot het leiden van de vergaderingen, maar die zich niet meteen presidentiële allures aanmeet.

De vraag rijst bij de Belgen overigens ook of tegelijk de Commissie niet grondig moet worden hervormd. Er zou daarbij worden afgestapt van de regel dat elke lidstaat recht heeft op een commissaris. In de omgeving van Louis Michel wordt een balletje opgeworpen, om na te denken over een soort directoire. Een constructie, zoals die ook in de VN-Veiligheidsraad bestaat. Waarbij de grotere landen permanent een commissaris zouden krijgen, terwijl de kleinere landen afwisselend aan de beurt zouden zijn.

Ver van die Brusselse palavers woedt ondertussen een andere, voor de EU verscheurende discussie. Die over de steun aan de Amerikaanse president George W. Bush en zijn campagne tegen Irak. Tegen die achtergrond was het pleidooi dat Guy Verhofstadt vorige week hield over versterkte samenwerking interessant. Versterkte samenwerking wil zeggen dat enkele EU-lidstaten de integratie op een bepaald gebied een stap verder zetten. Het Verdrag van Nice maakt dat mogelijk en de versterkte samenwerking rond de euro en Schengen loopt naar behoren. Waarom niet nog wat terreinen uitproberen? Het voordeel is dat het Verenigd Koninkrijk dat absoluut niet ziet zitten. Het kan een manier zijn om Londen tot een beetje meer Europese solidariteit te bewegen.

Hubert van Humbeeck

Gerhard Schröder zette de Benelux in Parijs in de wind.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content