‘Fredy Neptune’ van Les Murray en ‘Vader’ van Eddy van Vliet.
Wil je als auteur dat het publiek zich verdringt rond je tafeltje op de boekenbeurs, zorg dan voor een pakkend verslag van een ongelukkige jeugd, twaalf stielen en dertien ongelukken en scheer je vooral niet. De zucht naar biografieën van schrijvers en kunstenaars is wellicht groter dan ooit. Veel lezers verkiezen een soort certificaat van echtheid als bladwijzer. Precies daarom is het interessant dat enkele dichters nu hun toevlucht nemen tot verhalende biografische gedichten, waarin ze eigenzinnig met het gebeurde omgaan. Les Murray en Eddy van Vliet verwerken elk op hun manier de gespannen verhouding tussen tekst en werkelijkheid. Ze zijn zeker niet zomaar gericht op het transcenderen van het verleden. Wat onzeker en onvatbaar is of wat door de afstand in ruimte en tijd niet meer gecontroleerd kan worden, krijgt een plaats in hun teksten. Het wordt niet weggeschreven, want dat zou alleen maar tot een levenloos museum leiden.
De Australiër Les Murray (1938), al vaker getipt als kandidaat-Nobelprijswinnaar, schrijft allerminst gedichten die aan bloedarmoede lijden. Ze zitten vol muziek, lijken uit wellust en uit voorliefde voor het barokke op papier gezet. Murray denkt op een aardse, lichamelijke manier. En dat maakt de rooms-katholieke dichter die hij is toch wel ongewoon nuchter. Goed en kwaad, natuur en cultuur worden in de breedte van zijn universum met even grote gretigheid bezongen. Met Fredy Neptune biedt Murray ons nu een inkijk in de meest bepalende periode van de voorbije eeuw: die van de Eerste tot de Tweede Wereldoorlog. Verrassend genoeg is de kern van dit meer dan tweehonderdvijftig pagina’s tellende epos niet de terreur van de Duitse oorlogsmachine, maar de zo goed als vergeten genocide op de Armeniërs, die vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog een culminatiepunt kende.
Hoofdpersonage in Fredy Neptune is een zekere Fredy Boettcher, op het eind van de negentiende eeuw geboren als zoon van een naar Australië geëmigreerde boerenfamilie. Hij vertelt zijn levensverhaal aan de lezer alsof hij door een fotoalbum bladert. Fredy wil de wereld zien en verlaat de boerderij van zijn ouders. Via een Duits vrachtschip komt hij in Turkije terecht. Daar is hij getuige van de wreedheid van de Turken: hij ziet hoe een groep Armeense vrouwen mishandeld en levend verbrand wordt. Het maakt zo’n diepe indruk op Fredy, dat hij binnen de paar dagen last krijgt van een soort huidziekte. De verschijnselen verdwijnen, maar Fredy houdt er een soort lichamelijke gevoelloosheid aan over. Strelingen of pijn, het doet hem niets meer. Zo ontstaat een breuk tussen lichaam en geest. Hij noemt zijn toestand het Niets. Het levert hem nog meer problemen op tijdens zijn zwervend bestaan over zowat de halve wereld dan zijn Duits-Australische afkomst.
Wel ontwikkelt Fredy, dankzij z’n fysieke gevoelloosheid, een soort onnatuurlijke kracht die hem goed van pas komt bij zijn vele jobs, bijvoorbeeld als matroos, circusartiest onder de naam Fredy Neptune, filmfigurant of houthakker. Jerommeke Fredy kan niet om met onrecht en redt nu en dan een mensenleven. Alle rollen die Fredy Boettcher aanneemt in zijn leven, vormen voor Les Murray de gelegenheid om in te zoomen op de harde werkelijkheid van elke dag. Hij toont daarbij veel aandacht voor het zogenaamd onbelangrijke detail. Fredy is dan een soort redder, een mythische figuur, maar ook een mens van vlees en bloed die belaagd wordt door het Niets. Het weerhoudt hem er niet van om in contact te komen met grote figuren als Lawrence of Arabia, Hitler of Marlene Dietrich.
Het gevaar bestaat dat de lezer gelijkenissen gaat zoeken tussen de hoofdfiguur Fredy Boettcher en Les Murray zelf, zeker wanneer hij op een foto het imposante figuur van Murray ontdekt. Maar er zijn net zoveel elementen die niet kloppen: de geboortedatum, bijvoorbeeld, de fysieke problemen waarmee Fredy Boettcher te maken krijgt of diens achtergrond – Murray stamt af van Schotse inwijkelingen en niet van Duitse, die het tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de stok kregen met de autochtone bevolking.
Het was ongetwijfeld meer de betrachting van Murray om de voorbije eeuw in al haar grootsheid en ellende te laten zien. En hij is daar glansrijk in geslaagd. Fredy Neptune is een boek dat fundamentele vragen oproept over historische gebeurtenissen en de plaats van de mens erin én over de verhouding tussen lichaam en geest. Murray sleept je zonder mededogen mee in de volheid van zijn beelden, in de pleiade van figuren en gebeurtenissen, dankzij de muzikaliteit en niet het minst door de spreektaal, met een ironisch-humoristische ondertoon. Zouden ze dat in Stockholm begrepen hebben?
PAKHUIS VAN BEELDEN
Minder omvangrijk, maar daarom niet minder indringend is het lange gedicht Vader van Eddy van Vliet. Hier krijgen we een autobiografisch relaas. Het bestrijkt bijna een eeuw. In dit pakhuis van beelden, dat helemaal uit kwatrijnen is opgetrokken, dialogeert de dichter met zijn vader. Het onverwachte vertrek van de vader uit het gezin is de kern voor een ambigu gesprek, dat met allerlei fijne nuances tussen haat en liefde in geweven wordt. We krijgen namelijk een dubbel perspectief: de leefwereld van de opgroeiende Eddy van Vliet, bekeken vanuit het perspectief van een volwassene. Hij wordt in zekere zin weer zoon en kind door achterom te kijken, terwijl het kind, vooral door de verstoring van de geborgenheid van het gezin, duidelijk al vroeg volwassen is. ‘Ieder geweten heeft recht op zijn verleden’, schrijft van Vliet in een van de eerste regels.
Vader is geen hommage of afrekening, maar een gebroken portret dat gelijmd wordt, zonder dat de retouches weggemoffeld worden. En net daarom is het Van Vliets meesterproef. De familiegeschiedenis wordt ingezet bij Van Vliets grootvader, die tijdens de Eerste Wereldoorlog gewond raakt aan het front. Niet toevallig, wellicht, want je zou dit feit kunnen zien als een voorafschaduwing voor de psychische wonde die later geslagen wordt. Trouwens, Van Vliet schuwt ook verderop in Vader het pijnlijke, scabreuze niet. Het levert onvergetelijke beelden op en maakt zijn verhaal des te geloofwaardiger: ‘Hier die bajonet. Ruik. Sap van darmen./ Gekruid met stank voor dank./ Warmte kost geld. Soepvlees en zwarte bonen in de pot./ Verplicht te kijken naar het bloed in de stoelgang.’
Treffend is hoe de zoon zijn bestaan bewijst door in het verleden te duiken. Het gaat niet om een rechtvaardiging, want dat zou te eenzijdig positief voor de dichter uitvallen. Veeleer houdt Van Vliet zichzelf een spiegel voor: hoe zijn vader ook al morsig omsprong met de liefde. ‘Warmte als verlangen. Brandwond als bestemming./ Een kringloop gelijk aan je lichaam, aan je passie,/ hoe vaak het ook vroor, steen, spijt en been./ Aan het chromosoom dat dit vuur bevat, ben ik niet ontsnapt.’
Het is duidelijk: met de man die Eddy van Vliet onverwacht in de steek liet, had de jonge puber grote moeite. Jarenlang waren ze mentaal ver van elkaar verwijderd. Terwijl ze meer en meer op elkaar gingen lijken, al was de zoon zich daar toen nog niet van bewust. Nog spaart de dichter de vader niet, bijvoorbeeld wanneer hij het over de schijnbare verzoening van zijn ouders heeft, acht dagen lang in een hotel. Maar de liefde van de vader heelt de wonde, ook al blijft ze schrijnen. Want: ‘Het recht om me lief te hebben was wet’.
Zelden zijn weerzin en wrok met zoveel mededogen opgeschreven als hier in Vader. Eddy van Vliet heeft een prangende litanie geschreven die lang in je hoofd blijft nagalmen, door de dwingende beelden en door de klankkleur die de kwatrijnen, die pletwals van de tijd in dit geval, genadeloos verder doet malen. Aan de pletwals van de werkelijke tijd is zijn vader niet ontkomen. Ik kan me de terughoudendheid voorstellen waarmee Van Vliet zijn vader dit epos had aangeboden. Het is nu het lot van de dichter om de eeuwige jeugd waar zijn vader op gevorderde leeftijd zo naar snakte, schrijvend te bestendigen.
Les Murray, ‘Fredy Neptune’, Meulenhoff, Amsterdam, 264 blz., 1375 fr. (34 ?).
Eddy van Vliet, ‘Vader’, de Bezige Bij, 72 blz., 605 fr. (15 ?).
Paul Demets