De staat Israël gaat naar historische verkiezingen in een nieuw politiek landschap en met tal van onuitgeklaarde problemen.

Twee data zijn nu cruciaal in Israël.

Dinsdag de vierde mei loopt de in de Oslo-akkoorden bepaalde interimperiode af. Yasser Arafat zou dan, tenzij de Palestijnen anders beslissen, de onafhankelijke Palestijnse staat kunnen uitroepen. Hij heeft gezegd en herhaald dat hij dat zal doen. Maar hij staat onder grote druk – van de VS, van de Europese Unie, van de buurlanden en van het Israëlische vredeskamp – om het niet te doen. Wellicht doet hij het niet, misschien doet hij het wel.

Doet hij het wel, dan heeft Israëls premier Benyamin Netanyahu met een woeste Israëlische vergelding gedreigd. De Oslo-akkoorden zullen dan, de door unilaterale actie van de Palestijnse “terroristen”, vervallen zijn, Netanyahu zal ze verscheuren en wat nog rest van de Bezette Gebieden annexeren. Daarmee zal hij naar de verkiezingen gaan, en die winnen.

Maar doet Arafat het niet, dan zal Bibi Netanyahu dààrmee naar de verkiezingen gaan. En campagne voeren rond het thema dat hij de Palestijnen hun lesje geleerd heeft en dat ze voortaan met heel wat minder praats en verwachtingen naar de onderhandelingen zullen komen. Misschien kan hij ook daarmee winnen.

Op maandag 17 mei houdt Israël algemene verkiezingen: parlementsverkiezingen voor de Knesset, plus de rechtstreekse verkiezing van een eerste minister. Al wat het land heeft, wordt daarvoor in het geweer gebracht. Het is een verscheurd land dat naar de krachtproef gaat. Een opsomming van de meningsverschillen die de Israëlische maatschappij verdelen, zou het kader van dit artikel te buiten gaan, maar zou het joodse gezegde, “Als je twee joden bijeen hebt, heb je drie tegenstrijdige meningen”, ten volle illustreren.

Op het eerste plan, ook in het achterhoofd van wie er niet direct over spreekt, staat het vredesproces. Daarover is men het niet eens. Vaagheid en dubbelzinnigheid loeren overal. Toen Benyamin “Bibi” Netanyahu in juni 1996 de verkiezingen won tegen Labours Shimon Peres, had het vredesproces al te lijden van frustraties en sabotage. Drie jaar later onder Netanyahu’s leiding lijkt het vaak op sterven na dood.

Weliswaar was Netanyahu naar de verkiezingen gestapt met de slogan dat hij het vredesproces wou voortzetten, maar dan aan een langzamer tempo en met de veiligheid van Israël als prioriteit. Dat liet mensen die hem bleven verdedigen toe aan te voeren dat hij dat wellicht ook doet. Door het akkoord met de Palestijnen over Hebron af te sluiten en daarna ook de troepenterugtrekking die daaraan vastzat uit te voeren, ondertekende hij op zijn beurt de akkoorden van Oslo, en bracht hij de ontbrekende, rechterhelft van de Israëlische maatschappij in het vredesproces.

Deze redenering wordt ook door meer optimistische Palestijnse leiders als Aboe Mazen en Nabil Shaath gebruikt. En door Israëli’s die vrezen dat de travaillistische partij, geleid door de bepaald niet inspirerende Ehud Barak, ook deze verkiezingen zal verliezen. Bibi Netanyahu is zo’n opportunist, zeggen die, dat hij na de verkiezingen, ook als hij ze wint, een regering van nationale eenheid zal maken en vooruitgaan met het vredesproces. En eigenlijk schijnen ook de settlers, de joodse kolonisten in de Bezette Gebieden van de Westbank, Oost-Jeruzalem en de Gaza-strook, en hun uiterst rechtse bondgenoten dat te denken, en ook dat zij dan het kind van de rekening zullen worden. Hoe anders te verklaren dat Likoed-“intellectueel” Benny Begin in revolte van de partij is afgescheurd en met een eigen, uiterst rechtse, partij opkomt, drijvend op de argwaan van de kolonisten? Of minister van Buitenlandse Zaken Ariël Sharon, veteraan havik bij uitstek, die de settlers opriep om de heuveltoppen van de Westbank te bezetten, zodat Netanyahu die dan alvast niet meer aan de Arabieren kan geven?

ISRAEL ZOEKT EEN DE GAULLE

Maar het feit dat zoveel mensen op de rechtervleugel Bibi niet meer vertrouwen, wil nog niet zeggen dat het meer vredelievende centrum, of de linkervleugel, op hem kunnen bouwen. Want wat zal dat dan voor een vrede zijn, die hij kan sluiten? Bij monde van verlichte Palestijnen en eigenlijk ook van veel Israëli’s is Israël op zoek naar zijn De Gaulle. Onder verstaan: de rechtse politicus, de havik, die de Algerijnse oorlog stopzet door Algerije af te geven. Maar dat Bibi een Charles de Gaulle zou zijn? Er zijn er niet veel die dat durven beweren.

Dus valt de partij uiteen. Ze is nooit heel hecht geweest, een amalgaam van kleinere formaties rond de Herut-partij: het Likoed-blok. Ze drijft sociologisch op de rancunes uit een àndere typisch Israëlische kloof: die tussen asjkenazimse en sefardische joden. Het woord asjkenazim wil zeggen Duitser. De asjkenazims zijn joden die uit het noorden van Europa en Oost-Europa komen en in Israël in de pioniersjaren van de Arbeiderspartij een elite gingen vormen die bijna voortdurend aan de macht was, met alle gevolgen van dien. (Dit is een verkorte en schematische beschrijving, zoals een gematigde tegenstander ze misschien zou geven.) De sefardische joden zijn in grote lijnen uit de Arabische wereld afkomstig. Je kan moeilijk zeggen dat ze in Israël tweedeklasburgers zijn, al zeggen ze dat zelf wèl, maar helemaal asjkenazim zijn ze toch ook niet.

Was, dus, de Arbeiderspartij traditioneel asjkenazim, de Likoed haalt zijn stemmen bij de sefarden. Hoewel de top van de partij dat niet weerspiegelt. Wat, onder andere, Ariël Sharon bij de verkiezingspoll van de partij ernstig parten gespeeld heeft: hij werd naar ergens achteraan de lijst verbannen.

De kloof tussen sefardische proletariërs die rechts stemmen, en asjkenazimse intellectuelen die links stemmen, en hoe die gebruikt kan worden in de politiek, speelt een grote rol in het spel van defecties van de Likoed.

Dat begon al met David Levy. Die wist bij premier Netanyahu de portefeuille van Buitenlandse Zaken te veroveren met het dreigement dat hij anders een eigen sefardische partij zou beginnen. Hij werd minister van Buitenlandse Zaken, maar is er nu toch uitgestapt en voor zichzelf begonnen.

Na de Levy-affaire verloor Netanyahu – zijn regeringstermijn staat bol van de “affaires” die hij al dan niet onschadelijk kon maken – een na een zijn beste ministers. Dan Meridor, ex-Financiën, sloeg de deur achter zich dicht toen hij vond dat hij bij zijn vrienden de regering waar hij inzat, niet meer kon verdedigen. Yitzhak Mordechai van Defensie hield het voor bekeken en is nu presidentskandidaat: tegen Bibi, voor de nieuwe partij. Hij is de kandidaat omdat hij een sefardi is en kan hopen de sefardische stemmen bij de Likoed weg te halen.

De nieuwe partij is de Centrumpartij. Ze is opgericht, eind vorig jaar, door topfiguren van de Likoed die het bij Bibi Netanyahu niet meer zagen zitten. Volgens veel spottende Israëli’s is dàt trouwens het enige dat ze gemeen hebben. In een politiek landschap dat sinds jaar en dag bijna exact in twee helften verdeeld is tussen Labour en Likoed – met wat kruimels voor een pakje zeer kleine partijen, die zo een onevenredig grote rol in regeringscoalities konden spelen -, is de nieuwe partij de grote onbekende, de tijdbom onder de traditionele politiek. Gaan ze stemmen halen? En wààr gaan ze die stemmen halen? Bij Likoed of bij Labour? Niemand die het weet.

HET CHARISMA VAN EEN KOFFIEKAN

Vooral omdat de Labour Party weer in moeilijkheden verkeert. De oude leider Shimon Peres, de veteraan die altijd zijn verkiezingen verliest, heeft zich als partijleider en kandidaat moeten laten opvolgen door Ehud Barak, een meer machistisch figuur met een militaire achtergrond. Helaas blijkt Barak in deze om moedige beslissingen vragende tijden politiek zeer timide. In zijn zorg om het centrum van het electoraat te bespelen, komt hij voor het vredesproces met de Palestijnen met een programma dat van de Likoed had kunnen zijn. In momenten van wanhoop vragen Labour-aanhangers zich wel af of dat programma alleen maar dient om stemmen uit het centrum aan te trekken, en of hij dat dan zal verloochenen op het moment dat hij verkozen is. En hoe hij dààrbij dan te werk zal gaan. Daarbij is hij een slechte spreker en heeft het charisma van een koffiekan – terwijl zijn tegenstander, Netanyahu, bij al zijn negatieve punten, juist dàt, charisma en de gave van het woord, in overvloed heeft.

Vandaar het belang van centrumkandidaat Mordechai, die aan de één of de ander de doorslag zou kunnen geven. In peilingen bleek algauw dat, als Barak zou terugtreden en oproepen om voor de centrumpartij te stemmen, Mordechai het moeiteloos tegen Netanyahu zou halen. Maar dat was niet echt een realistische optie.

Er zijn nog andere tegenstellingen die in acht moeten worden genomen. Die tussen leken en religieuzen wordt hoe langer hoe nijpender. Zondag 14 februari werden in Jeruzalem twee betogingen gehouden. Tussen de 250.000 en de 300.000 “Zwarte Mannen” (en hun vrouwen) – dat zijn de zeer vrome ultra-orthodoxen – hielden een “gebedsstonde” in protest “tegen de sluipende staatsgreep van het hooggerechtshof”. Het hof wordt ervan beschuldigd de religieuze grondvesten van de jodenstaat aan te tasten en, eigenlijk, aan een lekenstaat te werken. Driehonderd meter van de “zwarte” manifestatie verwijderd, hielden links en leke-Israël een tegenbetoging die rond de vijftigduizend mensen bijeenbracht. Niet genoeg tegen de zwarte vloedgolf, wel genoeg om na afloop voor verhitte discussies te zorgen: “Bedoel jij dat het jou niet kan verdommen dat je naar de hel gaat?”

Electoraal stellen de Zwarte Mannen misschien niet veel voor. Maar de religieuze partijen, die een onevenredig grote stem hebben in het politieke gebeuren, zijn gevoelig voor de argumenten van de settlers en situeren zich bijna allemaal buiten de democratie ( “God is niet democratisch”), en dus aan de uiterste rechterkant van het Israëlische spectrum.

Op al deze vlakken tegelijk speelt zich de verkiezingscampagne af. En dan zijn er nog de ingeweken Russen en de Ethiopiërs: de eersten met velen, de anderen met weinig, maar ze hebben gemeen dat ze niet inzien waarom men aan Arabieren concessies zou doen. Anderzijds heb je de bewegingen voor terugtrekking van de troepen uit Libanon: de Vier Moeders, en andere groepen. Want het vredesproces betreft niet alleen de relatie met de Palestijnen. Elke maand vallen er wel Israëlische doden in Zuid-Libanon omdat het vredesproces met Syrië bevroren blijft. De weerstand daartegen groeit zienderogen, maar de oplossing – het teruggeven van de Golan-hoogvlakte aan Syrië in ruil voor vrede – vereist moedige (en ook electoraal moedige) beslissingen, die men in deze fase van premier Netanyahu niet moet verwachten.

Integendeel. Bibi heeft in de laatste twee maanden voor de verkiezingen alle registers opengetrokken. Peace Now meldt 19 nieuwe kolonies in de Westbank sinds de ondertekening van het Wye-memorandum: ondanks de toezegging van Israël toen – niet aan de Palestijnen, aan de Amerikanen – dat de settlerkwestie bevroren zou worden. In Jeruzalem wordt een koortsachtige anti-Arabierenpolitiek gevoerd met pesterijen, onteigeningen, bezettingen, confisquering van identiteitskaarten en wat dies meer zij. Op de Westbank zijn de kolonistenorganisaties, die het uiteindelijke akkoord met de Palestijnen hoe dan ook op zich af zien komen, begonnen alle heuvels te pakken die ze maar krijgen kunnen. Hiermee denken ze voldongen feiten te scheppen die de PNA niet ongedaan zal kunnen maken, en zo de Palestijnse staat feitelijk onmogelijk te maken. Hun logica kan pervers lijken, maar hij wordt zelden tegengesproken. Netanyahu voert campagne bij de settlers: als ze voor hem stemmen, blijven hun inplantingen ongemoeid, zegt hij. Maar ook Barak zal men niet horen zeggen dat kolonisten uit de Gebieden weg moeten of geen subsidies meer zullen krijgen. En Dan Meridor, van de Centrumpartij, heeft het over een noodzakelijk realisme, wat inhoudt dat de grenzen rond de grootste inplantingen-blokken hertekend zullen moeten worden. Realisme, meer aan de Palestijnse kant dan.

DE AFSTAND VAN SMALLE SPLETEN

Dan Meridor is de intellectueel van de groep, de welbespraakte tegenhanger van de woordenkarige militair Yitzhak Mordechai, ex-minister van Financiën in plaats van ex-burgemeester, zij het dan van Tel Aviv, zoals Roni Milo. Hij komt uit een principieel Likoed-nest: mensen van de Herut-partij, lieden met principes, rechtlijnig, zuiver. Dat was zo in de tijd van Menachem Begin en Itzhak Shamir, toen Israël nog uit twee blokken bestond: de Arbeiderspartij die zo lang de staat gemonopoliseerd had, en haar oppositie. Die oppositie, dat was de Likoed.

“De Likoed”, zegt Dan Meridor in zijn pas geopende partijhuis in Tel Aviv, “was voor mij de partij die probeerde twee ogenschijnlijk tegenstrijdige elementen te combineren. De liberale aanpak van mensenrechten, rechtsstaat, individuele rechten en de centrale positie van de mens enerzijds, en de nationale aanpak anderzijds. Liberaal en nationaal tegelijk, een interessante combinatie die in Europa in de negentiende eeuw wel opgeld maakte, maar sinds vijftig jaar veel minder. Maar in Israël is de nationale kwestie heel belangrijk omdat wij nog een natie aan het bouwen zijn: in het gezicht van vijanden, Arabieren en anderen, en vanwege honderd jaar zionisme. Nu is het in zo’n omgeving heel gemakkelijk om een nationalistische partij te worden, alle nadruk te leggen op het nationale belang, de mensenrechten enzovoort maar te vergeten. Anderzijds raakt men gemakkelijk uitsluitend in de ban van het individu, met verwaarlozing van de noden van de collectiviteit, van de natie om zo te zeggen. Van bij zijn begin, tientallen jaren geleden, heeft de Likoed geprobeerd de twee te combineren. Het nationaal belang hoog in ons vaandel, strijdend voor de heropbouw van het joodse thuisland voor het joodse volk, bereid geweld te gebruiken om ons land te verdedigen… En tegelijk voor een liberale democratie met de nadruk op mensenrechten. Voor mij was dat de Likoed. Voor andere mensen kan het iets anders zijn. En onder Begin en Shamir was de Likoed voor veel mensen – ook als ze het met de partij niet eens waren – een partij van principes, niet zozeer van manipulatie of politieke intriges in de slechte zin van het woord.”

“In de jaren dat we aan de macht waren, zijn er natuurlijk fenomenen van corruptie geweest. Maar er was een principieel verschil tussen ons en de Labour Party, op verschillende gebieden. Maar gaandeweg is die afstand tussen de twee partijen geslonken en vernauwd tot smalle spleten. Van de verschillen bleef niet veel over. Eén verschil ging over de economische politiek: wij voor de vrije markt, Labour voor het socialisme. Ik geloof niet dat veel mensen bij Labour het nog over socialisme hebben in de oorspronkelijke zin van het woord. Ze gaan er prat op dat de economie geprivatiseerd is en dat de vrije markt heerst. Dus, in economische ideologie kan je niet zeggen dat er nog een groot onderscheid is tussen ons. Dat is voorbij. Ook in sociale reflexen is er niet meer zoveel verschil. In defensie… Ik was minister van Justitie in de regering van nationale eenheid waar Yitzhak Rabin minister van Defensie was. We waren goede vrienden, maar we maakten ruzie. Hij verweet me dat ik te zacht was, omdat ik niet wou toestaan dat het leger geweld gebruikte om de Intifada te breken. Ik was tegen bepaalde orders om te schieten, tegen de afbraak van huizen… Wie was dan rechts, en wie was links? Zeggen dat Labour zacht was en Likoed hard, is de waarheid niet.”

ZELFS DE DUIF IS EEN BEETJE HAVIK

Dan Meridor vervolgt. “En ten slotte het vredesproces. Dat was niet het minste verschil. Zestig jaar geleden al, in de jaren dertig, toen het eerste verdelingsplan voorgesteld werd aan de joodse idealisten in Palestina, was men al verdeeld. Onze mensen wilden het hele land Israël, wilden geen duimbreed ervan aan de Arabieren laten. Ook al waren ze voor mensenrechten en zo, land wilden ze niet opgeven. Aan de Labour-kant won in de loop der jaren de idee veld het land te verdelen. Na 1967 raakten velen in de linkervleugel ervan overtuigd dat men al het land dat in 1967 veroverd was, moest opgeven in ruil voor vrede. Nu, denk ik, heeft de realiteit zich stilaan opgedrongen aan beide kampen en heeft ze de stellingen veranderd. Zelfs de radicaalste duiven bij Labour – Yossi Beilin bijvoorbeeld – willen niet van een vrede weten die meer dan de helft van de joodse kolonisten zou ontwortelen, of buiten Israëlische soevereiniteit laten.”

“Anders gezegd, de Arabieren moeten aanvaarden dat Israël zijn soevereiniteit uitbreidt over de meerderheid van de kolonisten. En hij is dus een duif: er zijn in zijn partij ook haviken. Dus, zij zien in dat we naar een compromis moeten, niet terug naar de onverdedigbare en gevaarlijke grenzen van voor 1967. Wat dat compromis moet worden is moeilijk te zeggen. Aan de Likoed-kant, na de ondertekening en partiële uitvoering van Oslo, ging ik inzien dat ons idee van uitsluitend persoonlijke autonomie, zonder overdracht van territorium, niet kan werken. Wij leven in een andere wereld, een wereld van compromissen, ook territoriale compromissen. Teruggaan naar Gaza en ze persoonlijke autonomie aanbieden zoals Begin deed in 1977, is buiten de realiteit staan. Zo werden wij ook gedwongen door de realiteit onze standpunten aan te passen – Shamir niet, en Benny Begin ook niet, maar de meerderheid wel. We zullen moeten vechten voor een goed compromis, waarbij we niet te veel opgeven maar alleen wat we moeten. En de Likoed heeft aanvaard dat dat compromis er moet komen.”

“Dus, er is iets gebeurd in de Likoed, en de grote verschillen die bestonden met Labour zijn veel kleiner geworden. Daarbij kwam dat ik het meer en meer oneens was met de politiek van Netanyahu. Als minister van Financiën vond ik dat hij vergissingen beging. Maar dat was het ergste niet. Het was het regime dat me begon tegen te steken. Ik vond dat de democratie en de rechtsstaat, de verdraagzaamheid, de fundamentele waarden van de Israëlische maatschappij bedreigd werden door het gedrag van een eerste minister die ik niet meer vertrouwde, en voor wiens politiek ik een beetje de rol van vijgenblad begon te spelen. Mensen die mij kenden, kwamen me vertellen: wij weten ook niet wat daar gaande is, maar zolang jij erbij bent, weten we dat we gerust kunnen slapen. Ik weet nog goed dat ik begon te antwoorden dat ze geen enkele reden hadden om zo te denken. Zo verwerd de politiek tot een onvruchtbaar land waar de waarheid niet meer gezegd werd, en leugens wel. En waar beloften niet meer gehouden moesten worden, het cynisme om zich heen greep en een algemene atmosfeer ging heersen dat het imago van wat je deed belangrijk was, niet de realiteit. De mensen kennen je niet als ze naar de stembus gaan. Ze stemmen voor een imago. Dus wat telt, is je imago. Wel. Ik vond dat ik daar niet meer bij hoorde, en ik nam ontslag als minister van Financiën en uit de regering. En in het anderhalve jaar van wachten, zijn andere mensen uit de Likoed me gevolgd. De partij niet, maar verschillende mensen wel.”

En daar gaan ze, Dan Meridor en zijn kandidaat, Yitzhak Mordechai, Roni Milo, de burgemeester, en ex-stafchef Amnon Lipkin-Shahak. De laatste manoeuvres voor de eerste verkiezingsronde worden voorbereid: wie gaat aan welke kant eindigen en, vooral, met welk programma? Komt er een eenheidsfront voor vrede, tegen Bibi Netanyahu? En wat voor vrede dan? Deze laatste weken zijn voor Israël een moment van opgeheven tijd, een moment van weifeling.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content