info : De auteur is politiek commentator bij het Amerikaanse weekblad Newsweek.

Twee weken geleden werd Mahmoud Madaen omgebracht. De groep die de moord via internet opeiste, liet weten dat zij Madaen heeft gedood omdat hij een vertegenwoordiger was van de grootayatollah Ali Al-Sistani – de meest gerespecteerde sjiitische leider in Irak. Het is niet de eerste keer dat Iraakse rebellen gezaghebbende sjiieten viseren en zo onenigheid trachten te zaaien tussen sjiieten en soennieten.

Voorspellen hoe de toestand in Irak de komende maanden verder kan ontsporen, is dan ook makkelijk: de verkiezingen gaan door en consolideren de scheidingslijnen tussen de verschillende bevolkingsgroepen – sjiieten, soennieten en Koerden; de sjiieten behalen de meerderheid, waarop vooral de soennieten zich benadeeld voelen; dat sterkt hen in hun rebellie en ‘rechtvaardigt’ aanvallen op sjiitische leiders; de sjiieten nemen wraak; en dan begint de Iraakse burgeroorlog. Een dergelijk scenario heeft zich eerder al in andere landen voltrokken. Eén cruciale fase heeft Irak evenwel nog niet doorlopen: de wraak van de sjiieten. Die houden zich totnogtoe gedeisd. Niet uit puur altruïsme, maar omdat zij weten dat een vredevolle en democratische politiek hen naar de macht zal leiden. Wat hun motief ook moge zijn, door hun huidige strategie kunnen de sjiieten volledige anarchie in Irak voorkomen.

Die sjiitische terughoudendheid kwam er dankzij Ali Al-Sistani. Mensen die de 74-jarige grootayatollah al hebben ontmoet, beschrijven hem als een zeer intelligent en erudiet man. En hoewel hij zijn huis in Najaf de afgelopen twintig jaar bijna nooit heeft verlaten, is hij zeer goed op de hoogte van wat zich daarbuiten afspeelt. Bovendien heeft Al-Sistani de buitengewone gave om zijn macht voorzichtig, maar effectief te gebruiken. In elke onderhandeling – met de Verenigde Staten, met Moqtada Al-Sadr, met verschillende sjiitische groeperingen – haalde hij zijn gelijk.

Hoeveel macht Ali Al-Sistani werkelijk heeft, zal na de verkiezingen blijken.

Het nieuwe Iraakse bestuur zal niet alleen wetten uitschrijven, maar ook een grondwet goedkeuren. Bij dat laatste moeten vertegenwoordigers uit alle lagen van de maatschappij worden betrokken – ongeacht de verkiezingsuitslag. De regering zal geconfronteerd worden met een sterke rebellie. De soennieten aan de kant zetten, lost niets op. Maar ook de Koerden verdienen aandacht. Een agressieve sjiitische strategie kan immers leiden tot een stilzwijgende alliantie tussen soennieten en Koerden. De angst voor een burgeroorlog – tussen sjiieten, soennieten en Koerden – moet kunnen worden omgebogen tot een kracht die het land naar pluralisme leidt.

De aanpak van de opstandelingen vraagt voorzichtigheid. De Amerikanen ontbonden het Iraakse leger en de ambtenarij – waarin de soennieten oververtegenwoordigd waren. Ze stelden wetten op zonder de aanhangers van de Baathpartij – meestal soennieten – erbij te betrekken. En ze beloofden verkiezingen waarin iedereen wist dat de soennieten een minderheid zouden uitmaken. De Verenigde Staten rechtvaardigden al die acties vanuit een ideologisch perspectief: op weg naar vrijheid. Maar veel Iraki’s benaderen die strategie vanuit een sektarisch gezichtspunt, als anti-soennitisch. Die methode leidde dan ook tot een almaar sterkere, oncontroleerbare rebellie. Militair optreden bracht niets op. De politiek moet soelaas brengen.

Ook hier weer toonde Ali Al-Sistani zich wijs door te laten weten dat ‘de vertegenwoordiging van onze soennitische broeders in het toekomstige bestuur effectief moet zijn, ongeacht de verkiezingsuitslag’. Of zoals een Iraaks politicus zei: ‘Er zijn momenteel twee grootayatollahs die Irak regeren: Ali Al-Sistani en Bush. De meesten onder ons vinden Al-Sistani rationeler.’

Fareed Zakaria

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content