In 2005 moet een definitieve beslissing vallen over de onafhankelijkheid van de Servische provincie Kosovo. Een omvangrijke NAVO-troepenmacht houdt er intussen al meer dan vijf jaar de Albanese en de Servische bevolking in toom. Een bezoek aan de Belgische militairen in Mitrovica.

Weinig bouwsels overtreffen de symboliek van de Austerlitz-brug in Mitrovica. Ze overspant de Ibar-rivier, die het troosteloze stadje in tweeën snijdt. Ten zuiden van de rivier wonen voornamelijk etnische Albanezen, het noorden van de stad is bijna homogeen Servisch gebied. De brug wordt dag en nacht bewaakt door NAVO-soldaten. De NAVO beschikt in heel Kosovo over 17.000 manschappen. De sector rond Mitrovica wordt geleid door een Franse brigadegeneraal, die 3560 militairen onder zijn hoede heeft. Daarbij ook de 230 Belgen en Luxemburgers die gelegerd zijn op de basis Belvédère, net buiten de stad.

In Mitrovica zelf heerst vandaag een spookachtige rust. De Belgische militairen die de wacht optrekken bij een andere brug over de Ibar, hebben vooral last van de koude, de verveling en het onvermijdelijke heimwee. ‘Vooral als je hier ’s nachts alleen in het donker staat, is het soms zwaar’, vertelt een jonge soldaat. ‘Dan beweegt er niets of niemand, heb je tijd om na te denken… Ja, dan is het toch goed dat we maar vier maanden van huis zijn.’ Hij glimlacht. ‘Ach, eigenlijk valt het wel mee, hoor. En het is ook niet zo erg dat het soms wat té rustig is. Beter dat dan wat er hier in maart is gebeurd.’

In maart van vorig jaar probeerde een woedende Albanese menigte de Ibar over te steken om wraak te nemen voor de dood van drie Albanese kinderen. Die waren verdronken in de rivier, volgens de Kosovaarse televisie nadat Serviërs hen daar met een hond in hadden gedreven. De Belgische militairen waren als eerste ter plaatse en werden spoedig versterkt door Franse eenheden. Hoewel de Servische betrokkenheid onbewezen was, verspreidde de Albanese volkswoede zich razendsnel over heel Kosovo. De opgekropte frustratie mondde uit in vandalisme en fysiek geweld tegen de Servische minderheid. Servische monumenten en kloosters werden platgebrand, huizen en flatgebouwen van Serviërs bestormd. In totaal vielen er op drie dagen tijd 19 doden en meer dan 600 gewonden. 3600 mensen werden uit hun huis verdreven.

Kosovo is al langer een etnisch gemengde entiteit. In de Joegoslavische tijd genoot de regio daarom een semi-autonome status, als aparte provincie in de deelrepubliek Servië. Na de dood van de communistische leider Tito (1980), toen het presidentschap van de Joegoslavische Federatie een tijdje roteerde, mocht Kosovo zelfs gedurende één jaar de federale president leveren. Ook toen al vormden de etnische Albanezen de meerderheid. Anno 2004 bestaat nog slechts 5 procent van de Kosovaarse bevolking uit Serviërs, tegen 90 procent Albanezen. En die laatsten willen maar één ding: onafhankelijkheid van Servië-Montenegro, liefst zo snel mogelijk.

Het is tweede kerstdag. De basis Belvédère in Mitrovica krijgt vandaag bezoek van minister van Defensie André Flahaut (PS). Hij komt de Belgische en Luxemburgse militairen van Belukos-17 een hart onder de riem steken. ‘Het is echt wel positief dat hij hier is’, vertrouwt een van de militairen ons na de officiële ontvangst toe. ‘Begin december zijn we hier gearriveerd. Met sinterklaas waren we dus al niet meer bij ons gezin. En Kerstmis en nieuwjaar moeten ze thuis ook zonder ons vieren dit jaar. Dat de minister dan toch de moeite neemt om op 26 december tot hier te komen, bewijst dat hij daar begrip voor heeft.’

Belukos-17 heeft onder meer als opdracht om illegale wapens in beslag te nemen. Veel Kosovaarse burgers, zowel de Serviërs als de Albanezen, verbergen nog altijd vuurwapens in of rondom hun huis. Voor het geval dat… ‘De meesten willen een wapen bij de hand hebben omdat ze gewoon doodsbang zijn’, vertelt een Belgische artillerist die deelneemt aan de zoekacties. ‘Als we bij iemand een kalasjnikov vinden, vragen ze vaak of ze die alstublieft zouden mogen houden, omdat ze zich anders niet meer veilig voelen. Alleen: zolang iedereen zijn wapens bij zich houdt, zal het hier nooit helemaal veilig zijn. Dat is op zo’n moment natuurlijk moeilijk uit te leggen. Temeer omdat je de Serviër van wie je een verborgen geweer afpakt, niet kunt garanderen dat je het schiettuig van zijn Albanese dorpsgenoot ook zult vinden.’

Audi’s en Mercedessen

De rellen van maart 2004 hebben het vertrouwen tussen de gemeenschappen weinig goed gedaan. Vooral de Serviërs geloven niet meer dat zij afdoende beschermd worden door de NAVO-soldaten, en zeker niet door de plaatselijke politie, hoewel die zo veel mogelijk etnischgemengd opereert, met zowel Serviërs als Albanezen. Veel Servische gezinnen hebben de jongste jaren de wijk genomen, weg uit Kosovo. De achterblijvers zijn ofwel hardliners die de strijd om hun land niet willen opgeven, ofwel oudjes, die elders geen leven meer kunnen opbouwen. Veel heeft ook te maken met de wankele economische toestand van Kosovo. Van de iets meer dan 2 miljoen Kosovaren zit sowieso al 70 procent zonder werk, maar in de Servische gebieden ligt dat percentage nog hoger.

Economisch is Kosovo niet erg florissant. Buitenlandse investeerders blijven weg vanwege de politieke instabiliteit en het gebrek aan rechtszekerheid. ‘Slechts één derde van de inkomsten van Kosovo is afkomstig van de plaatselijke productie’, zegt een Belgische diplomaat ter plaatse. ‘Nog een derde is geld dat de Kosovaarse uitwijkelingen naar hier sturen, en de rest komt van wat de internationale organisaties en hun buitenlands personeel bij de lokale handelaars spenderen.’

De talloze tankstationnetjes, carwashes en autogarages langs de weg lijken inderdaad vooral op buitenlandse klanten gericht – of op die enkele Kosovaren die er wel in slagen om fortuin te maken in dit economische niemandsland. De link met maffieuze praktijken ligt voor de hand. Ook de Belukos-militairen met wie we meerijden, wijzen onderweg vaak grappend op luxueuze Audi’s en fonkelnieuwe Mercedessen.

Maar er is ook hoop. Het aantal bedrijfjes mag dan niet groot zijn, en grote fabrieken quasi onbestaande, toch is er al veel meer economische activiteit zichtbaar dan enkele jaren geleden. Hier en daar komen kleine ondernemingen van de grond en er worden opvallend veel nieuwe huizen gebouwd. Het is per slot van rekening nog maar vijf jaar geleden dat het leger van klein-Joegoslavië (het huidige Servië-Montenegro), dat de opstandige provincie met geweld tot de orde kwam roepen, na veel NAVO-bommen buiten werd geschopt.

Sindsdien besturen de Verenigde Naties Kosovo als een internationaal protectoraat. Beetje bij beetje worden echter bevoegdheden overgedragen aan de Kosovaarse overheid, die stilaan volwassen wordt. De parlementsverkiezingen van oktober 2004 verliepen geweldloos, en over enkele maanden beslissen de grootmachten over een definitief statuut voor de provincie. Voor de Kosovaren is de volledige onafhankelijkheid de enige mogelijke uitkomst, maar in Belgrado denken ze daar anders over – het verlies van Kosovo zou het politieke extremisme in Servië nog verder aanwakkeren. De VN en de NAVO beseffen dat, maar worden gegijzeld door de Kosovaarse massa, die de onafhankelijkheid desnoods met nieuw geweld wil afdwingen. De rellen van maart 2004 waren in dat opzicht een overduidelijk signaal.

De Belgische militairen in Mitrovica hopen vanzelfsprekend dat het niet zover hoeft te komen, maar zijn op het ergste voorbereid. Commandant Bart Haccuria: ‘Vandaag lijkt de toestand hier onder controle. Maar de vlam kan elk moment in de pan slaan. Ik houd mijn hart vast voor maart. Dan begint de lente en komen de mensen weer meer op straat. Een kleine vonk kan dan voldoende zijn.’

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content