De beroemde Amerikaanse investeerder Jim Rogers heeft het altijd al voor grondstoffen gehad. Vandaag ziet hij geen reden om van koers te veranderen. Volgens Rogers is olie nog steeds het zwarte goud.
Als je het corrigeert voor inflatie, kost olie ongeveer hetzelfde als in 1976. Of als in 1870. Waarom loopt u er dan zo hoog mee op?
JIM ROGERS: Je kunt momenteel van zowat om het even welk aandeel zeggen dat het staat waar het in de jaren zeventig stond. En wat dan nog? Intussen zijn er nog altijd perioden van 15 tot 20 jaar waarin grondstoffen, aandelen en andere effecten stevig in waarde stijgen. In 1987 klapten aandelen 40 tot 80 procent in elkaar. Maar wie slim genoeg was om ze niet te dumpen, scoorde in de daaropvolgende decade rendementen van 1000 procent. Het gaat erom dat je net van die perioden profiteert om wat geld te verdienen.
Wat is op dit ogenblik het sterkste argument voor grondstoffen?
ROGERS: Het krapper worden van het aanbod. Er wordt al 35 jaar weinig geïnvesteerd in productiecapaciteit. Sinds 40 jaar is er geen olieveld van betekenis meer ontdekt. Volgens het Internationaal Energie- agentschap lopen de olie- reserves drastisch terug. Tegen dit tempo blijft er over 20 jaar geen olie meer over. Wie de komende 20 jaar geld wil verdienen, moet in grondstoffen zitten. Dat is de enige waarde waarvoor de fundamentele indicatoren positief staan.
Kunnen grondstoffen ons indekken tegen inflatie?
ROGERS: Absoluut. Dit is de allereerste keer in de geschiedenis dat alle centrale banken in de wereld tegelijkertijd geld bijdrukken. Er komt dus ongetwijfeld een moment dat de consumptieprijzen door het dak gaan schieten.
Speelt de verdere groei van China een rol in uw redenering?
ROGERS: De Chinese economie stelt niets voor in vergelijking met de Amerikaanse. Wie beweert dat de stijging van de grondstofprijzen veroorzaakt wordt door de groei van de Chinese economie, heeft zijn huiswerk niet goed gemaakt. In de jaren 70 zaten we overal in een recessie, maar desalniettemin liep de oliebevoorrading terug en stegen de prijzen. Van Azië was toen helemaal nog geen sprake, in China was Mao nog aan de macht. Vandaag tellen er in Azië drie miljard mensen mee, maar meer dan een bijkomende factor is dat niet.
Moeten we binnenkort dan een nieuwe opstoot van de voedselprijzen verwachten?
ROGERS: Ongetwijfeld. Het beste wat je kunt doen, is naar een landbouwland verhuizen en met een boer trouwen. Het zijn heus niet altijd de geldschieters die het voor het zeggen hebben. Vóór 1980 was Wall Street tientallen jaren lang een achterbuurt. En dat zal het opnieuw worden. Met een Lamborghini rijden zal weggelegd zijn voor de boeren, de traders zullen met tractoren moeten leren rijden.
Intussen boekt de technologie veel vooruitgang. Ook een nieuwe groene revolutie zou de prijzen kunnen doen kelderen.
ROGERS: Aan elke stierenmarkt (stijgende markt, nvdr.), ook die van de grondstoffen, komt op zeker ogenblik een einde. Maar wie gelooft dat we nu al in de buurt van het omslagpunt zitten, moet nog maar eens nadenken. Zelfs als iedereen in de hele wereld zou beslissen om een windmolen op zijn dak te zetten, duurt het nog tientallen jaren vooraleer dat de dingen echt grondig verandert. Intussen moet je je geld toch ergens instoppen. Zeker nu we net geleerd hebben dat zelfs cash zijn waarde kan verliezen.
© Newsweek/Bewerking: L.B.