De Nederlandse hoogleraar Albert Osterhaus is misschien wel de bekendste viroloog ter wereld. Hij verzamelt nieuwe virussen als trofeeën. Hij speelde een cruciale rol bij de ontdekking van het virus dat de longziekte sars veroorzaakt. Een gesprek over de dreiging die virussen voor de mensheid betekenen.

Een krap bureau met uitzicht op de Rotterdamse haven – symbool van het wereldverkeer dat virussen zoveel kansen op een lift biedt. Een hectisch leven dat slingert tussen extremen als onderzoek in dierentuinen naar vaccins om bedreigde diersoorten te beschermen en snelle experimenten met apen om virussen te identificeren die een gevaar voor de mensheid betekenen.

Zelfs aan zijn gedrag is te merken dat Albert Osterhaus, die sinds een dik jaar in Antwerpen woont, een druk leven leidt. De ene sigaret na de andere, een broodje tussendoor tijdens het gesprek, en een spreektempo dat de luisteraar in staccato meeneemt van het ene virus naar het andere. Tijd is de voornaamste beperkende factor in het leven van viroloog Osterhaus, naast het feit dat Nederland nog altijd niet over alle vergunningen beschikt om eindelijk te beginnen met de bouw van zijn grote droom: een superbeveiligd laboratorium waarin hij kan experimenteren met de gevaarlijkste virussen.

Toch leek hij aanvankelijk niet in de wieg gelegd om virusonderzoek bij mensen te doen. Osterhaus is van vorming dierenarts, en promoveerde op een onderzoek naar een soms dodelijk virus van katten, een coronavirus van een groep die bij mensen lichte verkoudheden veroorzaakt, maar die totaal onverwacht ook de variant leverde die het severe acute respiratory syndrom veroorzaakte, ondertussen genoegzaam bekend als ‘sars’: de longziekte die de wereld een tijdlang in haar ban hield omdat ze tot een wereldwijde epidemie dreigde uit te groeien.

Osterhaus vergaarde wereldbekendheid toen zijn groep bewees dat het nieuw ontdekte virus de oorzaak was van sars, en toen ze kort daarop zelfs het eerste werkzame geneesmiddel tegen de ziekte identificeerde. Sars is een van de vele virusziekten die de sprong maakten van dier naar mens – zoals ook aids, griep of de mazelen – en die eveneens de potentie had om een ravage aan te richten in een grotendeels onbeschermde bevolking.

Had u een voorsprong in het onderzoek naar sars omdat u met dieren werkte?

ALBERT OSTERHAUS: Dat speelde zeker een rol. Het bewijst natuurlijk dat fundamenteel onderzoek naar virussen bij dieren meer is dan een stel onderzoekers die op een postzegel wetenschap voor zichzelf zitten te bedrijven. We moeten blijven investeren in basale wetenschap, in zoveel mogelijk weten. We moeten zorgen dat we klaar zijn als er iets gebeurt. Als we niets over coronavirussen hadden geweten, hadden we veel meer tijd nodig gehad om het sarsvirus op te sporen en zou het zich ondertussen misschien over de hele wereld verspreid hebben, met alle gevolgen van dien.

Wat is er zo fascinerend aan virussen?

OSTERHAUS: Het zijn de kleinste organismen die bestaan. Het zijn in feite niet eens organismen, ze kunnen niet op zichzelf bestaan, ze zijn afhankelijk van andere levende cellen, van mensen, dieren of planten. Het idee dat iets wat je zelfs niet onder een microscoop kunt zien, catastrofes kan veroorzaken als mond-en-klauwzeer, mazelen, aids en influenza (of griep), dat miljoenen mensen en andere dieren kan doden, is op zich een fascinerend gegeven.

Hoe gaat dat precies, een ontdekking van bijvoorbeeld het sarsvirus?

OSTERHAUS: Het was allemaal heel spannend. Het begon in februari 2003 in Zuidoost-Azië, met mensen die een acute longontsteking kregen en daar ook aan stierven. Zoals de meeste waarnemers dacht ik aanvankelijk dat het weer om een nieuw influenzavirus ging, een nieuwe vogelgriep die de sprong naar de mens maakte. Wij waren toen in Nederland net heel druk bezig een uitbraak van vogelgriep aan banden te leggen en te kijken of er gevaar was voor de mens. We zaten daarmee tot over onze oren in het werk toen er een telefoontje binnenkwam van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) met de vraag of we wilden meedoen aan de zoektocht naar het sarsvirus.

En als de WHO iets vraagt, kunt u niet weigeren?

OSTERHAUS: Nee, zeker niet als het om een nieuw probleem gaat. In het begin werden we allemaal op het verkeerde been gezet, omdat in een groot aantal slachtoffers het humaan metapneumovirus aangetroffen werd – een virus dat wij drie jaar eerder ontdekt hadden en waartegen we een vaccin aan het ontwikkelen waren. We wisten echter snel dat dit het niet kon zijn, zodat we naar andere dingen zochten om uiteindelijk bij een coronavirus te belanden – een virus uit een groep waar ik sinds mijn promotie niet meer mee gewerkt had. We hebben dan met een aantal andere groepen de genetische informatie van het virus in een recordtempo in kaart gebracht, en we hebben in proeven met apen in Rotterdam aangetoond dat het effectief sars veroorzaakte.

Dat waren de controversiële proeven waar u geen toestemming voor had?

OSTERHAUS: We hadden wel toestemming, maar niet van het officiële kanaal, wel van de hoogste bevoegde ambtenaar. Er dreigden op grote schaal mensen te sterven, en het duurt algauw vele weken voor alle papieren inzake apenexperimenten rond zijn. Nood brak hier wet, dus volgden we een speciale procedure die ondertussen in de wet is opgenomen. Soms moet je héél pragmatisch denken. Zodra we wisten om welk virus het ging, konden we patiënten met de ziekte identificeren en beginnen werken aan een behandeling.

Was sars nu echt zo’n grote bedreiging voor de wereld?

OSTERHAUS: Het is gelukkig geen groot probleem geworden, maar het had wel de potentie om wereldwijd te gaan. Als er niets tegen gedaan was, en als het virus véél langer onontdekt was gebleven, had het de wereld veroverd voor we het in de gaten hadden.

Maar was de angstpsychose rond sars toch niet overdreven?

OSTERHAUS: Angst kan heel functioneel zijn. Ik denk dat de WHO met haar waarschuwingen fantastisch werk heeft geleverd, want door de angst kon het virus zich veel moeilijker verspreiden. Als er geen negatief reisadvies was geweest, en geen verregaande screening van mensen, ook pro-actief, was sars gewoon een nieuw virus van de mens geworden.

De mondmaskertjes in de getroffen regio’s werden zelfs een modetrend.

OSTERHAUS: En toch waren ook die functioneel, door het psychologische effect, de gedragsverandering die ermee gepaard ging. Mensen gingen bijvoorbeeld minder bij elkaar klitten, wat de verspreiding van sars hinderde.

Is sars nu onder controle?

OSTERHAUS: Op dit moment wel. Maar er kan altijd iets onverwachts gebeuren. De laatste gevallen die opduiken, zijn bijna allemaal veroorzaakt door laboratoria die met het virus werken. We zijn nu natuurlijk wel alert. Sars is een goede les geweest.

Is volledige controle over virussen denkbaar?

OSTERHAUS: Nee, dat is een utopie. We zullen ook niet alle virussen op dezelfde manier onder controle krijgen. Een pandemisch influenzavirus stop je niet, dat kun je waarschijnlijk niet zoals sars in de kiem smoren.

Is influenza momenteel de grootste bedreiging voor de mensheid?

OSTERHAUS: Nee, dat is aids. Er sterven elk jaar 3 tot 4 miljoen mensen aan aids, en er zijn nog geen vaccins beschikbaar. Wel antivirale middelen, maar de behandeling daarmee is heel duur en omslachtig en bereikt wereldwijd amper 10 procent van de slachtoffers. En het virus kweekt er weerstand tegen. Wat niet wil zeggen dat we ons geen zorgen moeten maken om influenzavirussen, om een nieuwe wereldwijde griepepidemie. Griep heeft in de twintigste eeuw drie keer een wereldwijde epidemie veroorzaakt, met vele tientallen miljoenen slachtoffers.

Wat maakt griepvirussen zo succesvol?

OSTERHAUS: Er zijn meer dan honderd influenzavirussen bekend, en er zijn veel meer combinaties mogelijk. De epidemieën uit de vorige eeuw werden nooit veroorzaakt door heel dodelijke vogelvirussen, maar altijd door virussen met een laag pathogeen karakter die een soort herschikking doormaakten waardoor ze ineens besmettelijk en zelfs dodelijk konden worden. Dat geldt voor dieren van katten tot mensen. We hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus dat nu in Zuidoost-Azië tientallen mensen het leven heeft gekost, gemakkelijk van kat op kat overgaat. Als zoiets ooit bij de mens gebeurt, zitten we weer met een wereldepidemie.

Wordt iedereen dan ziek?

OSTERHAUS: Iedereen raakt na verloop van tijd besmet, maar slechts een kwart tot de helft van de mensen wordt ziek, en daarvan sterft een klein percentage. Maar in absolute termen gaat dat natuurlijk over heel veel slachtoffers.

Een virus moet de geschikte combinatie zoeken van dodelijkheid en besmettelijkheid?

OSTERHAUS: Precies. Je hebt virussen die 100 procent dodelijk zijn, zoals hondsdolheid: als je dat krijgt, ga je altijd dood. Maar dat is niet altijd de beste strategie. Voor een virus is het altijd beter als zijn gastheer in leven blijft. Mijn Belgische collega Guido van der Groen heeft het in dit verband over ‘machovirussen’, zoals het ebolavirus. Die maken meteen een aantal slachtoffers en krijgen daarom veel aandacht, maar ze laten zo wel de kans op grootschaliger verspreiding liggen. Het gaat meestal om virussen die zich nog niet optimaal aan een nieuwe gastheer hebben aangepast, die nog de beste balans moeten zoeken.

Maar griepvirussen hebben dat al wel gedaan?

OSTERHAUS: Het aidsvirus ook. Dat heeft zijn tijd genomen en heeft zich sluipend in de mensenpopulatie genesteld zonder dat we er erg in hadden. En toen we iets begonnen te merken, was het te laat. Een virus kan tot een epidemie uitgroeien als elke geïnfecteerde persoon meer dan één andere persoon infecteert. In een populatie zonder bescherming kan dat makkelijk oplopen tot twee of zelfs meer besmettingen per persoon.

Hoe maakt zo’n virus de sprong van dier naar mens?

OSTERHAUS: Een virus is in feite een pakketje met stukjes genetisch materiaal die in een eiwitjasje verpakt zitten. In het geval van een influenzavirus zitten er twee eiwitten aan de buitenkant van het jasje, een hemaglutinine (H) en een neuraminidase (N). Die komen in verschillende combinaties voor, zoals het H5N1 waarvan wij als eersten aantoonden dat het van vogels naar de mens kan overspringen. Als een deel van het erfelijk materiaal van een zoogdiervirus komt, maar het deel dat voor die eiwitten codeert van een vogelvirus, heb je een doemscenario: een virus dat kan overspringen van het ene individu naar het andere zonder dat er in de bevolking nog antistoffen tegen bestaan. Als de combinatie H5N1 op een menselijk influenzavirus zou terechtkomen, omdat beide virussen toevallig in dezelfde gastheer verzeilen, bijvoorbeeld een varken of een mens, dan bestaat de kans op een wereldwijde uitbraak.

Kunt u veilig met zulke virussen experimenteren?

OSTERHAUS: Dat zouden wij graag doen, in het superbeveiligde laboratorium dat we binnenkort in Nederland hopen te bouwen. Wij zouden dan bijvoorbeeld kunnen nagaan of het H5N1 zich met een mensenvirus kan mengen, om de kansen op een pandemie realistisch te kunnen inschatten. De veiligheid moet dan wel gewaarborgd zijn.

Hoe bedoelt u?

OSTERHAUS: Ik vrees bijvoorbeeld dat het H2N2-influenzavirus – dat de tweede pandemie van vorige eeuw veroorzaakte en nu bij de mens verdwenen is – uit een laboratorium zou kunnen ontsnappen, zoals ooit waarschijnlijk met het H1N1 gebeurd is. Mensen, zelfs wetenschappers, hebben nog altijd de neiging het gevaar van griepvirussen te onderschatten. Om nu in een laboratorium met bepaalde gevaarlijke griepvirussen te werken, heb je niet eens overal de strengste veiligheidsmaatregelen nodig. In Nederland daarentegen zijn de regels zo aangescherpt dat we niet eens meer kunnen werken met bepaalde ongevaarlijke genetisch gemodificeerde virussen. Voor sommige sarsexperimenten zijn Nederlandse onderzoekers zelfs naar België moeten uitwijken.

Zijn de regels bij ons dan zo laks?

OSTERHAUS: Niet laks, maar realistisch en conform de Europese normen. In Nederland is men nu overdreven voorzichtig. Mensen maken zich enorm druk over het risico van de uitbraak van een genetisch gemodificeerd virus, maar een onvoorzichtig laboratorium dat legaal met griepvirussen werkt, kan een wereldwijde ramp veroorzaken.

Potentiële terroristen kunnen alvast vriendschap met u aanknopen?

OSTERHAUS: Ze zouden hier hun tijd verliezen. Er zijn zoveel mogelijkheden voor bioterrorisme dat je geen gesofisticeerde zaken nodig hebt. Met iets eenvoudigs als antrax, dat je gewoon in je garage kunt maken en in brieven stoppen – zoals enkele jaren geleden in de Verenigde Staten, waar antraxbrieven vijf doden veroorzaakten – kun je een heel land en een goed deel van de rest van de wereld ondersteboven halen. Ik kan makkelijk een aantal scenario’s voor bioterreur bedenken waarvoor je geen groot laboratorium nodig hebt en waarmee je een ravage kunt aanrichten.

Op de website www.longbets.org loopt een weddenschap rond de mogelijkheid dat er tegen 2020 in een eenmalig incident een miljoen mensen sterft als gevolg van ‘bioterror’ of bio-error – het uit een laboratorium ontsnappen van een virus.

OSTERHAUS: Hoe kan iemand daar nu iets zinnigs over zeggen? Ik moet wel toegeven dat het me verbaast hoe weinig bioterreur er tot dusver geweest is, als je ziet hoe makkelijk het is om te doen. We moeten ons natuurlijk terdege op de mogelijkheid voorbereiden, we moeten erover waken dat de eerstelijnsgezondheidszorg, vooral de huisartsen, geïnformeerd zijn over het stellen van diagnoses van – ik zeg maar wat – ebola of de pokken. Wij hadden hier enkele jaren geleden een kind dat met koeienpokken geïnfecteerd was. Het duurde meer dan een week voor die diagnose gesteld was. Dat kan niet, daar moeten we beter op voorbereid zijn, dat moet binnen 24 uur kunnen. De eerste klap is nooit te voorkomen, maar we moeten klaar zijn om de gevolgen op te vangen. Onze reactie op een aanval met biologische wapens mag in niets verschillen van onze reactie op eender welke virale uitbraak. Daar moeten goede draaiboeken voor gemaakt worden.

Hoe komt het dat wij ons de jongste tijd zo druk maken over virussen?

OSTERHAUS: Er gebeurt waanzinnig veel in de wereld. Ons gedrag is compleet anders geworden, met de seksuele revolutie en het intraveneus drugsgebruik, om maar die twee te noemen. Postkoloniale veranderingen in Afrika deden een heleboel taboes wegvallen die vroeger ongetwijfeld een functie hadden. Er is nu een massale migratie naar de steden, en truckers dringen via wegen diep de rurale streken en bosgebieden binnen. In de landbouw lopen er geen kippen meer rond de boerderijen, maar zitten er honderdduizenden dieren op elkaar geperst in de loodsen van de bio-industrie. Bovendien worden dieren en hun producten over de hele wereld versleept. Ook de medische wereld verandert. We doen transplantaties van organen en we denken zelfs aan xenotransplantatie: het plaatsen van dierlijke organen in een mensenlichaam. Als je een recept voor een ramp wilt, als je een varkenretrovirus aan de mens wilt aanpassen, dan zou in mijn ogen de beste strategie zijn: pak een orgaan van een varken en plant dat in een mens waarvan je de afweer hebt lamgelegd. Zo geef je het virus de kans zich te vermenigvuldigen en aan te passen. En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Doet u maar.

OSTERHAUS: Hoeveel kernen zijn er nu waar meer dan tien miljoen mensen bij elkaar wonen? Dat creeert ook nieuwe niches, zoals een niche van armoede met zijn gebrekkige hygiënische omstandigheden en zijn lage vaccinatiegraad, waarin virussen kunnen woekeren. Het mazelenvirus – dat in oorsprong waarschijnlijk van runderen afkomstig is – floreert in gemeenschappen met minstens 300.000 mensen omdat daarin altijd voldoende personen zonder weerstand opduiken, zoals pasgeboren baby’s. Er kwam ook een nieuwe niche van relatieve welstand, zoals in het geval van sars in de buurt van Hongkong, waar mensen meer middelen kregen om op markten wilde dieren voor consumptie te kopen, zodat de kansen op besmetting met een dierenvirus verhoogden.

Het klimaat verandert ook.

OSTERHAUS: Het klimaat verandert, de trekroutes van vogels en zeezoogdieren passen zich aan, stekende insecten overleven de winters of rukken op vanuit het zuiden. En als het nodig is, steken we zelf een handje toe. Zoals met de gekkekoeienziekte, die niet door een virus maar door een prion veroorzaakt wordt. Op een gegeven ogenblik besliste men om slachtafval van koeien tot veevoer te vermalen, waarmee we van koeien, die herbivoren zijn, niet alleen carnivoren maar zelfs kannibalen maakten. Zo creëer je een loop die er nooit geweest is, en die de prionen in staat stelde om in het Verenigd Koninkrijk op vijftien jaar tijd meer dan een miljoen runderen te infecteren, en 140 mensen die besmette vleesproducten hadden gegeten, de dood in te jagen.

We maken het virussen en prionen dus wel erg makkelijk?

OSTERHAUS: Absoluut. Het zou mooi zijn mochten we een model kunnen maken van alle relevante variabelen in onze moderne samenleving. En dat we op basis daarvan voorspellingen zouden kunnen maken. Aan de ene kant kijken welke virussen er bij welke dieren zitten, en aan de andere kant waar de kwetsbare plekken bij de mens zich bevinden. Neem nu de nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Daarin zou bloedtransfusie een rol kunnen gaan spelen vergelijkbaar met die van het vermalen van koeienafval tot veevoer: het creëren van een nieuwe link. We waken er voortdurend over om niet als doemprofeet te worden afgeschilderd, maar we hebben de overheid hier wel geadviseerd om mensen die ooit een bloedtransfusie kregen, niet meer als bloeddonor in te zetten. Gelukkig hebben de autoriteiten ons gevolgd, want het is de enige manier om het ontstaan van zo’n loop-systeem bij de mens te vermijden.

Over kannibalen gesproken, in het wetenschappelijke vakblad ‘Science’ beschreef iemand u als de Eddy Merckx van de virologie, een kannibaal die zijn concurrenten zelfs niet de kleinste overwinning gunt.

OSTERHAUS: Ik zie mezelf vooral als iemand die postzegels of schilderijen verzamelt. Het element competitie speelt natuurlijk een rol, en dat is goed. Wat wij hier doen, zou je inderdaad als een sporttak kunnen beschrijven, maar dan wel eerder een ploegsport met een coach, zoals voetbal, dan een individuele sport zoals de wielrennerij. Ik ben dan de coach van een team met veel sterspelers.

U kwam net voor ons gesprek van de zoo, waar u een panda had gevaccineerd?

OSTERHAUS: Ja, ik ben heel bezorgd over het uitsterven van diersoorten, zoals de panda. Wij hebben een reeks programma’s lopen om vaccins te ontwikkelen voor bedreigde diersoorten, zoals de wilde honden van Afrika of de monniksrobben uit de Middellandse Zee die massaal stierven, waarschijnlijk als gevolg van een infectie die ze van dode dolfijnen oppikten. Conservatie van bedreigde diersoorten heeft ook te maken met het kijken naar virale verspreidingsmechanismen die finaal inzichten kunnen opleveren over wat er bij mensen en huisdieren kan gebeuren.

U bent bezorgd om dieren, maar toch doet u probleemloos proeven op apen?

OSTERHAUS: Ik ben een tegenstander van het gebruik van proefdieren in het algemeen. Maar het moet in bepaalde omstandigheden kunnen. Door het gebruik van proefdieren kun je de ontwikkeling van een vaccin tegen bijvoorbeeld aids met misschien tien jaar versnellen. Ik beslis dat natuurlijk niet zelf, de maatschappij beslist dat. En als ik proefdieren gebruik, is dat met pijn in het hart – en dan ook liever in een land waar de condities voor die dieren wettelijk zijn vastgelegd en zo acceptabel mogelijk zijn.

De apen zijn een soort collaterale schade voor het streven naar een betere mensenwereld?

OSTERHAUS: Zo zou je het kunnen stellen. Mensen die tegen proefdierexperimenten zijn, moeten goed beseffen wat ze zeggen, want dan mogen ze ook geen vaccins gebruiken. En dat is een waanzinnige beslissing. Als je ziet hoe hoog de sterftecijfers in Afrika zijn voor bijvoorbeeld mazelen – dat gemakkelijk te counteren is, maar waar toch elk jaar bijna een miljoen kinderen aan sterven – dan steiger je omdat je dat niet ingedijkt krijgt bij gebrek aan middelen. Je moet natuurlijk altijd het kostenplaatje in het oog houden: hoeveel het kost om wat te realiseren? Maar als je ziet wat we met vaccinatie allemaal bereikt hebben, dat is fantastisch.

Laat u zich tegen griep vaccineren?

OSTERHAUS: Uiteraard. Iemand die nu bij ons een normale griep krijgt, is zo onverstandig geweest zich niet te laten vaccineren, het risico te lopen een week ziek in bed te liggen en nog twee weken gammel rond te lopen. De vaccinatiegraad moet in West-Europa en in de nieuwe Europese landen nog drastisch omhoog, zeker in de risicogroepen. Dat is vooral een probleem van het veld, onder meer van huisartsen die hun patiënten moeten informeren. In Nederland en België zitten we wat dat betreft vrij goed, met een vaccinatiegraad in de risicogroepen in de buurt van 70 procent. Maar alles kan altijd beter.

Door Dirk Draulans en Joël De Ceulaer

Voor de verspreiding van een virus is het altijd beter dat de gastheer lang in leven blijft.

Iedereen die bij ons griep krijgt, is zo onverstandig geweest zich niet te laten vaccineren.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content