Ontstekingsreuma treft naar schatting twee procent van de bevolking. Het onderzoek naar de ziekte heeft de voorbije jaren een spectaculaire vooruitgang geboekt.

De laatste jaren heeft het wetenschappelijk onderzoek naar allerlei soorten van reumatische aandoeningen heel wat resultaten opgeleverd. Onder meer de behandeling van ontstekingsreuma heeft opzienbarende vorderingen gemaakt. We praten met professor Filip De Keyser, reumatoloog van het Universitair Ziekenhuis Gent en medestichter van het Fonds voor Wetenschappelijk Reumaonderzoek (FWRO), dat deze maand zijn tiende verjaardag viert.

Wat is het onderzoeksterrein van de reumatologie?

FILIP DE KEYSER: Iedereen krijgt in zijn leven weleens te maken met gewrichtsproblemen. In de grote meerderheid van de gevallen gaat het om banale aandoeningen die kunnen worden behandeld door de huisarts. Slechts een fractie van alle gewrichtsklachten kan uitgroeien tot chronische en invaliderende problemen. Reumatologen houden zich vooral bezig met die laatste groep.

Er zijn een paar grote onderzoeksdomeinen. De grootste groep reumapatiënten zijn mensen die lijden aan slijtagereuma of artrose. Daarmee krijgt iedereen die op jaren komt te maken. In dat deelgebied wordt momenteel geëxperimenteerd met kraakbeentransplantaties. Die een oplossing kunnen bieden voor mensen die al op relatief jonge leeftijd te kampen hebben met ernstige artrose. Een andere veel voorkomende reumatische aandoening is botontkalking of osteoporose. De laatste jaren werden voor dat probleem betere geneesmiddelen ontwikkeld.

Een van de ernstigste reumatische ziekten zijn de chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen, beter bekend als ontstekingsreuma. In dat domein is de afgelopen jaren de spectaculairste vooruitgang geboekt.

Ontstekingsreuma komt beduidend minder voor dan artrose.

DE KEYSER: Dat klopt, maar veel vormen van reumatoïde artritis manifesteren zich al op jonge leeftijd en ze kunnen de mobiliteit van de patiënt drastisch beperken. Ontstekingsreuma treft naar schatting twee procent van de bevolking. Jicht is vandaag al volledig met medicatie te te genezen. Bij de overige vormen van ontstekingsreuma trekken vooral de auto-immuunziekten heel wat aandacht: ziekten waarbij het immuunsysteem antistoffen aanmaakt tegen eigen weefsel (autoantistoffen). De behoefte aan betere behandelingstechnieken voor die aandoeningen was erg groot. De afgelopen jaren werden de moleculaire mechanismen die aan de basis liggen van die auto-immuunziekten verder ontrafeld. Dat onderzoek heeft geleid tot de anti-TNF-therapie, die in de jaren negentig werd ontwikkeld door de Britse reumatoloog Ravinder Maini. Het was een geweldige doorbraak. Maini werd voor die ontdekking zelfs in de adelstand verheven.

Op welk gebied is de anti-TNF-therapie beter dan de klassieke behandelingen?

DE KEYSER: De nieuwe biologische therapie is gebaseerd op de kennis van de moleculaire veranderingen die ontstekingsreuma veroorzaken. Het geneesmiddel richt zich op één welbepaalde schakel in de cascade. Het blokkeert het ontstekingsproces, terwijl het immuunsysteem buiten schot blijft. De overgang van weinig selectieve geneesmiddelen naar een medicatie met een zeer specifieke werking was revolutionair. Het eerste van die selectieve producten was anti-TNF. TNF of tumor necrosis factor is een eiwit dat voor een belangrijk deel aan de basis ligt van het ontstekingsproces bij reuma. We kunnen TNF ook missen, omdat er voldoende alternatieven voor bestaan in het immuunsysteem. Ravinder Maini behandelde reumapatiënten door de TNF uit te schakelen. De resultaten waren opzienbarend. Anti-TNF is doeltreffend in 60 à 70 procent van de gevallen.

Waaraan is ontstekingsreuma te herkennen?

DE KEYSER: Reumatoïde artritis begint vaak symmetrisch – bijvoorbeeld aan beide handen – met pijnlijke, gezwollen gewrichten. Maar de symptomen kunnen ook atypisch zijn: een lokaal gewrichtsprobleem – een pijnlijke schouder bijvoorbeeld – dat wordt behandeld en dat na een jaar weer opduikt in de vorm van een ander gewrichtsprobleem. In atypische gevallen wordt de diagnose vaak te laat gesteld. Het komt eropaan de ziekte tijdig te herkennen om problemen te voorkomen.

Tien jaar geleden waren de middelen om een diagnose te stellen nog beperkt. De reumatologen baseerden zich grotendeels op klinische verschijnselen – bijvoorbeeld knobbels op de gewrichten – en röntgenbeelden. Maar dan is de ziekte al in een vergevorderd stadium. Sinds enkele jaren beschikken we over eennieuwe test: de opsporing van anticitrulline-antistoffen (of anti-CCP-antistoffen) in het bloed. Die antistoffen komen alleen voor bij reumatoïde artritis. Als ze worden ontdekt, wijst dat met zekerheid op de ontwikkeling van reumatoïde artritis, nog voordat de patiënt ziek wordt.

Is de anti-TNF-therapie ondertussen beschikbaar voor alle mensen met ontstekingsreuma?

DE KEYSER: Momenteel betaalt het ziekenfonds de behandeling terug aan hooguit een tot drie op de tien patiënten met een ernstige vorm van ontstekingsreuma. De behandeling kost ongeveer 15.000 euro per jaar en per patiënt. De traditionele therapieën op basis van methotrexaat zijn veel goedkoper en volstaan in zeven op de tien gevallen. Maar de nieuwe doelwittherapie heeft wel een aantal extra voordelen: de levenskwaliteit van de patiënt verbetert en op termijn worden operaties en prothesen vermeden. Overigens komen binnen enkele jaren de eerste generische vormen van de anti-TNF-therapie op de markt. Ondertussen worden nieuwe doelwittherapieën ontwikkeld die zich richten op andere elementen in de ontstekingsreactie.

Heeft de behandeling geen nevenwerkingen?

DE KEYSER: De anti-TNF-therapie wordt vrij goed verdragen. Een vervelend nadeel is dat de stof moet worden ingespoten, ze bestaat niet in pilvorm. De behandeling leidt tot een licht verhoogd risico op banale infecties. De anti-TNF-therapie doet ook sluimerende tuberculose opflakkeren. Om die reden wordt de patiënt bij het begin van de behandeling gecontroleerd op tuberculose. Het is de bedoeling om in de toekomst alle patiënten die de behandeling ondergaan, te registreren en op te volgen.

DOOR MARLEEN FINOULST

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content