In het Westen wordt de dood verborgen, maar paradoxaal genoeg ook plechtig gevierd: wij kennen rouwdiensten, begrafenismalen, erkende kerkelijke feestdagen voor de doden. Bij joden en moslims gaat dat anders: openlijker en tegelijk veel eenvoudiger.

Er zijn in België zo goed als geen begraafplaatsen voor moslims. Wij kunnen moeilijk de graven van onze overledenen bezoeken, of we moeten het vliegtuig naar Marokko of Turkije nemen”, schampert islamleraar Mohamed El Massoudi. Maar ook zonder dit praktische probleem is het niet echt een gewoonte van de moslims om veelvuldig op grafbezoek te gaan. “Een begraafplaats moet rustig zijn, je mag de doden niet storen”, zegt Saïda El Fekri, medewerkster media en communicatie bij de Federatie van Marokkaanse Verenigingen.

“Een vaste dag waarop de doden worden herdacht, zoals men hier Allerzielen heeft, kennen wij niet. Wel huren vele gelovigen op islamitische feestdagen een imam om verzen uit de koran te citeren bij het graf van de overledenen. De familie gaat dan ook vaak zelf naar de begraafplaats, na het gebed in de moskee en voor het feest begint. Zo worden de doden als eersten begroet. En als het heel warm is, wordt het graf geregeld met koel water besprenkeld. Maar we proberen de bezoeken te beperken. Het hoort eigenlijk niet. Je moet de dode kunnen loslaten.”

Joden hebben al evenmin een eigen variant van ons Allerzielen. Ook zij herdenken hun doden tijdens de grote feesten: de dag van de Verzoening, het Paasfeest, het Wekenfeest, het Loofhuttenfeest. Rabbijn Abraham Jozef Malinsky: “Op die dagen worden de overleden familieleden herdacht, maar ook de slachtoffers van de holocaust, en de mensen die hun leven hebben opgeofferd voor het bestaan van het joodse volk en de joodse staat. Dat gebeurt met een bepaald gebed met een bijzondere melodie, waarin God gevraagd wordt hun zielen rust te schenken.”

Daarnaast gedenken de joden telkens de verjaardag van iemands overlijden, de zogenaamde Jahrzeit. “We spreken over de verjaardag van het overlijden volgens de joodse kalender, natuurlijk”, zegt Rivqa Elyovics, medewerkster van de joodse gemeente in Antwerpen. “De mannelijke familieleden bidden op de dag van de Jahrzeit in de synagoge een speciaal gebed voor de overledene. Ze nemen een beetje eten of drank mee, om de andere gelovigen te laten delen in hun rouw. Vrouwen kunnen niet voorgaan in het gebed, maar thuis wordt er ook een lampje aangestoken ter nagedachtenis van de dode.”

STERVEN, DAAR ZIJN WE ZEKER VAN

In het Westen lijkt de dood steeds meer te worden verdrongen, verborgen achter kille ziekenhuismuren. Je praat er niet over. De dood bestaat niet, tot je er oog in oog mee staat. Zo’n taboe bestaat volgens El Fekri niet bij moslims. “De koran leert ons dat we ons er altijd van bewust moeten zijn dat we elke minuut kunnen sterven. Wij proberen bij elk gebed eraan te denken dat het leven niet eeuwig is.” “Sterven, daar zijn we zeker van, leven blijft altijd een vraagteken”, vult El Massoudi aan. “Daarom zeggen wij altijd Insjallah: als God het wil dat ik dit of dat nog beleef, dat ik er morgen nog ben…” El Fekir: “De koran stelt ook dat we ons heel ons leven moeten voorbereiden op de dood: door te proberen al het goede te doen effenen we de weg naar het paradijs. Want de dood is niet het einde. Het is de overgang naar de eeuwigheid. Daarom aanvaarden wij de dood ook snel. Zodra iemand begraven is, proberen wij hem echt te laten gaan.”

Ook de joden geloven in het voortleven van de ziel na de dood – een notie die overigens pas in de tweede eeuw voor Christus uit de Griekse filosofie werd overgenomen. Maar de klemtoon ligt voor hen duidelijk op het hier en nu. Malinsky: “Het jodendom is de religie van het leven. De oude Egyptische godsdienst was een religie van de dood: de piramiden, de dodencultus, alles was op het hiernamaals gericht. De reactie daartegen was zo groot dat er in het Oude Testament bijna geen vragen worden gesteld over wat er hierna komt. Wat telt in het jodendom is dit leven, wat we hier doen.”

“Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat we onze doden geen eer bewijzen”, voegt de rabbijn eraan toe. “Zelfs de ergste misdadiger zullen wij zoveel mogelijk in zijn waardigheid laten. De bijbel verbiedt de middeleeuwse praktijken om het lijk van een crimineel tot voorwerp van spot te maken. Want wie de doden misprijst, zal later automatisch ook de levenden misprijzen.”

Precies uit respect voor de overledene moet de begrafenis bijvoorbeeld zo snel mogelijk plaatsvinden. Malinsky: “Vroeger waren er geen koeltechnieken om het lichaam te bewaren. Maar ook vandaag nog blijft het een plicht de dode zo spoedig mogelijk ter aarde te bestellen, om zijn digniteit te bewaren.” In Israël gebeurt het meestal de dag zelf, eventueel nog ’s avonds laat. Maar dat is hier om allerlei bureaucratische redenen niet mogelijk.

Ook moslims moeten zo snel mogelijk worden begraven, zij het nooit na zonsondergang. El Massoudi verwijst ter verklaring eveneens naar het gebrek aan conserveringstechnieken in vroeger tijden. Maar ook voor de nabestaanden is een snelle begrafenis belangrijk, stelt hij. “Pas na de teraardebestelling kan de familie tot rust komen. Een onbegraven dode sterft iedere dag opnieuw.” Maar zolang er hier geen moslimbegraafplaatsen zijn en de overledenen naar het land van herkomst worden teruggevlogen, aanvaarden de moslims dat de begrafenis een week of langer op zich laat wachten.

EENVOUD IS HET SLEUTELWOORD

Somptueuze begrafenisplechtigheden met een lange eredienst en prachtige muziek kennen joden en moslims niet. Dure praalgraven al evenmin. In beide religies is eenvoud het sleutelwoord bij het doodsritueel.

Malinsky: “In de joodse bronnen wordt verteld dat Gamaliël, het hoofd van het volk, op een nacht hoorde dat zijn buurman was gestorven. Hij wilde helpen, maar de buren waren gevlucht, uit schaamte dat ze enkel een eenvoudige begrafenisplechtigheid voor de overledene konden betalen. Toen besliste Gamaliël dat hij in de eenvoudigste doodskist, in de eenvoudigste kleren begraven wilde worden, zodat er geen onderscheid zou zijn tussen arm en rijk.”

“En zo is het in het jodendom tot de huidige dag gebleven. Allen, van de rijkste Rothschild tot de armste kerkrat, worden op dezelfde manier behandeld: ze krijgen dezelfde eenvoudige doodskleding, dezelfde eenvoudige kist, in Israël hetzelfde begrafenisbed, dezelfde ritussen, hetzelfde graf. Opdat minstens in de dood allen gelijk zouden zijn.”

De joden kennen geen laatste sacrament voor de stervende en houden ook geen begrafenisplechtigheid in de synagoge. “De synagoge is de plaats van het leven en van de hoop. Daar mag een dode niet komen”, verduidelijkt Malinsky.

Waaruit het joodse begrafenisritueel dan bestaat? Elyovics: “Aan het bed van de stervende worden gebeden en psalmen gezongen. Voor de stervende zelf is er een speciaal gebed, waarin hij erkent dat God de wereld bestiert en waarin hij zijn dood aanvaardt. Als het einde gekomen is, wordt hij ritueel gewassen. Dat gebeurt niet door de familie, maar door een lid van de Chewra Kadisja, een comité van vrijwilligers in de joodse gemeente dat de hele organisatie van de begrafenis op zich neemt. Lid zijn van dit begrafeniscomité is een eer, want het stelt je in staat om aan waarachtige liefdadigheid te doen: iemand een dienst te bewijzen die hij of zij jou nooit kan terugbetalen. Een vrouw wordt altijd gewassen door een vrouw en een man door een man; vrouwen mogen niet ongesteld zijn bij een rituele wassing. Daarna wordt het lichaam in een witte lijkwade gehuld en in een eenvoudige kist gelegd. Er wordt gebeden. Ten slotte wordt het lijk naar de begraafplaats overgebracht, waar er nogmaals voor de overledene wordt gebeden.”

ER IS GEEN GOD DAN ALLAH

Bij de moslims lijkt het ritueel iets uitgebreider, maar de parallellen met de joodse gewoonten zijn frappant.

“Wie weet dat hij gaat sterven, moet zich verzoenen met alle mensen met wie hij in onmin leeft”, vertelt El Fekri. “Als hij conflicten niet bijlegt, zal hij nooit rust vinden. Hij moet orde op zaken stellen in zijn leven: zijn schulden afbetalen en liefst zijn erfenis regelen. Als hij niet weet dat hij doodgaat, zorgt zijn familie voor die dingen.”

El Massoudi: “Er is geen laatste sacrament. Bezoekers aan het sterfbed citeren geregeld uit de koran. Ze herhalen ook de geloofsbelijdenis dat ‘er geen God is dan Allah en dat Mohammed zijn profeet is’, tot ook de stervende deze woorden heeft uitgesproken. Het zouden de laatste woorden van de stervende moeten zijn. Het is belangrijk dat hij vertrouwen heeft in zijn Schepper. Als hij gelooft dat die hem goed zal ontvangen, zal dat ook zo zijn.”

Wanneer de dood eenmaal is ingetreden, wordt het lichaam, zoals bij de joden, ritueel gewassen. El Massoudi: “Eerst is er de kleine wassing, die wij ook altijd uitvoeren voor wij bidden. Daarbij worden de handen, de ellebogen, het gezicht, de oren, het hoofd en de voeten gewassen. Daarna volgt de grote wassing: het hele lichaam wordt gewassen, van rechts naar links en van achter naar voor. Ook levende mensen reinigen zich met een grote wassing, bijvoorbeeld na seksuele gemeenschap, na een bevalling of na de maandstonden. Voor de dode wordt aan het laatste spoelwater wat parfum toegevoegd. De persoon die de dode wast, moet een vrome moslim zijn. Hij heeft ook een soort beroepsgeheim: hij mag niets vertellen over wat hij heeft gezien.”

Ook een moslimdode, arm of rijk, wordt in een eenvoudige witte katoenen rechfen (lijkwade) gehuld, die zelfs zo goedkoop mogelijk moet zijn. Er is een dienst in de moskee, maar die duurt slechts een kwartier. “We bidden niet de gewone gebeden van elke dag. We knielen en buigen ook niet”, zegt El Massoudi. “De aanwezige gelovigen staan in rijen achter de kist. We bidden voor ons allemaal, we vragen de Schepper de overledene goed te ontvangen en eventueel te vergeven, en ten slotte is er nog een smeekgebed voor de Profeet. Als dat gebeurd is, wordt de dode naar zijn laatste rustplaats gebracht.”

El Fekir: “Een moslimbegraafplaats is heel sober. Voor de graven mogen alleen natuurlijke steen en onbewerkt hout worden gebruikt. In Marokko wordt de dode vaak zonder kist begraven. Over het lichaam wordt enkel wat hout gelegd. Dan wordt het graf schep voor schep dichtgegooid, terwijl bij iedere schep wordt gezegd: ‘Van aarde zijt gij gemaakt en tot aarde zult gij wederkeren.'”

SCHENDING VAN DE SCHEPPING

Crematie is zowel volgens de islam als volgens de joodse godsdienst ten strengste verboden. “Een lijk mag nooit verbrand worden. Allah heeft gezegd dat Hij ons na de dood een tweede keer zal doen bestaan, op een manier die wij nu niet kennen, zo staat er in de koran. Verassing zou de verrijzenis onmogelijk kunnen maken”, aldus El Massoudi. “Precies om de dode toe te laten uit zijn graf op te staan, mogen er ook geen grote stenen of andere ‘verstikkende’ elementen op het graf worden aangebracht”, voegt El Fekri er nog aan toe.

Ook voor de joden speelt het argument van de verrijzenis, al is niet iedereen het erover eens of het lichaam daarvoor letterlijk intact moet blijven. Maar crematie wordt daarnaast ook beschouwd als een schending van de integriteit van de mens én van de schepping. Malinsky: “Mijn lichaam is niet mijn bezit, evenmin als mijn leven. Ik mag geen lichaam vernietigen en ik mag niet de hand aan mijzelf slaan. Zelfmoordenaars worden aan de zijkant van de begraafplaats begraven. Zelfs een autopsie wordt beschouwd als een schending van de integriteit. Ze is alleen toegestaan wanneer men een zeer concreet doel wil bereiken, zoals de moordenaar vinden, of wanneer men een lichaamsdeel wil bezorgen aan iemand die dat nodig heeft.”

De joden respecteren een periode van zeven dagen rouw. “De nabestaanden zitten thuis op lage stoeltjes, bijna op de grond. Ze knippen hun haren niet en scheren hun baard niet. Rouwkleding wordt er niet gedragen, maar ten teken van verdriet maken de mensen een scheur in de kraag van hun gewone kleren. De spiegels in het huis van de dode worden bedekt.” Dat is volgens de rabbijn een gewoonte die zou dateren van de pogroms: een huis vol omgebrachte mensen was al meer dan verschrikkelijk genoeg, men moest niet ook nog eens de indruk kunnen krijgen dat het er tweemaal zoveel waren. Maar Elyovics heeft een prozaïscher verklaring: “Je ziet er die dagen meestal niet al te best uit.”

“Gedurende de zeven dagen van rouw wordt er ’s morgens en ’s avonds thuis gebeden en wordt ook een kaars of een olielamp aangestoken als symbool voor de ziel van de overledene”, gaat Malinsky voort. “Daarnaast zijn er nog langere periodes van rouw, afhankelijk van de verwantschap met de dode. De langste bedraagt elf maanden: net geen jaar, als teken van hoop. In die tijd worden geregeld verschillende gebeden gereciteerd. Het bekendste is de kaddisj, de verheerlijking van Gods naam, in spijt en in blijdschap. Wij nemen aan dat wat Hij doet gerechtvaardigd is, zelfs als we het niet begrijpen.”

In de islam is er een officiële rouwperiode van drie dagen. “De nabestaanden dragen dan witte kleren, als symbool van de onschuld en ook van het licht dat de dode de weg moet wijzen. Na die drie dagen staat het iedereen vrij om al dan niet verder rouw te dragen. Velen trekken veertig dagen lang zoveel mogelijk wit aan”, vertelt El Fekri. “Tijdens de drie officiële rouwdagen ontvangen de familieleden de bezoekers die hen komen condoleren. De geijkte formule voor zo’n condoleance luidt: ‘Door God zijn wij geschapen en naar Hem zullen wij terugkeren. Moge Allah u moed geven.’ Het bezoek krijgt vaak botermelk en dadels aangeboden: iets wits en iets zoets en bovendien volgens de islam twee heilige producten.”

De familieleden mogen in de rouwperiode hun verdriet wel tonen, maar ze mogen niet te hard huilen. El Massoudi: “Voor de islam bestond, nodigde men bij een overlijden speciaal vrouwen uit om te komen wenen bij het dode lichaam. De islam heeft dat verboden. Je mag ook niet weeklagen. Sterven is immers maar de overgang naar een ander leven. Hard huilen is niet alleen een zonde, maar het berokkent de gestorvene ook schade, zo heeft de Profeet verkondigd.”

Zeer belangrijk voor de moslims zijn de maaltijden en de aalmoezen die in naam van de dode worden gegeven. El Fekri: “De avond van het overlijden wordt er al een dodenmaal aangeboden aan familie, vrienden en vooral ook aan behoeftigen. Er worden ook aalmoezen gegeven. Wanneer de overledene veertig dagen dood is, dat is volgens ons geloof de dag van zijn verrijzenis, moet je opnieuw een dodenmaal bereiden, waarbij ook de imam aanwezig is en er uit de koran wordt geciteerd. En ook als je over de overledene droomt, moet je zo snel mogelijk een maaltijd aanbieden en aalmoezen geven aan de behoeftigen. Je moet trouwens sowieso geregeld een aalmoes geven in naam van de dode en hem met een maaltijd herdenken. Mijn vader heeft twee weken geleden nog een dodenmaal gegeven voor mijn grootouders. Hij doet dat zeker twee keer per jaar, en zijn broers ook.”

Maar volgens El Fekri is er nu heel wat discussie over de dodenmalen. “Zo’n dodenmaal is vaak een dure aangelegenheid. Normalerwijze moet je de maaltijd zo sober mogelijk houden: gewoon koeskoes met schapenvlees en groenten. Maar natuurlijk doet iedereen altijd zijn uiterste best om er iets moois en lekkers van te maken. Zeker de eerste dagen na het overlijden komen er vaak tientallen mensen over de vloer, en dan lopen de kosten wel op. Daarom zijn er nu moslims die stellen dat je de mensen niet hoeft te ontvangen, maar dat je iets kunt klaarmaken om het aan te bieden aan de behoeftigen in de moskee. Of dat het voldoende is om een aalmoes te geven.”

VIER EL EEUWIGE GROND

Van de moslims is sinds de begrafenis van de kleine Loubna Benaïssa algemeen bekend dat hun laatste rustplaats zich meestal niet op Belgische bodem bevindt. Er is wel een kleine moslimbegraafplaats in Luik en op het Antwerpse Schoonselhof is er sinds een jaar ook een moslimperceel, maar zo goed als alle overledenen worden gerepatrieerd naar hun land van herkomst. De meeste moslims sluiten hiervoor zelfs een speciale verzekering af. Maar ook de orthodoxe joden begraven hun doden niet hier. Zo brengen de Antwerpse orthodoxen hun overledenen al decennialang naar twee begraafplaatsen net over de Nederlandse grens, in het dorpje Putte – Malinsky: “Toepasselijke naam, niet? Joden mogen om alles lachen, weet u.” De joodse graven op Antwerpse en Brusselse kerkhoven beantwoorden niet aan de normen van het orthodoxe jodendom.

Net zoals de moslims moeten de joden hun doden een eeuwige rustplaats kunnen garanderen. Malinsky: “In het jodendom heeft eenieder, rijk of arm, recht op vier el grond voor eeuwig. Dat is heilig. De wetten in dit land bepalen dat graven om de 49 jaar of om de 99 jaar of misschien nog vaker worden geruimd, om plaats te maken voor nieuwe. Volgens het joodse geloof is dit schending van de eer van de mens. Menselijke resten mogen enkel worden opgegraven als ze worden overgebracht naar Israël.”

Een aangekondigde wetswijziging die bepaalt dat het bijna onmogelijk wordt de verlenging van een grafconcessie te weigeren, biedt volgens Malinsky geen oplossing: “Dezelfde mond die ons vandaag een toelating geeft, kan ons die morgen weer weigeren. Zolang er geen vaste wet is die ons recht op eeuwigdurende grond geeft, zullen wij naar Putte blijven rijden, denk ik. Ach ja, zo erg is dat niet. Het is maar een kleine reis. Het is alleen wat jammer dat joden die heel hun leven in België wonen, hier niet eens volgens de eisen van hun geloof begraven kunnen worden.”

El Massoudi heeft er meer hoop op dat er een oplossing komt voor het probleem van de begraafplaatsen. Hij stelt zich ook soepeler op. “Ik denk dat de wil er is om op Belgische bodem moslimbegraafplaatsen in te richten (inderdaad, in Schaarbeek werkt men eraan, nvdr.). Onze basisvoorwaarde is dat de doden minimum vijftig jaar in hun graf kunnen blijven, en dat de resten die daarna eventueel nog worden teruggevonden niet worden verbrand maar elders herbegraven.”

De islamleraar hecht ook veel belang aan de inrichting van dergelijke begraafplaatsen. “De migranten van de eerste generatie willen misschien nog graag begraven worden in hun land van herkomst. Maar wat met Belgische moslims? Met de tweede en derde generatie? Met de genaturaliseerde moslims? Met een arme Pakistani die geen repatriëring kan betalen? Het zou ook beter zijn voor de opvoeding van onze jongeren. Nu zien ze alleen maar levende mensen, ze worden nooit met de dood geconfronteerd. Van de dode wordt als het ware een pakje gemaakt, dat naar Marokko wordt gestuurd. Als de jongeren ook af en toe eens op een begraafplaats zouden komen, waar hun voorouders en hun familie rusten, zou dat wellicht hun moraal ook veranderen.”

CHRISTINE ALBERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content