Wie zijn de Joden in België? Hoe sterk is hun band met ons land en met Israël? En is Antwerpen echt het Joodse centrum van België?

H et hart van het Jodendom klopt in Israël’, zegt Sylvain Landau en hij legt zijn hand plechtig op zijn borst. Al veertig jaar vertegenwoordigt hij de Brusselse orthodoxe gemeenschap Machsike Hadass. ‘Het lot van Israël is ons lot’, verklaart hij diep overtuigd. Als de Joden in België één zaak gemeen hebben, dan is het hun steun aan de Joodse staat. Het land staat dermate centraal in het leven van sommige Belgische Joden, dat ze hun vertrouwde gemeenschap verlaten en zich in Israël vestigen. Anderen trouwen er of gaan er werken. Sommige jonge Belgische Joden gaan er in militaire dienst en keren na drie jaar naar België terug.

Maar de meeste Joden in ons land dragen Israël gewoon in hun hart. ‘Onze liefde voor Israël is mystiek en emotioneel’, meent Daniel Dratwa, de conservator van het Joods Museum van België in Brussel. ‘Elke week wordt onze Bijbelse geschiedenis van 3000 jaar geleden in de synagoge voorgelezen. Dat creëert een gevoelsmatige band met het land.’ De voorzitter van een orthodoxe gemeenschap in Antwerpen ziet zichzelf als ‘een supporter van Israël’. ‘Ik woon er niet, ik ben er niet geboren, maar ik steun het land wel.’ De meningen lopen gelijk. Enkel een groep ultraorthodoxe Joden en de Union des Progessistes Juifs de Belgique, een minderheidsorganisatie van progressieve Joden in Brussel, verwerpen het centrale belang van de staat Israël in hun bestaan.

Ondanks die intense band met Israël voelen de Joodse gemeenschappen van Antwerpen en Brussel zich ook sterk verbonden met België. ‘We voelen ons Belgen’, klinkt het. Voor Sylvain Landau, die in 1945 in Brussel ging wonen, was België ‘een toevluchtsoord na de Tweede Wereldoorlog’. Maar voor de meeste Joden begint hun verhaal in België al veel vroeger. Ze zijn de kinderen en kleinkinderen van Joodse immigranten van voor de Tweede Wereldoorlog. Sommigen groeiden op in Aarlen, Oostende, Charleroi, Luik, Gent of Waterloo. Maar dat is een kleine minderheid. Bijna de helft – 16.000 tot 17.000 Joden – woont in Antwerpen.

De Scheldestad heeft de reputatie dat de meest orthodoxe Joodse gemeenschap van ons land er woont. ‘Dat komt omdat in Antwerpen de meeste ultraorthodoxe Joden wonen, en die vallen in het straatbeeld het meest op’, zegt Daniel Dratwa. ‘Het is een vrij recent fenomeen. Een deel van de chassidische Joden die witte kousen, hoge hoeden, slaaplokken en lange zwarte jassen dragen, zijn afkomstig uit Hongarije. Ze emigreerden naar ons land na de Tweede Wereldoorlog en na de Hongaarse opstand van 1956.’

De chassidim, aanhangers van een orthodoxe sociaalreligieuze stroming binnen het Jodendom, vormen slechts een minderheid binnen de Antwerpse Joodse gemeenschap. Maar omdat hun nageslacht zo talrijk is, voorspellen onderzoekers dat ze over een of twee generaties de andere Joden in aantal zullen overtreffen. De chassidim behoren tot de groep van de Asjkenazische Joden die afkomstig zijn uit Oost- en Centraal-Europa. De meeste Joden in ons land zijn op dit moment Asjkenazische Joden.

TUSSEN ANTWERPEN EN BRUSSEL

Antwerpen speelde een belangrijke rol in de geschiedenis van de Joodse gemeenschap, maar in de 19e eeuw vervulde Brussel een voortrekkersrol. ‘Brussel was het zenuwcentrum van het Jodendom in België, en dat had alles te maken met de aanwezigheid van het Centraal Consistorie in de hoofdstad’, zegt Jean-Philippe Schreiber, de directeur van het Centre interdisciplinaire d’Etudes des Religions et de la Laïcité. Het Centraal Israëlitisch Consistorie van België werd in 1832 officieel opgericht, maar het systeem van de consistories die optraden als gespreks-partners van de Joden met de overheid, werd al in 1808 ingevoerd door Napoleon. Het is vandaag voor de Joden wat de Moslimexecutieve is voor de moslims en de Bisschoppenconferentie voor de katholieke Kerk.

Consistories moesten voor de Joden integratieregels opstellen en hun gemeenschapsleven structureren. ‘Anders dan vandaag was die instelling bij haar ontstaan erg liberaal en vooruitstrevend’, zegt Schreiber. ‘In het begin van de 19e eeuw was ze de motor van de modernisering van de Joodse gemeenschap en ijverde ze voor burgerrechten.’ Vandaag is het orgaan sterk behoudsgezind. Zonder het Consistorie was de geschiedenis van de Joden in België ongetwijfeld helemaal anders verlopen. Jean-Philippe Schreiber: ‘De instelling was essentieel voor de structurering van de Joodse gemeenschappen. Ze zette zich in voor de politieke en juridische integratie van Joden, en leerde hen de taal van het land en de profane cultuur. Bovendien trachtte het Consistorie de Joden ook economisch te integreren, door hen te stimuleren andere dan de traditionele beroepen uit te oefenen. Maar dat is niet altijd gelukt.’

Veel Joden bleven hangen aan de vertrouwde commerciële en artisanale sectoren. Ze werkten in de diamantsector als klovers of slijpers. Ze dreven koosjere voedingswinkels, leerlooierijen en confectiezaken, of ze waren wissel-agent of verkoper. Sommige Joden waren grote graanhandelaars – de meesten van hen waren afkomstig uit de Baltische staten, waar ze hun beroep hadden geleerd. Anderen verdienden de kost met een vrij beroep. Tot het einde van de 19e eeuw telde de Joodse gemeenschap ook enkele grote ban-kiersfamilies.

‘Brussel was in de 19e eeuw hét beslissingscentrum van het Jodendom in België’, zegt Schreiber. Het was de stad met de meeste Joden van het land. Maar rond de eeuwwisseling sloeg de balans door in het voordeel van Antwerpen. Dat fungeerde toen als een tussenstation voor Joodse migranten die onderweg waren naar de Verenigde Staten. Velen bleven uiteindelijk toch in Antwerpen wonen. ‘Demografisch woog Antwerpen vanaf 1900 zwaarder door dan Brussel’, aldus Schreiber. Antwerpen telde op dat moment volgens schattingen 6400 Joden, Brussel 5600. Daarbij kwam dat Antwerpen in dezelfde periode Amsterdam van de troon stootte als het wereldcentrum van de diamant. Kort voor de migratiegolf werden de diamantmijnen in Zuid-Afrika en Belgisch Congo ontdekt. De Joden, die vaak al in de diamantsector actief waren, gingen zich specialiseren.

In de eerste helft van de 20e eeuw ging de rivaliteit tussen de twee steden onverminderd door. Maar toen Antwerpen tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaarder werd getroffen door de Jodenvervolging dan Brussel, nam de laatste stad het heft weer in handen. Schreiber: ‘Nadien hebben de gemeenschappen geprobeerd een evenwicht te vinden. Maar ook nu is dat moeilijk. De symbolische strijd gaat nog altijd door. Het Consistorie houdt zich vandaag alleen bezig met de religieuze aspecten van het Jodendom. Het vertegenwoordigt de zeventien erkende (religieuze) gemeenschappen van het land. In die zin is het een soort unitaire instelling. Maar de politieke vertegenwoordiging van het Jodendom heeft zowel een Antwerpse als een Brusselse variant. Het Comité de Coordination des Organisations Juives de Belgique (CCOJB) is de koepelorganisatie van de Franstalige verenigingen, het Forum der Joodse Organisaties overkoepelt die van Antwerpen. De Joodse gemeenschap in België is er nooit in geslaagd zich te scharen achter één politieke belangenorganisatie.’

DOOD VAN EEN CONCIËRGE

Vandaag blijft de perceptie bestaan dat Antwerpen de meest orthodoxe stad van beide is – een cliché dat volgens sommige Brusselse seculiere Joden ook helemaal klopt. ‘Toch telt Antwerpen ook een belangrijke groep niet-religieuze Joden. Ze houden zich op de achtergrond, mogelijk omdat ze niet mainstream zijn en vrezen dat ze gemarginaliseerd zouden kunnen worden’, zegt Schreiber. Brussel telt zeker ook heel wat seculiere Joden. Er is zelfs een trend naar een steeds verdergaande secularisering. Het Brusselse Centre Communautaire Laïc Juif van David Susskind speelt daarin een belangrijke rol.

Toch zijn ook de religieuze Joden in Brussel belangrijk. Maar ze hebben het soms zwaar. Vroeger leefden ze vooral geconcentreerd rond de synagoge in Anderlecht, maar daar wonen niet langer de meeste orthodoxe Joden. Sommigen trekken dan ook weg uit Brussel, ook al werd in de jaren tachtig in Vorst een nieuwe orthodoxe synagoge opgetrokken. Sylvain Landau, de vertegenwoordiger van de orthodoxe gemeente van Anderlecht bij het Consistorie, woont bijvoorbeeld al sinds 1989 in Antwerpen. ‘Ik ben sterk gehecht aan mijn gemeente in Brussel. Maar nadat de dichtstbijzijnde synagoge de deuren moest sluiten, omdat de conciërge was overleden, moest ik een uur lang wandelen tot de eerstvolgende. In Antwerpen kan ik mijn religie veel comfortabeler belijden.’

Bestaat het gevaar dat de orthodoxe gemeenschap verdwijnt uit de hoofdstad? ‘Dat geloof ik niet’, zegt Landau. ‘Telkens als we vrezen dat een gemeenschap uitdooft, krijgt ze een nieuwe impuls. Ook nu weer: twee groepen jonge rabbijnen hebben in Brussel onafhankelijk van elkaar een Europees Centrum voor Rabbijnen opgezet.’ Of zij een significante groep orthodoxe Joden naar Brussel kunnen halen, valt te betwijfelen. De diamantwijk achter het station in Antwerpen en de straten eromheen bieden zoveel meer voordelen voor orthodoxe Joden.

MEER LEZEN: JEAN-PHILIPPE SCHREIBER, POLITIQUE ET RELIGION. LE CONSISTOIRE CENTRAL ISRAëLITE DE BELGIQUE AU XIXIEME SIECLE, BRUSSEL, EDITIONS DE L’UNIVERSITÉ DE BRUXELLES, 1995.

DOOR INGRID VAN DAELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content