EsaûPekka Salonen dirigeert in Brussel drie concerten rond het werk van zijn vriend en studiegenoot Magnus Lindberg.

U was in 1977 samen met Magnus Lindberg en Kaija Saariaho een van de wegbereiders van Korvat Auki (Open Oren): een componistenbeweging die in Finland een nieuwe stijl wilde creëren. Daarna bleef het lange tijd stil, nu lijkt uw drang om te componeren terug te zijn.

Esa-Pekka Salonen: Ik ben eigenlijk nooit echt met componeren gestopt. Maar mijn carrière als dirigent nam vanaf de vroege jaren tachtig zo’n hoge vlucht dat ik niet meer aan componeren toekwam. Tot dan beschouwde ik mezelf als een componist die ook dirigeert. Maar door de vele uitnodigingen bij belangrijke orkesten en festivals moest ik zoveel repertoire instuderen, zoveel repeteren en reizen, dat het al snel niet te combineren bleek.

Een andere reden is dat ik niet echt meer wist wat ik moest componeren. Ik zat met een stilistisch dilemma. Ik ben in een strikt modernistisch milieu opgegroeid. Mijn vroege werken waren sterk gebaseerd op de strenge leer van de Darmstadt-school, het integrale serialisme, hooguit nog beïnvloed door iemand als Witold Lutoslawski. Maar in de vroege jaren tachtig begon ik me te realiseren dat dit niet de muziek was die ik wilde schrijven. Ik wist alleen nog niet wat ik dan wél wilde maken.

Was u te veel onder de indruk van de ervaringen die u opdeed bij het dirigeren en bestuderen van andere werken?

Salonen: Voor een deel wel. Ik werd sterk beïnvloed door de muziek die ik dirigeerde. Niet alleen door nieuwe muziek, maar ook door het betere werk uit het grote repertoire. Ik begon te beseffen welke aspecten van muziek mij interesseren, ontroeren, plezier bezorgen en opwinden. Uiteindelijk voelde ik dat de tijd rijp was om weer orkestwerken te componeren. Ook al omdat ik ondertussen de mogelijkheden van alle instrumenten heel goed had leren kennen. Ik maakte me er geen zorgen meer over of wat ik schreef wel bon ton was. Ook het feit dat ik in verschillende landen gewoond heb, en de jongste tijd in Zuid-Californië, heeft meegespeeld. Daardoor voelde ik me vrij om wegen te verkennen die in de hedendaagse muziek niet meer uitgediept worden: het fysieke van klank, directheid van expressie, een rijke sonoriteit.

In het boekje bij uw nieuwe cd suggereert Ikka Oramo dat er een autobiografisch element in uw muziek zit.

Salonen: Tot op zekere hoogte zijn alle werken van iedereen autobiografisch. Ze weerspiegelen altijd wel iets van je gemoedstoestand in een specifieke periode. Ik ben er zeker van dat ik niet dezelfde persoon zou zijn als ik altijd in Europa was gebleven.

Is het waar dat u zich een beetje verpletterd voelde door de molen van het leven? Heeft dat u ertoe aangezet bepaalde dingen te componeren?

Salonen: Ik hield in de jaren tachtig niet zo erg van mijn leven. Ik vond het best opwindend dat ik met al die goede orkesten kon werken, maar de druk was te groot. Ik had echt het gevoel dat ik te vroeg bij bepaalde orkesten kwam, en dat ik bepaalde werken te vroeg dirigeerde. En ik verlangde heel erg naar de eenzaamheid en traagheid van het componeren, dat is totaal tegengesteld aan dirigeren. Het leven van een dirigent gaat heel snel: vliegtuig nemen, twee dagen repeteren, een concert geven, applaus krijgen en dan weer naar de volgende plek. Het is een soort instant coffee-leven. En je moet ook haast constant met mensen interageren: orkesten, managers, journalisten. Componeren is daarentegen een heel eenzame bezigheid: het slorpt minder fysieke energie op. En daar verlang ik echt naar.

Is dat iets wat u sommigen van uw vrienden benijdt?

Salonen: Natuurlijk. Maar niemand heeft me gedwongen om te dirigeren. Ik ben vrijwillig in die richting gegaan en soms voelde ik me erin verstrikt: gevangen in iets wat eigenlijk niet het juiste ding was om te doen. Maar ik ben wel dankbaar dat ik door die molen ben gegaan. Na twintig jaar professioneel dirigeren ken ik het vak en het wereldje wel. Ondertussen heb ik de carrières gevolgd van onder meer Magnus Lindberg, Kaija Saariaho, George Benjamin, John Adams en Oliver Knussen. Het mooie van componeren is dat je je levenswerk beetje bij beetje opbouwt, terwijl dirigenten gewoon komen en gaan.

U krijgt toch steeds betere orkesten en de beste solisten voor u?

Salonen: Ik voel een sterke drang om dingen op te bouwen waar ook na mijn leven nog iets van overblijft. Het meest bevredigende dat me de jongste tijd is overkomen, is het Los Angeles Philharmonic. We hebben het orkest verder ontwikkeld en nu zijn we bijna op het punt aanbeland dat heel het muziekleven er ingrijpend zal veranderen met de voltooiing van de nieuwe concertzaal. Daar hou je een gevoel aan over dat bijna zo goed is als componeren.

Het dirigeren zelf geeft u maar matige voldoening?

Salonen: Het is een andere bevrediging dan bij componeren. Ik beleef aan twee dingen plezier: als ik na een dag sleutelen flink gevorderd ben met een compositie en op de wonderlijke momenten dat ik een geweldig orkest in een echt meesterwerk dirigeer en plots voel dat iedereen in volledige harmonie met elkaar is. Ik zou niet meer kunnen leven zonder de mogelijkheid om dat laatste af en toe nog eens te voelen. Dat is wonderlijk. Maar daar staat heel veel routine tegenover, die heel vervelend kan zijn.

Zal u uw dirigeerwerk terugschroeven?

Salonen: Daar ben ik al een paar jaar mee bezig. Maar ik zal het nog verder beperken. Als chef-dirigent blijf ik natuurlijk de vastgestelde weken in Los Angeles. Dat is ook goed zo. Maar het zijn de gastdirecties die veel tijd opslorpen. Ik wil nu echt een paar jaar uitproberen hoe het me bevalt om een componist te zijn die af en toe eens dirigeert, in plaats van omgekeerd.

Salonen: Nee, gewoon omdat het programma’s moesten zijn die de muziek van Magnus helpen begrijpen en er aspecten van verduidelijken. Daarbij komt het inderdaad zo uit dat we veel gemeenschappelijke muzikale interesses hebben.

De gekozen muziek komt uit Oost-Europa en Rusland, terwijl u beiden toch westers gevormd bent.

Salonen: Dat is gedeeltelijk toevallig: het zijn allemaal werken waar we allebei erg van houden. Maar het is ook een klemtoon die we wilden leggen. Finland ligt geografisch tussen Europa en Rusland. De Finnen hebben zich cultureel en politiek altijd graag als volledig westers geprofileerd. Tot op grote hoogte klopt dat ook. Maar er is ook altijd een sterke oosterse invloed in onze cultuur geweest, die de jongste tijd wat verdrongen is. En het leek ons interessant om Lindbergs muziek eens van de andere kant te benaderen: de verwantschap met Jan Sibelius uiteraard, maar ook met de Russische (Stravinsky en Mussorgsky) en met de Oost-Europese muziek (Bartok, Lutoslawski). Een andere kijk op zijn muziek dus.

Waarin ligt die verwantschap?

Salonen: De grootste oosterse invloed is volgens mij een gemeenschappelijke opvatting van muzikale vorm als iets dat organisch evolueert. Witold Lutoslawski is een heel goed voorbeeld van iemand die veel tijd en energie heeft gestoken in het creëren van nieuwe muzikale vormen, als iets op zichzelf betekenisvols en wezenlijk belangrijks. Dat is iets wat Magnus Lindberg erg beïnvloed heeft. En het belang van Sibelius is dat hij een groot vernieuwer van de muzikale vorm is geweest. Denk aan zijn zesde en zevende symfonie, Tapiola of de muziek bij The Tempest: uniek van vorm, en door en door organisch _ als een organisme in plaats van een mechanisme. Dat is iets wat Magnus nu al twintig jaar probeert te doen. En ik ook: muziek maken die werkt als een organisme, die naadloos en vanuit zichzelf in iets anders doorgroeit.

Hoe sterk voelt u zich als componist met Magnus Lindberg verwant?

Salonen: We werken al samen sinds we zestien waren. Ik ken zijn muziek heel goed en ik ken hém heel goed. Ik kan me mijn leven niet meer voorstellen zonder zijn muziek. Die heeft er altijd deel van uitgemaakt. We hebben elkaar dan ook zeker sterk beïnvloed. We hebben honderden uren samen gediscussieerd over muziek en daar honderden _ misschien wel duizenden _ biertjes bij gedronken. Er zijn vast heel wat dingen die we gemeen hebben. Maar als componisten zijn we natuurlijk helemaal anders.

Wat zijn voor u Lindbergs beste werken?

Salonen: Moeilijk te zeggen. Er zit heel wat fantastische muziek tussen. In de kamermuziek is mijn absolute favoriet zijn stuk voor twee piano’s en percussie, toevallig net het stuk waar we deze concertreeks naar genoemd hebben: Related Rocks. En veel van zijn orkestwerken zijn echt briljant: Cantigas, Fresco… Zijn Celloconcerto vind ik ook een heel mooi werk.

Jo Paumen

[{bull}] Esa-Pekka Salonen dirigeert het Philharmonia Orchestra in het Brusselse PSK in drie concerten rond het werk van Magnus Lindberg. Kaarten: Filharmonische Vereniging van Brussel (02-507 82 00).

[{bull}] Op cd ‘L.A.-Varations’ zijn de Los Angeles Philharmonic, London Sinfonietta, Dawn Upshaw, Anssi Karttunen te horen o.l.v. Salonen (Sony Classical SK 891 58).

[{bull}] De release van Salonens opnamen van de werken van Magnus Lindberg is gepland voor maart 2002.

‘Het mooie van componeren is dat je je levenswerk beetje bij beetje opbouwt, terwijl dirigenten gewoon komen en gaan.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content