Tijden veranderen, steeds weer. Onze samenleving ziet er vandaag bijvoorbeeld al heel anders uit dan tien jaar geleden. We leven, wonen, werken en denken anders, maar beseffen dat vaak niet.

Die levenshouding weerspiegelt zich in de hele maatschappij. Het klassieke, westerse gezinspatroon verdwijnt: koppels trouwen minder en stellen gezinsuitbreiding uit. Ook de traditionele betekenis van het huwelijk is verdwenen. Het is niet langer een expliciete aanduiding van de overstap naar volwassenheid, het begin van een seksueel leven of het startsein om kinderen te krijgen. ‘In vergelijking met tien jaar geleden is er een grote evolutie in de manier waarop gezinnen tot stand komen’, zegt Lesthaeghe. ‘Samenwonen en alleen leven, zitten duidelijk in de lift. In Brussel vormen alleenstaanden vandaag bijvoorbeeld 52 procent van de gezinnen. Ons land staat daarmee niet alleen. Vlaanderen voert op dit vlak immers een inhaalbeweging uit tegenover andere Europese landen, maar ook tegenover Wallonië. Daar worden twee keer meer kinderen geboren bij samenwonenden.’ De groeiende groep alleenstaanden bestaat uit jongeren, al dan niet financieel onafhankelijk van hun ouders, gescheiden volwassenen en weduwen(aars). Het gemiddelde huishouden wordt dus kleiner, door vergrijzing, ontgroening, het feit dat koppels sneller uit elkaar gaan en de stijgende groep alleenwoners.

DE NIEUWE HOTELGEZINNEN

Vlamingen vinden zelfontplooiing steeds belangrijker. Voor we settelen, willen we eerst een carrière, reizen, plezier maken met vrienden en van de wereld proeven. ‘Bovendien komt daar in Vlaanderen nog een materialistisch trekje bij’, aldus Lesthaeghe. ‘Wij willen eerst een auto en een huis, voor we aan kinderen denken. Als die kinderen er dan zijn, blijven ze _ vooral in relatief gegoede gezinnen _ langer thuis wonen om meer te kunnen sparen. Dat is het zogenaamde guilded nest-fenomeen: kinderen hebben geen reden om het huis te verlaten, want ze krijgen er vaak alle vrijheid. Daartegenover staan jongeren die autonomie verkiezen, terwijl ze financieel van ma en pa afhankelijk blijven. Tijdens de week wonen ze bijvoorbeeld op een studio en in het weekend wippen ze even in hun ouderlijke huis binnen. Zo ontstaan hotelgezinnen, waar iedereen een sleutel heeft en niemand weet wie wanneer thuis is.’

Veel jongeren wonen tegenwoordig eerst een tijd alleen voor ze eventueel gaan samenwonen. Zo leren ook mannen noodgedwongen huishoudelijke klussen doen en hebben ze dus geen excuus meer om die later aan vrouwlief over te laten. ‘Dat zou je inderdaad denken’, aldus Lesthaeghe. ‘Maar zodra een koppel gaat samenwonen, komt het rollenpatroon weer boven. Mannen helpen nu wel meer in het huishouden dan vroeger, maar ze doen nog steeds heel typische taken. Zo zal een man veeleer in de tuin werken en met de kinderen spelen, terwijl zijn vrouw het huiswerk van hun kroost controleert en meer verzorgende taken voor haar rekening neemt. Dat fenomeen komt ook naar voren bij mambo’s, mannen die weer bij hun ouders intrekken nadat hun relatie op de klippen is gelopen. Doorgaans neemt hun moeder de was en de plas dan weer op zich. Gescheiden vrouwen trekken daarentegen niet vaak weer bij hun ouders in.’ Het rollenpatronen zit er dus nog steeds goed ingebakken.

Wat wél verandert, is de gemiddelde leeftijd van de bevolking. De vergrijzing zet zich immers verder door. Samen met het feit dat er minder kinderen geboren worden, zorgt dat voor een omgekeerde bevolkingspiramide. En dat brengt de continuïteit van ons verzekeringssysteem in gevaar. Omdat dat systeem op de opeenvolging van generaties steunt, mag het aantal jongeren eigenlijk niet inkrimpen. Maar dat gebeurt nu wel. ‘Het is inderdaad een kwestie van demografie. Iemand die geen kinderen wil maar toch gaat werken, heeft recht op sociale zekerheid. Je verwerft dat recht omdat je werkt, niet omdat je kinderen hebt. Die kinderloze mensen dragen echter niet bij aan de continuïteit van het sociale systeem. Daarom wordt dat soort institutionele arrangementen steeds zwakker: de demografische poot is verdwenen.’

Almaar minder jongeren zullen dus voor een groeiende groep bejaarden moeten betalen. Bovendien stijgt de levensverwachting, dus moet er ook lánger betaald worden. ‘En elke nieuwe generatie is meer verwend’, zegt Lesthaeghe. ‘Ze willen goed leven, met de beste verzorging. Nu merken we al dat de geneeskundige uitgaven voor de tachtig- en negentigjarigen kleiner zijn dan die voor de zeventigjarigen, alhoewel die minder ziek zijn. Die oudere generatie is gewoon met minder tevreden. Dat zal in de toekomst problemen opleveren. Al is het eigenlijk makkelijk op te lossen: meer kinderen krijgen of immigranten binnenhalen. Enkele maanden geleden publiceerden de Verenigde Naties nog een rapport over het aantal migranten dat nodig is om de Europese bevolking weer stationair te krijgen. De kranten stonden er vol van, dat getal betekende een heuse uppercut. Maar eigenlijk was het gewoon een vertaling van het resultaat van jarenlange lage vruchtbaarheid.’

WERKEN VOOR JE HUIS

De jongste jaren zijn ook thuiswerk, deeltijds werk en jobs met heel flexibele werktijden toegenomen. Met dat soort arbeidsvormen willen werkgevers op de markt kunnen inspelen, maar ook de nieuwe way of life van de werknemers speelt een rol. ‘De toename van deeltijds werk kan door de expressieve waarden verklaard worden. Het betekent immers extra vrije tijd, tijd die doorgaans aan expressieve aspecten wordt gewijd. Veel tweeverdieners gaan deeltijds werken: twee keer een viervijfdeloon levert nog een behoorlijk bedrag op én veel extra tijd.’ Het aantal tweeverdieners is de afgelopen tien jaar trouwens gestegen. Maar die tendens houdt wel op aan de taalgrens. ‘Als ze het kunnen, willen Vlamingen het liefst twee lonen. Want hun huis moet worden afbetaald. Die materialistische trek is er veel minder bij de Walen, zij hechten minder belang aan het tonen van welvaart. Als het huis eenmaal afbetaald is, stoppen de meeste Vlaamse vrouwen met werken. Die jonge uitstapleeftijd valt in vergelijking met andere landen enorm op. Mijn buitenlandse collega’s begrijpen vaak niet waarom oudere vrouwen hier zo weinig werken terwijl er veel werkgelegenheid is.’

Ook de opmars van arbeidsbemiddeling op de open markt blijkt met die expressieve waarden verband te houden. ‘Via uitzendwerk kan sneller van job gewisseld worden. Vooral jongeren zijn daarvoor te vinden. In tegenstelling tot vroeger, toen je de stiel uitoefende waarvoor je gestudeerd had. Nu werken jongeren eens hier en dan daar, maken een reisje, verdienen weer wat geld, proeven van verschillende jobs. Dat past volledig binnen het idee van zelfontplooiing. Vroeger zouden ze je als een gek beschouwd hebben.’

Er is nog meer veranderd: vandaag ligt de levensloop van de mesnen niet meer vast. Het kan een aaneenrijging zijn van thuis wonen, alleen wonen, trouwen, scheiden, weer thuis wonen, een nieuwe relatie, weer samenwonen met eventueel kinderen van beide partners. ‘Er is één wezenlijke conclusie’, zegt Lesthaeghe. ‘Het leven wordt er niet makkelijker op. Een levensloop die je zelf moet opbouwen, is stukken moeilijker dan een voorgekauwde, geordende levensloop. Het is een leven met veel meer stress, dat psychologisch veel belastender is. Niet alleen voor de persoon zelf, maar ook voor zijn omgeving. Vrijheid is immers moeilijker te managen dan gebondenheid en morele en maatschappelijke zekerheden. Emotionele intelligentie is nu belangrijk. Mensen die hun draai kunnen vinden binnen al die erg atomische relaties doen het goed. Sommigen kunnen goed aftasten, velen verzeilen in isolatie. Daar bestaat geen institutioneel alternatief voor, je moet zelf een sociaal netwerk creëren.’

Hoezeer de nieuwe waarden ook hun opmars maken, de mens heeft altijd behoefte aan iets om op terug te vallen. Die basis wordt nu soms buiten onze eigen cultuur gezocht. Boeken over boeddhisme gaan bijvoorbeeld vlot over de toonbank, en religies en sekten trekken verweesde westerlingen aan. Soms wordt zelfs hun job een waarde op zich en vluchten mensen daarin. We zijn dus op zoek. ‘De oude waarden verdwijnen, en er is niet meteen een welomschreven alternatief. Maar er is ook een tegenstroom: Vlamingen zijn bijzonder kerktorengebonden. Ze onderhouden een sterke band met de geografisch vertrouwde zone. Vooral de plaatselijke geuren en klanken hebben een enorme zuigkracht, net daarom overleven onze dialecten. Ondanks de internationalisering en dat rijke aanbod van vreemde culturen globaliseren Vlamingen zeer traag. Voor de mensen van de kust begint na de polders bij wijze van spreken de Russische steppe. Die geografische gebondenheid is een tegenwicht voor het verlies van de andere banden, meer nog dan religie.’

Lieve Reynebeau

‘Vlamingen hebben een materialistisch trekje. We willen eerst een auto en een huis, voor we aan kinderen denken.’

‘Een levensloop die je zelf moet opbouwen, is stukken moeilijker dan een voorgekauwde, geordende levensloop.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content