‘Het Internationaal Olympisch Comité maakte een blunder die niet meer goed te maken valt’, zegt sinoloog Simon Leys, de befaamde chroniqueur van de Culturele Revolutie. ‘Het IOC had moeten weten dat de Chinezen de mensenrechten nooit hebben gerespecteerd en dat ook nooit zullen doen.’

De Belgische sinoloog Simon Leys, geboren Pierre Ryckmans, die in de jaren zeventig met zijn Ombres Chinoises Peking zwaar ontstemde, praat nog zelden over politiek. Maar nu het olympische circus voor de stadspoorten staat, zijn de recente schaduwen over China nog lang niet verdwenen. Op verzoek van Knack gaf Leys vanuit Australië zijn mening over wat er in de Volksrepubliek gaande is.

‘Het is om te beginnen een onvergeeflijke blunder geweest om de Olympische Spelen aan China toe te wijzen’, zegt Leys. ‘Communistisch China heeft nooit de mensenrechten gerespecteerd, en er bestaat ook niet de geringste verwachting dat het dat in de toekomst zou kunnen of willen doen. Dat zou betekenen dat China zichzelf voor de gelegenheid helemaal zou verloochenen, iets wat tegen zijn diepste natuur indruist. Het Internationaal Olympisch Comité geeft de indruk dat het dat ooit heeft geloofd. Van hypocrisie gesproken!’

De Australische premier, Kevin Rudd, die bij u in Canberra sinologie studeerde, verklaarde aan de universiteit van Peking onomwonden én in het Chinees dat er in Tibet een probleem is met de mensenrechten. Toch is Rudd tegen een boycot van de Spelen.

SIMON LEYS: We hoeven niet meer Tibetaan te willen zijn dan de dalai lama, die zoals u weet geen voorstander is van een boycot van de Spelen. Met zo’n boycot van de wedstrijden zou je alleen maar de atleten straffen, en die hebben helemaal geen schuld aan de keuze van de locatie.

Maar in de huidige context van een bloedige repressie in Tibet en de schending van de mensenrechten in heel China, zie ik niet in hoe de leiders van democratische landen kunnen deelnemen aan de openingsceremonie zonder hun zelfrespect te verliezen.

In uw observaties van het Maotijdperk hebt u vaak dezelfde patronen ontdekt als in het traditionele China. Zijn die cultuurpatronen in het huidige China nog terug te vinden, of is er de laatste jaren iets wezenlijks veranderd?

LEYS: Er is een zinnetje van de schrijver William Faulkner dat heel erg van toepassing is op China: ‘ The past is not dead, it is not even past’ (‘Het verleden is niet dood, het is zelfs niet eens verleden tijd’, nvdr). In China zijn sommige zaken nooit helemaal verteerd. Denk aan de tragedies van de negentiende eeuw, waarbij het land onder de voet werd gelopen door vreemde mogendheden. De herinneringen aan die vernederingen smaken nog altijd bitter.

Buitenaf bekeken komt de kwestie-Tibet erop neer dat Tibet net zo Chinees is als Algerije destijds Frans was. Dit zijn koloniale toestanden. Maar in de ogen van de Chinezen is dat een pijnlijke interne kwestie. Zij zien het zo: het buitenland zweert alweer samen om China een stuk heilige vaderlandse grond af te pakken. Tijdens de opstand in Tibet in 1959, toen de Chinese troepen Lhasa, overrompelden, studeerde ik in Taiwan. Ik hoor nog altijd een van die hoge omes van de Kuomintang (Chinees-nationalistische partij in Taiwan, nvdr) zeggen: ‘Er zit één goede kant aan de zaak: dat de communisten ons voorgoed zullen verlossen van dat oude Tibetaanse probleem!’ De man in kwestie was een eersteklas communistenvreter, maar voor één keer bekeek hij diezelfde communisten met een gevoel van dankbaarheid.

Zijn er dan geen Chinese intellectuelen die zich een serenere mening kunnen vormen?

LEYS: Om de reacties van de Chinese bevolking ten opzichte van de Tibetanen te begrijpen, moet je terugdenken aan de reacties in de Sovjet-Unie op de revolte van de Hongaren, de Tsjechen en de Polen. De modale Sovjetburger, die al moest vechten voor zijn eigen bestaan, koesterde bitter weinig sympathie voor de opstandelingen. ‘Waar klagen ze over?’ klonk het toen bij de Rus in de straat. ‘Ze voelen zich tekortgedaan en in hun rechten beknot. Maar wat moeten wij dan zeggen?’

Het is vandaag heel moeilijk om een massa warm te doen lopen voor de idealen van de democratie. Maar het vergt dan weer weinig moeite van de autoriteiten om de nationalistische en patriottische onderbuikgevoelens bij de bevolking aan te wakkeren, en daar politiek munt uit te slaan. Zelfs veel van de jonge Chinezen die in het buitenland studeren, en daardoor voor een groot stuk aan de controle van de autoriteiten ontsnappen, geven gevolg aan de oproep des vaderlands en onthalen de olympische fakkel met bloemen en vlaggen.

U kwam de voorbije maanden paradoxaal genoeg niet met de Chinese maar met de Belgische ambtenaren van Buitenlandse Zaken in aanvaring. En dat over het feit dat uw kinderen plotseling de Belgische nationaliteit werd ontzegd die ze altijd al gehad hebben. U noemt het ‘mijn laatste strijd’. Wat is er gebeurd?

LEYS: Een Chinese vriend die het goed met me meent, zei me onlangs op licht sarcastische toon: ‘Het is aandoenlijk dat je bekommerd bent om de mensenrechten in China, maar zou je niet eens beginnen met je zorgen te maken over de mensenrechten in België?’ Kijk, indien mijn kinderen een wet hadden overtreden en indien het maar om een individueel geval zou gaan, dan zou ik daar niet zo tegen ingaan. Maar Buitenlandse Zaken in België overtreedt zelf flagrant wetten. De zaak van mijn kinderen is geen alleenstaand geval.

U bedoelt dan de manier waarop mensen zonder papieren in België behandeld worden?

LEYS: Ja, beslist. Dramatisch is dat. Er zijn dagelijks honderden, letterlijk honderden, mensen zonder enig verweer die het slachtoffer worden van diezelfde bureaucratische willekeur. Ik vind het niet meer dan mijn plicht om zo’n schandaal aan te klagen.

Heeft in het geval van uw kinderen ook een racistische reflex van de ambtenarij meegespeeld?

LEYS: De wet eist dat Belgen die in het buitenland zijn geboren en permanent buiten België wonen, op hun 28e verklaren dat ze hun nationaliteit wensen te behouden. Als ze dat niet doen, verliezen ze die. Maar Belgen die geen tweede nationaliteit bezitten, hoeven die verklaring niet af te leggen. Dat is het geval met mijn kinderen: ze zijn uitsluitend Belg. Daar waren de Belgische consulaten ook altijd van op de hoogte, en toen ze 28 werden is ook vastgesteld dat ze onder die specifieke regeling vielen. Ze hebben om de vijf jaar probleemloos hun paspoort vernieuwd. Maar bij hun jongste aanvraag, in december 2006, werd die ineens verworpen. De nieuwe consul, juffrouw Nille Van Hellemont, heeft – zonder de consulaire archieven te raadplegen – menen te moeten besluiten dat ze altijd al een tweede nationaliteit hebben gehad en dus al elf jaar lang geen recht meer hadden op de Belgische.

Volgens haar zijn het vermoedelijk Chinese onderdanen – en dan nog van de Volksrepubliek, van Peking – want ze heeft vastgesteld dat ze ‘in Hongkong zijn geboren uit een Chinese moeder’. In werkelijkheid zijn ze in de Britse kroonkolonie geboren uit een Belgische moeder. Het zou net hetzelfde zijn als een Belg, geboren in Warschau maar die al veertig jaar in New York woont, plotseling zijn paspoort geweigerd wordt waarbij de consul alleen maar weet te zeggen: ‘We stellen vast dat de meisjesnaam van uw moeder Rosenblum is; we hebben dus een goede reden om aan te nemen dat u Joods bent en vermoedelijk zelfs een crypto-Israëliër.’

Het is van zo’n afzichtelijke domheid, dat je het haast niet kunt geloven. Mijn zonen dachten eerst dat het om een smakeloze grap ging. Toen Kafka zijn vrienden hardop voorlas uit Het proces, lagen die ook over hun stoel geplooid van het lachen, maar we weten intussen hoe het is afgelopen.

En zodoende is het statuut van mijn kinderen sinds eind 2006 dat van mensen zonder papieren.

Wat nu?

LEYS: Indien het ministerie van Buitenlandse Zaken gewoon had kunnen toegeven dat onbekwame ambtenaren een flater hadden begaan, dan was alles in vijf minuten rechtgezet. Maar jammer genoeg is in dit soort zaken de zorg van het ministerie niet waarheid en recht te herstellen, zijn enige bekommernis is ervoor te zorgen dat de almacht en onfeilbaarheid van de administratie niet worden aangetast. Of zoals Jan Grauls, als voorzitter van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken het destijds uitdrukte: ‘Het is mijn plicht mijn ambtenaren te verdedigen’. We zijn echter zo naïef te geloven dat de eerste plicht van een voorzitter van een grote overheidsdienst is de dienstverlening aan het publiek te garanderen.

Mijn zonen hebben de zaak nu voor de rechter gebracht, waarbij het ministerie nog alles in het werk stelt om de discussie te vermijden en de zaak op de lange baan te schuiven. In tegenstelling tot de bureaucraten hebben wij het volste vertrouwen in de Belgische justitie.

Nog dit: het uiteindelijke doel van de wet waarop men zich in ons geval beriep, is de verhindering van de dubbele nationaliteit. Maar zowat een jaar geleden heeft België zich achter de andere EU-landen geschaard die de dubbele nationaliteit toelaten. Het gevecht dat het ministerie met ons wil aangaan, is dus zonder voorwerp. Maar dat doet niets af aan hun hardnekkigheid.

DOOR MARCEL VAN NIEUWENBORGH

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content