In de kaskraker The Godfather II uit 1974 viert de maffialeider zijn 67e verjaardag. Hij snijdt een taart aan in de vorm van het eiland Cuba en verdeelt de stukken onder zijn zonen en familieleden: Franky krijgt de prostitutie, Tonio de goktenten, een andere de drugs en zo gaat dat door tot de Godfather bij wijze van conclusie mijmert hoe goed het is in een land te leven waarin de regering het privébezit respecteert.

Het schandaal dat Washington dezer dagen wakker houdt, zal bij velen deze beroemde scène in herinnering brengen. Congresleden en leidende figuren van de Republikeinse Partij aten uit de hand van Jack Abramoff. Hijzelf dacht dat hij door aan de juiste touwtjes te trekken de poppen kon laten dansen. Hij had zelf ook iets met The Godfather. Zijn vrienden vertellen hoe hij de Marlon-Brando-Corleone perfect kon imiteren. In het gezelschap van vertrouwelingen speelde hij graag de scène na waarin een corrupte politicus bij de maffiabaas komt bedelen om een percentje van de gokwinsten. Het antwoord: ‘Mijnheer de senator, ik zeg het u maar meteen. Mijn bod is: niets!”

De ster van Abramoff rees als een komeet in het universum van de Washington-lobbyisten. Hij noemt zich een diepreligieuze orthodoxe jood en staat dicht bij de extreemrechtse politieke vleugel van de Republikeinse partij. Hij had een netwerk van contacten in de hoogste kringen van de politieke macht. Hij ‘verkocht’ zijn politieke invloed onder andere aan de indianenreservaten, die riante inkomsten uit casino’s halen, en hij deelde baantjes uit aan familieleden van bevriende congresleden. Zijn val was even spectaculair. Binnenkort moet hij voor de rechter verschijnen op beschuldiging van onder meer belastingontduiking, fraude en actieve corruptie.

De lobbyist pleit gedeeltelijk schuldig, en dat bezorgt heel wat van zijn vroegere gunstelingen slapeloze nachten. Want het betekent dat Abramoff bereid is om te zingen, en hoe harder hij zingt hoe meer congresleden mee in de afgrond dreigen te worden gesleurd. Liefdadigheidsorganisaties varen er wel bij, want de politici struikelen over elkaar in hun haast om het geld dat ze van Abramoff kregen aan caritatieve doelen te schenken. President Bush ging hen voor door 6000 dollar campagnegeld van Abramoff aan de American Heart Association te schenken.

Voor één toppoliticus betekent het schandaal hoogstwaarschijnlijk nu al het einde van een veelbelovende carrière. Tom DeLay, de Republikein uit Texas, was tot vorig jaar meerderheidsleider in het Huis, maar moest er ontslag nemen omdat hij terechtstaat voor het witwassen van illegale campagnebijdragen. Die beschuldigingen zijn peanuts als de openbare aanklager kan bewijzen dat hij Abramoffs gunsten betaalde met wetgevend werk ten voordele van diens klanten, zoals indianen. DeLay, ook een goede vriend van president Bush, is niet de eerste de beste in de Republikeinse partij. Hij zorgde ervoor dat het traditioneel Democratische Texas Republikeins ging stemmen, al moest hij daarvoor op juridisch dubieuze gronden de kiesdistricten laten hertekenen.

Maar DeLay staat vooral bekend als iemand die op een formidabele manier fondsen kan verzamelen voor politieke campagnes. Zijn bijnaam is niet voor niets The Hammer – hij hamerde zo hard in op kapitaalkrachtige politieke sympathisanten tot ze hun chequeboekje tevoorschijn haalden. Veel Republikeinse kandidaat-congresleden waren op DeLay aangewezen om hun campagnes te financieren.

De Democraten zien in de Abramoff-affaire het bewijs dat de regering-Bush in een ‘cultuur van corruptie’ baadt. Maar ook sommige Democratische congresleden hebben boter op hun hoofd en geld van Abramoff op hun bankrekening. Voor de Amerikaanse kiezer ziet het ernaar uit dat de cultuur van corruptie heel Washington heeft aangetast.

JOHAN DEPOORTERE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content