Tegenpolen

De een is links, de ander een N-VA’er. De jongste is schrijver en stand-upcomedian, de oudste Vlaams Parlementsvoorzitter. ‘Kunstenaars zouden vaker met politici moeten discussiëren, want hun wederzijdse vijandigheid is grotendeels op misverstanden gebaseerd.’ Een debat in vier ronden.

Natgeregend stapt Joost Vandecasteele het Oostendse Vrijstaat O binnen. Hij is helemaal van het station komen lopen, over de Zeedijk. ‘Gisteren heb ik in Brussel nog veel meer gestapt op de solidariteitsbetoging voor de Palestijnen’, vertelt hij. ‘Heuvel op, heuvel af. En dat tempo! Ik ben voor de vrede, maar moet het nu echt zo snel gaan?’ Vandecasteele is schrijver, komiek en theatermaker maar bovenal ook een geengageerd mens. ‘Een politiek debat ga ik nooit uit de weg’, zegt hij. ‘Sterker nog: ik vind het mijn democratische plicht om eraan mee te doen.’

Gewapend met een stevige paraplu arriveert ook Jan Peumans. Hij heeft niet ver hoeven te rijden, want hij brengt met zijn vrouw en kleindochters een paar dagen in De Haan door. Ondertussen is de Vlaamse regering onder leiding van zijn partijgenoot Geert Bourgeois gevormd en weet Peumans dat hij de komende regeerperiode voorzitter van het Vlaams Parlement kan blijven. ‘Ik heb het gevoel dat we boeiende jaren tegemoet gaan’, zegt hij. ‘Op verschillende vlakken.’ Over de nieuwe Vlaamse minister van Cultuur, de inderhaast opgetrommelde liberaal Sven Gatz, zijn ze allebei wel te spreken. ‘Dat lijkt me iemand die voortvarend is in zijn denken, die niet bang is om keuzes te maken en zijn stempel zal willen drukken op cultuur en media’, zegt Vandecasteele. ‘Al is dat natuurlijk altijd nog afwachten.’

Ze gaan tegenover elkaar zitten aan een tafel op het podium. Duidelijk klaar voor een stevig debat. ‘Ik ben niet de woordvoerder van de culturele sector en dus heb ik het gemakkelijker dan jij’, bedenkt Joost Vandecasteele. ‘Ik kan vrijuit praten terwijl jij een politieke partij vertegenwoordigt.’ Maar al snel blijkt dat Jan Peumans zich daardoor niet laat afremmen. Integendeel. ‘Je vindt mij een vermoeiende mens, hé?’ lacht hij halverwege het gesprek. ‘Nee’, antwoordt Vandecasteele. ‘Maar ik vind je wel een raar figuur binnen je partij.’

De wederzijdse nieuwsgierigheid is groot. Urenlang stellen ze vragen, tasten ze elkaars grenzen af ook. Net voor hij naar De Haan terugkeert, vraagt Jan Peumans nog snel waar de dichtstbijzijnde boekhandel is. Hij wil Massa, Vandecasteeles voorlaatste roman, kopen voor op vakantie.

RONDE 1 : Linkse culturo’s versus de N-VA

JAN PEUMANS: In andere regio’s, zoals Catalonië, Schotland of Baskenland, komen linkse partijen op voor hun identiteit, maar in Vlaanderen lijken linkse mensen dat iets vies te vinden. Herinner je je nog het evenement ‘Niet in onze naam’, dat een paar jaar geleden in de Brusselse KVS werd georganiseerd? Dat was duidelijk tegen het Vlaams-nationalisme en dus ook tegen mijn partij gericht. Was jij daar trouwens bij?

JOOST VANDECASTEELE: Ik was niet uitgenodigd. Hoewel ik toen al tien jaar theater maakte in Brussel, waren ze me toch vergeten. Ze hadden waarschijnlijk genoeg aan Arno.

PEUMANS: Wie is Arno?

VANDECASTEELE: Meen je dat nu? We zitten hier in Oostende over cultuur te praten en jij vraagt wie Arno is?

PEUMANS: De zanger bedoel je? Ik ken veel Arno’s, hoor. Maar goed: ik had me destijds ingeschreven voor de tweede samenkomst in de KVS, maar toen werd de datum verschoven en kon ik er onmogelijk bij zijn. Ik heb de initiatiefnemers dan maar uitgenodigd voor een gesprek. Maar wie kwam opdagen? Dirk Tuypens, die acteur van de PVDA, en een mevrouw van het Brusselse Brecht Eisler Koor. Daar moest ik het mee doen. Die Tuypens heeft daar een uur gezeten zonder zijn mond open te doen en die mevrouw zei ook al niet veel. Al heeft ze me achteraf wel nog een cd van haar koor opgestuurd – heel vriendelijk, want ik hou van Eisler. Kristien Hemmerechts heb ik zelfs drie keer uitgenodigd, maar ze wou niet komen. Zogezegd omdat ze vond dat ík haar had moeten bellen, en niet mijn secretaresse. Onzin natuurlijk. Mijn secretaresse maakt al mijn afspraken en verder doet niemand daar moeilijk over.

VANDECASTEELE: Het is laf om niet in debat te gaan. Als mensen uit de culturele sector dat vaker deden, zou dat een paar misverstanden uit de wereld kunnen helpen. Ik ben ervan overtuigd dat het Vlaamse gedachtegoed van de N-VA niet de echte reden is voor de stroeve relatie met de cultuursector. Mensen die met kunst en cultuur bezig zijn, hebben het er vooral moeilijk mee dat de Vlaamse ontvoogding tegenwoordig een haast louter economisch verhaal is geworden.

PEUMANS: Als we in onze samenleving voldoende welzijn willen creëren, moeten we toch voor welvaart zorgen? De echt grote economische hefbomen zitten trouwens nog altijd op het federale niveau.

VANDECASTEELE: Dat bedoel ik net: de ontvoogdingsstrijd van de N-VA richt zich vooral op het naar Vlaanderen halen van meer bevoegdheden. Constant proberen jullie de mensen ervan te overtuigen dat ze gelukkiger zullen zijn als Vlaanderen meer middelen voor zichzelf kan houden. En ondertussen blijven jullie de Vlaamse ontvoogding afschilderen als een soort verzet tegen het Franstalige bewind: de PS-regering. Dat was zelfs de inzet van de verkiezingen van 25 mei, want toen zeiden jullie dat de mensen voor een fundamentele keuze stonden tussen een regering met de N-VA en een regering met de PS. De N-VA mag zich in naam van de Vlaamse zaak dus afzetten tegen het Franstalige bewind, maar de culturele sector mag niet tegen jullie ingaan.

PEUMANS: Van mij wel hoor.

VANDECASTEELE: Wat staat er in je partijprogramma? Dat cultuur een ‘gemeenschapsverbindende’ factor is. Dat klopt wel, maar daarnaast heeft cultuur ook een ‘gemeenschapsaanvallende’ functie: ze moet kritisch oppositie voeren tegen de maatschappij.

PEUMANS: Daar is toch niets op tegen?

VANDECASTEELE: Dat vind ik ook niet, maar waarom doet je partij die kritiek dan af als een conservatieve, bijna belgicistische aanval?

PEUMANS: Natuurlijk moeten mensen uit de cultuursector de mogelijkheid krijgen om tegendraads te zijn tegenover het establishment. Alleen begrijp ik niet waarom mijn partij de grote boeman is. Ik heb het al een paar keer gezegd: wie kan aantonen dat een N-VA’er in het parlement een opmerking heeft gemaakt die tegen het belang van de cultuursector ingaat, krijgt van mij twee bakken Duvel.

VANDECASTEELE: Wat dacht je van de uitspraak dat het idee om het Pieter De Coninckplein in Antwerpen tot Herman de Coninckplein om te dopen het meest idiote voorstel ooit is?

PEUMANS: Dat was dan ook uitlokking. Ze hadden evengoed een ander plein in een nieuwe wijk naar Herman de Coninck kunnen vernoemen.

VANDECASTEELE: Hoezo, uitlokking? Het ging erom dat Behoud de Begeerte, dat literaire evenementen organiseert, zich op het De Coninckplein vestigde en iets wou doen voor een heel belangrijke dichter. Ik kan er inkomen dat niet iedereen dat zag zitten, maar was het nu echt nodig om het over ‘het meest idiote voorstel ooit’ te hebben?

PEUMANS: Wie zei dat?

VANDECASTEELE: Je voorzitter.

PEUMANS: Ik ben niet verantwoordelijk voor wat mijn voorzitter zegt. En nogmaals: dat voorstel was duidelijk bedoeld om hem op zijn paard te krijgen. (zucht) Sommige dingen worden gewoon ontzettend opgeklopt. Neem de heisa rond de afbraak van The Sequence, het kunstwerk van Arne Quinze dat aan het Vlaams Parlement staat. Vorig jaar zei ik in mijn openingstoespraak voor het parlement dat het werk dit jaar zou worden afgebroken. Je had moeten zien wat er toen allemaal op de sociale media verscheen! ‘Zie je wel! Die cultuurbarbaar laat dat monument afbreken’, was de conclusie. Terwijl ik het uitgerekend een jaar langer liet staan dan de bedoeling was.

VANDECASTEELE: Uitspraken op de sociale media kun je toch niet vergelijken met wat een politicus in de krant of op televisie zegt? Als ik een column schrijf of een uitspraak doe, krijg ik ook vaak negatieve reacties vanuit flamingantenhoek.

PEUMANS: Het punt is dat sommige mensen zich niet in de ideeën van een ander willen verplaatsen. Ze hebben hun eigen overtuiging en wijken daar niet van af. Toen Siegfried Bracke nog journalist was, kwam hij eens bij me thuis om mijn vrouw te interviewen en zijn eerste vraag was: ‘Waar hangen de leeuwenvlaggen hier?’ Maar die heb ik helemaal niet. Ik ben wel een flamingant, maar geen romantische Vlaams-nationalist. Meer nog: van die onverdraagzame flaminganten moet ik niets weten. Er hebben er zo een paar in het parlement gezeten en ik ben heel blij dat ze weg zijn zodat ik niet meer op hun gezicht hoef te kijken. Al zitten mensen die zonder enige kennis van zaken anderen aanvallen natuurlijk niet alleen in Vlaams-nationalistische hoek.

VANDECASTEELE: Daar ben ik het mee eens. Het is geen eenzijdige vijandigheid: beide kanten hebben het gevoel dat ze verkeerd worden begrepen.

RONDE 2 : Elitaire versus toegankelijke kunst

VANDECASTEELE: Jullie beweren vaak dat mensen die zich met kunst en cultuur bezighouden in een ivoren toren zitten, maar dat klopt natuurlijk niet. Het is echt niet zo dat theaterregisseurs het liefst hebben dat er zo weinig mogelijk mensen naar hun voorstelling komen kijken, of dat kunstenaars altijd maar in hun eentje willen zitten experimenteren zonder dat iemand hun werk ziet.

PEUMANS:(lacht) Wie beweert dat? Mijn voorzitter weer?

VANDECASTEELE: Jij bent het daar niet mee eens?

PEUMANS: Er zijn natuurlijk kunstuitingen waarvan niemand snapt waar ze over gaan. Ze zijn heel elitair en worden ook door een select gezelschap gemaakt. Weet je wat? Ik zal je binnenkort eens uitnodigen voor een nieuwe tentoonstelling in het Vlaams Parlement. In sommige ruimtes zullen dan kunstwerken hangen die mijn kleindochter ook had kunnen maken. Moet kunnen. Het doet er ook niet toe wat sommigen daarover in de media zeggen. Het enige wat telt, is dat de overheid in haar begroting middelen uittrekt voor de cultuursector. En wie heeft daar iets over te zeggen? Niet Bart De Wever, maar wel de mensen die in naam van mijn partij ons standpunt over cultuur naar buiten brengen: Wilfried Vandaele, Marius Meremans en ook Lieven Dehandschutter.

VANDECASTEELE: En zij vinden niet dat kunst soms buiten de samenleving staat?

PEUMANS: Het probleem is dat die mensen nooit worden geciteerd. Als onze voorzitter uitspraken doet – en u weet dat hij de kunst verstaat om tegenstellingen nog wat uit te vergroten – staan die meteen op alle voorpagina’s. Maar in onze partij zitten dus nog andere mensen zoals er aan de linkerzijde ook andere partijen zijn dan de PVDA.

VANDECASTEELE: Als je in de verkiezingscampagne het gezicht van de voorzitter op alle affiches zet, moet je me achteraf niet komen vertellen dat ik niet naar hem hoef te luisteren.

PEUMANS: Bart de Wever is een heel intelligente man die zeer strategisch kan denken, en dus hebben we hem ook uitgespeeld. Maar ondertussen is onze partij verbreed en krijgen we ook input van mensen die er op sommige vlakken een andere mening op na houden. Iemand zoals Johan Swinnen, bijvoorbeeld.

VANDECASTEELE:(zucht) Die man zit in de raad van bestuur van de KVS en is voorzitter van het Toneelhuis. Als hij voorstellen doet op het vlak van cultuur, is dat vanuit die functies.

PEUMANS: Positief toch?

VANDECASTEELE: Helemaal niet! Dat kleurt jullie ideeën over cultuur. Of denk je dat het toeval is dat de N-VA de grote huizen meer macht wil geven? Waar ik me ook zorgen over maak, is dat men meer verantwoordelijkheid naar de gemeenten wil doorschuiven. Dat is slecht nieuws voor kleine gezelschappen. Ik heb dat destijds zelf meegemaakt met Abattoir Fermé: wij waren niet welkom in de Vlaamse culturele centra omdat het publiek zogenaamd nog niet klaar was voor onze voorstellingen. Maar als de mensen die nieuwe dingen niet te zien krijgen, zullen ze er natuurlijk nooit klaar voor zijn.

PEUMANS: Hoe kun je dat doorbreken?

VANDECASTEELE: In elk geval niet door de afzonderlijke gemeentes meer zeggenschap te geven over de cultuurprogrammatie. Want dan krijg je toestanden zoals in Zwevegem, waar ik ben opgegroeid: het gemeentebestuur weigerde een musical te laten plaatsvinden omdat die in het Engels was.

PEUMANS: Ronduit belachelijk! Daar krijg ik maagkrampen van.

VANDECASTEELE: Gemeentebesturen willen natuurlijk dat er zo veel mogelijk mensen naar hun cultureel centrum komen en dat heeft onvermijdelijk invloed op de programmatie. Zo worden er de laatste tijd veel stand-upcomedians geboekt omdat die meer volk aantrekken dan theatergezelschappen. Op den duur leidt dat natuurlijk tot een verarming van het aanbod. Dat is trouwens een gevaar dat ook de openbare omroep loopt als ze er van de overheid voor moet zorgen dat er genoeg mensen kijken.

PEUMANS:Je ne suis pas d’accord avec ça.

VANDECASTEELE: Daar ben ik blij om, maar uw partijgenoot Siegfried Bracke heeft wel in een debat gezegd dat de openbare omroep moet sluiten als haar kijkaandeel echt te klein zou worden.

PEUMANS: Ik luister alleen naar Klara.

VANDCASTEELE: Ja, dan zijn we uitgepraat natuurlijk. (lacht)

PEUMANS: In mijn ogen moet de overheid ook zenders als Klara en Canvas ondersteunen. Het is haar taak om niches in de markt de mogelijkheid te geven om te blijven bestaan. Je zou het kunnen vergelijken met een politieke partij: als jij morgen een nieuwe partij wilt beginnen, moet dat kunnen. De invoering van de kiesdrempel van vijf procent was dan ook de meest ondemocratische maatregel die ooit is genomen.

VANDECASTEELE: Je zegt dus dat de overheid ook kunst moet steunen die maar een heel klein publiek bereikt?

PEUMANS: Een tijdje toch. Als er na twee, drie jaar nog altijd maar twee man en een paardenkop komen kijken, moeten er natuurlijk wel conclusies worden getrokken. Dan moeten we ermee stoppen en de wetten van de markt weer laten spelen.

VANDECASTEELE: Onderschat de natuurlijke selectie in de cultuursector niet. Als niemand mijn boeken nog koopt, zal mijn uitgeverij die ook niet meer willen drukken en houdt het dus vanzelf op.

RONDE 3: Vlaams versus internationaal

VANDECASTEELE: Overtuigde Vlaams-nationalisten denken vaak dat kunstenaars hun Vlaamse cultuurgeschiedenis niet koesteren, maar dat doen we wel. De manier waarop sommigen schrijven, gaat bijvoorbeeld terug op Louis Paul Boon, en ons theater is onvermijdelijk door Maeterlinck beïnvloed. We hebben echt wel respect voor onze voorgangers, maar we uiten dat vaak op een manier die niet iedereen herkent. Louis Paul Boon eren, doe je niet door hem te kopiëren, wel door je net als hij af te zetten tegen de machthebbers en het establishment.

PEUMANS: Een cultuur heeft de meest uiteenlopende uitingen en die behoren allemaal tot de identiteit van het volk. Cultuur is geen gesloten geheel, er zijn altijd invloeden van buitenaf. Onze acteurs gaan in het buitenland werken, buitenlandse acteurs komen naar ons. Zo gaat dat nu eenmaal. Cultuur evolueert de hele tijd. Vandaag lezen we niet meer allemaal het werk van Felix Timmermans, en er is ook niemand meer die De Witte van Ernest Claes nog wil verfilmen. Maar dat is niet erg, want we hebben genoeg auteurs en acteurs, zowel in Vlaanderen als daarbuiten, die perfect in staat zijn om goede producties te maken.

VANDECASTEELE: Als ze daar middelen voor krijgen wel, ja. (denkt na) Toch voel ik me niet aangesproken door de manier waarop jouw partij, de grootste van Vlaanderen, het begrip identiteit invult. Daarom had ik het ook zo moeilijk met die fundamentele keuze die jullie de mensen tijdens de verkiezingscampagne opdrongen: wie zich niet in het model van de N-VA kon vinden, was automatisch een PS’er. Maar ik ben niet voor de PS!

PEUMANS: Wat ben je dan wel?

VANDECASTEELE: Ik ben een futurist. Ik ben heel optimistisch over de toekomst die ons op Europees en globaal niveau te wachten staat. Sinds 2010 woont meer dan vijftig procent van de wereldbevolking in een stad en dat is ook waar de toekomst zich zal afspelen. Maar wat doet de N-VA ondertussen? De Vlaamse identiteit bewaren door onder meer het landelijke Vlaanderen te beschermen. Jullie willen niet raken aan het recht van de middenklasse om nog overal met de auto naartoe te rijden en in een groot huis op het platteland te wonen.

PEUMANS: Mijn partij is misschien niet de grote voortrekker van jouw verstedelijkte toekomst, maar wij staan in de steden wel sterker dan op het platteland. Het landelijke Vlaanderen is altijd een typische CD&V-aangelegenheid geweest. Vandaar ook dat die partij zich zo tegen gemeentelijke fusies verzet.

RONDE 4: Frans versus Nederlands

VANDECASTEELE: Ik ben in Vlaanderen geboren en dus ben ik officieel een Vlaming. Maar doordat ik ondertussen een Vlaamse Brusselaar ben geworden, behoor ik vandaag tot een minderheid.

PEUMANS: Dat klopt en ik vind dat de manier waarop die minderheid door de Franstaligen wordt behandeld van grote onverdraagzaamheid getuigt. Keer op keer word ik op dat vlak met haatzaaierij geconfronteerd. Yvan Mayeur, de burgemeester van Brussel, weigert mij bijvoorbeeld goedendag te zeggen en wil ook niet naar onze 11 juliviering komen. Maar op de Waalse feestdag zit hij wel op de eerste rij. Zulke dingen maken me echt kwaad.

VANDECASTEELE: En terecht! In mijn ogen is dat een heel conservatieve houding.

PEUMANS: Nochtans noemt die man zichzelf progressief. Hij komt wel op voor de Palestijnen, maar spuwt ondertussen op de Vlamingen. Net als mevrouw Milquet trouwens. Respect is voor mij elementair en de Franstaligen hebben dat niet tegenover de Brusselse Vlamingen. Wij Vlamingen zijn zo verdraagzaam dat er in sommige Nederlandstalige scholen in Brussel tot 90 procent Franstalige kinderen zitten. In onderwijs dat door ons wordt betaald! Kun je je het omgekeerde voorstellen?

VANDECASTEELE: Al is het natuurlijk fantastisch dat er zo veel Franstalige kinderen naar het Nederlandstalige onderwijs gaan: zo groeit er een hele tweetalige generatie op. In Brussel worden er tegenwoordig trouwens veel meer talen gesproken dan Nederlands en Frans doordat er zoveel allochtonen wonen.

PEUMANS: Als je ergens woont, moet je met je buurman kunnen praten en dus is het van het grootste belang dat je de taal leert. Of je nu uit Vlaanderen, Wallonië of een ander land komt. Waarom denk je dat de werkloosheid onder allochtonen in Gent of Antwerpen zo hoog is? Omdat ze geen woord Nederlands verstaan, natuurlijk. Van mij mag iedereen thuis zo veel Turks spreken als hij wil, maar ouders moeten er wel voor zorgen dat hun kinderen de taal leren van de plaats waar ze wonen. Anders brengen ze hun toekomst in gevaar.

VANDECASTEELE: Aan de andere kant zijn er veel voorbeelden van allochtone mensen die de taal spreken maar toch geen werk vinden. Als Liesbeth Homans gelooft dat iemand met een allochtone naam die perfect geïntegreerd is geen enkel probleem ondervindt, getuigt dat van grote naïviteit. Wat wil je trouwens doen met al die mensen die in Brussel wonen omdat ze voor de Europese Unie werken en geen woord Frans of Nederlands spreken? Ga je het hen ook moeilijk maken?

PEUMANS: Nogmaals: mij gaat het erom dat je de taal moet leren van de plek waar je woont omdat je anders je eigen toekomst ondermijnt. Dat zeg ik omdat ik daarin geloof en niet om moeilijk te doen. Het uitgangspunt van mijn politieke denken is verdraagzaamheid. In een democratie zijn er altijd mensen die een andere mening hebben en dat moet je kunnen aanvaarden. Als jij zegt dat je het niet eens met me bent, mag ik dat vervelend vinden, maar ik mag het je daarom niet onmogelijk maken om boeken te publiceren. Mocht het ooit die richting uitgaan, dan ben ik hier weg. Dat beloof ik je.

Met dank aan Vrijstaat O voor de gastvrijheid (www.vrijstaat-o.be)

DOOR ANN PEUTEMAN EN JOS GEYSELS, FOTO’S PIETER CLICTEUR

‘Het is echt niet zo dat theaterregisseurs willen dat er zo weinig mogelijk mensen naar hun voorstelling komen kijken.’ (Joost Vandecasteele)

‘De invoering van de kiesdrempel van vijf procent was de meest ondemocratische maatregel die ooit is genomen.’ (Jan Peumans)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content